De grondwaarheden van het Christendom.

De Drieëenheid.

Reeds in de dagen der apostelen Paulus en Johannes waren er valsche leeraars, die de hoofdwaarheden der Christelijke leer aantastten, en die de apostelen er toe brachten, het heilige, algemeene geloof te verdedigen. Doch het was te voorzien, - en de apostelen hebben het voorspeld, - dat na hun heengaan meerdere valsche leeringen zouden gepredikt worden, en de kudde niet zou worden gespaard door mannen, die uit het midden der kudde voortkwamen. - Een Christen van groote vermaardheid, die in de tweede eeuw leefde, heeft omstreeks het jaar 183 na Christus een omvangrijk werk geschreven, getiteld: "Tegen de ketterijen." Vele en groote kettersche leeringen werden in zijn dagen gepredikt, en in zijn boek heeft hij de voornaamste er van onderzocht en aan de hand van Gods Woord weerlegd. Daar was de Joodschgezindheid, met welke Paulus reeds zoo veel te kampen had. Daar was de Oostersche filosofie, voor welke Paulus zijn zoon Timotheüs waarschuwt als de valschelijk dusgenaamde wetenschap, (1 Tim. 6 : 20.) later bekend onder den naam van het gnosticisme, een stelsel, hetwelk aanspraak maakte op bovennatuurlijke kennis. Daar was de instelling van een afzonderlijken geestelijken stand, of het scheiden der Christenen in geestelijken en leeken. Daar was eindelijk, reeds in de dagen van Johannes, de loochening van de Godheid van Christus, die in de dagen van Keizer Constantijn een zekeren Arius er toe leidde, de leer der Drieëenheid te verwerpen.

Omdat dit laatste de grondslagen van het Christendom bedreigt, en den Persoon des Heeren aangaat, achten wij het noodig hierover onmiddellijk te spreken na onze uiteenzetting over de ingeving der Schrift.

De strijd vóór en tegen de leer der Drieëenheid, is een gewichtige, maar ook zeer heftige geweest, en heeft geleid tot de eerste groote scheuring in de Christelijke Kerk. Arius ontwikkelde onschriftuurlijke leeringen aangaande de Goddelijke Drieëenheid, en tastte de Godheid des Heeren Jezus aan. Hij stemde wel toe, dat Christus de allereerste en allerhoogste van alle wezens was, doch ook zelf een mensch als wij. Zoon en Geest ontzegde hij de wezenlijke en eeuwige Godheid. Wij weten, hoe heel anders de Schrift hieromtrent leert, en komen er later op terug. Maar vast staat, dat, wie den Bijbel aanneemt als Gods Woord, het Arianisme moet verwerpen als een lastering van den Verlosser, een aanranding van de waarheid Gods.

Tegenover deze Ariaansche kettersche gevoelens, handhaafde vooral een zekere Athanasius de waarheid der Schrift met groote kracht, en op edele wijze. Het eerste algemeene concilie te Nicea besliste eenparig, dat de leer der Drieëenheid moest worden gehandhaafd; en ook de wezenlijke Godheid van Christus: één met den Vader in wezen, in macht en heerlijkheid. En mede hieraan hebben wij het, door Gods genade, te danken, dat door alle eeuwen heen de leer der Drieëenheid en der Godheid van Christus als de eerste artikelen der Christelijke geloofsleer zijn gehandhaafd geworden.

Nergens in de Schrift vinden wij de leer der Drieëenheid beschreven. En toch komt ze er reeds van den aanvang af in voor. Bij de schepping lezen wij: "in den beginne schiep God." God is hier Elohim. Elohim is de meervoudsvorm van Eloah. (El.) - Zie ook Gen. 1 : 26: "Laat ons." - Toch is het volstrekt ongerijmd om van een meervoud in het Goddelijk Wezen te spreken. Daarom staat er ook niet: schiepen, maar schiep. Alzoo: Elohim schiep. Meer dan één, en toch één. Voorts komt reeds hier de Drieëenheid uit: Vader, Zoon en Geest. God, de Vader, riep alles in het aanzijn. (Mark. 13 : 19.) God, de Zoon, schiep alles. (Kol. 1 : 16; Hebr. 1 : 2.) God, de Heilige Geest, gaf het leven. (Gen. 1 : 2; "zweefde" kan ook worden vertaald door "broedde.")

Bij de nieuwe schepping komt deze zelfde Drieëenheid heerlijk uit. [1] Vader, Zoon en Geest zijn bezig in het behouden des zondaars. Eerst werkte God in het Oude Testament, en woonde Zelf in Israël op aarde. Maar de mensch luisterde niet. Toen kwam de Zoon op aarde, en werd waarachtig mensch. Maar ook naar den in hun midden wandelenden Zoon Gods hoorden de menschen niet. Daarna kwam de Heilige Geest op aarde wonen, en woont nòg hier: in de Gemeente en in elk geloovige persoonlijk. Maar ook de Geest werd verworpen. Israël heeft in de profeten God verworpen; daarna den Zoon gekruisigd; en eindelijk bij Stéfanus den Heiligen Geest verworpen. Maar ook de volken hebben hetzelfde gedaan. De Drieëenheid, die Zich in genade openbaarde, is niet erkend noch gehoord.

