Wonderen en tekenen in de Bijbel

 

XI

 

Het Dierenrijk

 

Het gehele dierenrijk staat onder de onmiddellijke controle van God. Hij maakte de dieren, alle, Hij kent ze alle, zij behoren Hem alleen, en als Hij het wil, kan Hij de schepselen die Hij maakte gebruiken voor ieder doel dat Hij beoogt (Psalm 50 : 10-12).
In Job 39-41 geeft God een prachtige beschrijving van de kenmerken der verschillende dieren in Zijn antwoord aan Job.
Hij zegt dat Hij aan de struisvogel wijsheid heeft onthouden zoals Hij aan het paard kracht gaf en aan de valk macht om te vliegen. Hij leerde de gier om zijn nest te bouwer, in de hoogte. Sommige geleerden willen proberen uit te leggen dat al deze verschillen zijn ontstaan door verandering van omgeving, maar de Bijbel zegt ons, dat dit alles is volgens Gods eigen ontwerp.
Het is toch veel logischer om te geloven dat Hij ze aanpassend gemaakt heeft aan omgeving en omstandigheden, of dat Hij ze de macht gaf zich daarenboven enigermate aan te passen, dan dat de omstandigheden de grote verschillen zouden gemaakt hebben.

 

De Bijbel spreekt van verwoestingen die veroorzaakt zijn door zwermen van insecten, die God over het land stuurde. In Joël 2 : 25 spreekt Hij hierover en zegt: "Mijn groot leger, dat Ik onder u gezonden heb".
Bij de plagen in Egypte maakte God gebruik van kleine schepselen, om Zijn toorn ten uitvoer te brengen jegens het opstandige volk. In Exodus 8 : 19 lezen we dat Farao's geleerden zeggen: "dit is Gods vinger".
In vers 22 zien we dat het ongedierte geheel onder Gods controle staat. Het kon slechts dáár komen, waar God het toestond. In de achtste plaag zien we, dat God de sprinkhanen gereed had voor de overval, en dat Hij de dag van hun komst had vastgesteld.
Sprinkhanen hadden menigmaal Egypte geteisterd, maar "nooit tevoren was er zulk een sprinkhanenzwerm geweest en nooit nadien zal er meer zo een zijn" (Ex. 10 : 14). In de woestijn vliegen op Zijn bevel kwakkelen zó laag dat ze gemakkelijk gegrepen konden worden. Zij komen op Zijn bevel en vliegen precies op de plaats waar Hij ze besteld heeft.
De geschiedenis van Elia leert ons hoe roofvogels boodschappers van Jehovah kunnen zijn. Hij beval de raven, Zijn profeet te voeden bij de beek Krith, en dag aan dag onderrichtte God hen, waar zij brood en vlees konden vinden om het aan Elia te brengen.
De vissen zijn Hem even gehoorzaam als de andere schepselen. We zien dit in het evangelie-verhaal, als hun Maker op de aarde wandelt als de verachte van Nazareth. Hij wist alles van de vissen in het meer van Galilea; zij gehoorzaamden Zijn bevelen en in twee gevallen lezen we hoe Hij scholen van vissen sommeerde om in de netten van Zijn discipelen te zwemmen.

 

Zo vinden we nog vele voorbeelden die ons leren dat God staat boven al het geschapene als Degene die Zijn schepselen in Zijn macht heeft. Eén van de sprekendste vinden we in de geschiedenis van Jona, waar we lezen dat God zowel een vis als een worm beschikt om Zijn wil te volbrengen.

Tweemaal lezen we dat een leeuw God gehoorzaamt, om een ongehoorzame profeet te doden. In het eerste geval (1 Kon. 13 : 24-25) was de verslagene een geëerd profeet, die met een boodschap was gezonden naar Jerobeam. Wij kennen de geschiedenis. God keert nooit het gebod om, dat Hij heeft gegeven. Hoevelen zijn een weg gegaan, strijdig met de leiding die zij hebben ontvangen, door te luisteren naar de stem van anderen. De straf komt soms plotseling. Een leeuw wordt gebruikt door God om de profeet te doden, maar de wonderlijke wijze waarop dit geschiedt, herinnert ons aan Psalm 104 : 21, "de jonge leeuwen brullen om roof en begeren hun spijze van God". Hij verslond de profeet niet en waagde het niet de ezel aan te raken. Hij deed precies wat God hem beval en hield de wacht bij de gedode man. Het tweede geval vinden we in 1 Kon. 20, waar een profeet tot zijn metgezel zegt dat hij hem moet slaan. Het was een woord des Heren dat deze man niet opvolgt en een leeuw doodt hem. Misschien hebben we deze korte geschiedenis wel eens vreemd gevonden. Dit komt omdat niet voldoende de nadruk wordt gelegd op vers 36 "omdat ge niet geluisterd hebt naar de stem des Heren".
De twee mannen waren geen wildvreemden voor elkaar, zij waren beiden profeten, hetgeen uit de nieuwe vertaling duidelijk blijkt. De profeet werd dus gedood omdat hij het Woord des Heren niet had gehoorzaamd.
Als God zó de natuur van de leeuw onder controle heeft, behoeven we ons niet te verbazen dat, toen Zijn trouwe dienstknecht Daniël in de leeuwenkuil werd geworpen, God de muil der leeuwen toesloot. Het is van belang op te merken, dat in Hebr. 11 : 33 wordt gesproken van mannen die door het geloof "der leeuwen muil toestopten", terwijl Daniël zegt dat God Zijn Engel gezonden heeft om dit te doen.
Het geloof van de zijnen is voor God een oorzaak om te hunnen behoeve wonderen te doen.

 

Het is zeer leerzaam uit dergelijke wonderen op te merken hoe God de koning der dieren onder controle heeft. Wij zien dat de leeuwen geen macht kregen over Gods getrouwe en gehoorzame dienstknechten.

 

Wij worden door Petrus gewaarschuwd dat onze tegenpartij, de duivel, rondgaat als een brullende leeuw, zoekende wie hij zou kunnen verslinden. Wij kunnen uit de genoemde voorvallen leren dat Satan niet kan "verslinden hen, die in gehoorzaamheid wandelen". Hun ongehoorzaamheid geeft hem deze gelegenheid.
Er is een omtuining om Gods kinderen. Satan beklaagt zich hierover bij God ten opzichte van Job.
In Pred. 10 : 8 lezen we: "wie een muur doorbreekt, zal door een slang gebeten worden".
Als wij door de omtuining heenbreken, zoals de Israëlieten toen zij rebelleerden, zal de slang in staat zijn ons te bijten, als wij gehoorzaam zijn, zal de brullende leeuw onmachtig zijn.

 

Nog vele wonderen zien wij, waaruit we leren, dat de dieren Gods wil doen. Op Zijn bevel verscheuren twee berinnen twee en veertig kinderen; gaan de koeien die voor de wagen gespannen waren waarop de ark was geplaatst, regelrecht de weg op naar Beth-Semes; is er een ram op de top van de berg Moria gezonden, die met zijn hoornen in de struiken verward is; laat God de ezelin van Bileam spreken met mensenstem, enz.
Toen de Heer Jezus in de woestijn geleid werd om door satan verzocht te worden, was Hij bij de wildc dieren, maar zij konden hun Schepper geen kwaad doen.
Mochten we meer letten op wat Job zegt in hoofdstuk 12 : 7-10: "het gedierte zal ons onderrichten, het gevogelte zal ons inlichten en de vissen der zee zullen het ons vertellen".
Hij is de Almachtige, de mens wil het menigmaal niet aanvaarden. In Zijn hand is de ziel van al wat leeft en de geest van iedere sterveling.

B.L.

"Vrij naar het Engels."