In den weg des behouds voor den zondaar, en in de redding van elk zondaar in 't bijzonder, treedt de Drieëenheid heerlijk aan den dag.

God zond Zijn Zoon. Alzóó lief had Hij de wereld. Hij zond Hem tot redding van den zondaar, en gaf Hem voor den zondaar over in den kruisdood. (Joh. 1 : 14; 3 : 15 en 16.) De Zoon, op aarde gekomen, was het Woord, dat in den beginne bij God en God was. (Joh. 1 : 2.) De Heilige Geest is de levengevende kracht. (Joh. 3 : 5; Titus 3 : 5.)

En in Lukas 15 komt het uit, hoe niet alleen de Drieëenheid den weg des behouds beraamde en baande, maar hoe zij ook werkzaam is aan het heil van ieder zondaar persoonlijk. In de gelijkenis van het afgedwaalde schaap vinden wij den Heere Jezus, die het verlorene nagaat; die Zelf Zich in moeite en lijden begeeft, om het afgedwaalde op te zoeken en te redden. In de gelijkenis van de verloren drachme vinden wij den Heiligen Geest, (evenals bij het broeden in Gen. 1 : 1 vrouwelijk voorgesteld; hier door een vrouw,) die licht ontsteekt in de duisternis, om den zondaar uit zijn schuilhoek te doen te voorschijn komen. En in de gelijkenis van den verloren zoon vinden wij den Vader, die den verlorene terug verwacht, en die met de armen uitgebreid den dood gewaande ontvangt, en hem als kind in huis neemt, en groote vreugde heeft.

 

Een heerlijke waarheid is de Schriftuurlijke leer der Drieëenheid! Vader, Zoon en Geest één God. [2] Voor den natuurlijken mensch een reden om aan de Goddelijke ingeving der Schrift te twijfelen, zooals hij eenzelfde reden vindt in de verschillende namen van God, en in de wijze, waarop deze gebruikt worden. Maar "de wijsheid dezer wereld is dwaasheid bij God," en "niemand kent hetgeen Gods is, dan de Geest Gods." De Heilige Geest kan ons alleen de schoonheid dezer dingen, de heerlijke overeenstemming der namen, enz., doen verstaan. "De Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods." (1 Kor. 2: 10-13.) En als wij ons door dien Geest laten leiden, verlustigen wij ons in de wijsheid en liefde Gods, die op zoo onderscheidene wijze Zich heeft geopenbaard met verschillende namen, overeenkomstig Zijn heerlijkheid en onze behoeften; buigen wij ons aanbiddend neer voor een drieëenig God! Drie personen in de Godheid, die ieder afzonderlijk handelen, maar toch één zijn, zoodat de Heer Jezus Zelf kon zeggen: De Zoon des menschen, die in den hemel is." Eén zijn, niet alleen in willen, in handelen, in voornemen, in overeenstemming der gedachten, maar ook één in Wezen. Niet drie personen op zichzelven staande, maar één God, onderscheiden in drie personen, die in natuur en wezen onafscheidelijk aan elkander verbonden zijn, en die dáárom als Eén handelen, één in gedachte en wil zijn, omdat zij één in Wezen zijn.

Natuurlijk is het waar, dat God, in tegenstelling met het veelgodendom der heidenen, als een eenig God is geopenbaard. En in zoover Vader, Zoon en Geest één in Wezen zijn, is het ook één God. De handelingen zelfs van de Drieëenheid is de handeling van Eén. Maar de volle openbaring van God, is toch de openbaring van God als een drieëenig God. En hoewel wij God als zoodanig reeds bij de schepping vinden, is eerst, toen Christus op aarde kwam, aan het licht getreden het heerlijk karakter der Drieëenheid.

De Zoon kwam om den Vader te verklaren, te openbaren. (Joh. 1 : 18.) Niemand kende den Zoon dan de Vader, noch iemand kende den Vader dan de Zoon, en aan wien de Zoon Hem (den Vader) wilde openbaren. (Matth. 11 : 27.) Die Hem zag, zag den Vader. (Joh. 14: 9.)

Vader, Zoon en Geest hebben niet dezelfde raadsbesluiten, maar slechts één raadsbesluit. Zoo is het ook met de handelingen, meeningen, doeleinden. Evenwel onderscheiden zij zich in de volvoering van het ééne besluit, de ééne handeling, enz. De Vader geeft het leven, de Zoon maakt levend, wien Hij wil; de Geest wekt het leven. De Zoon is opgevaren om gaven uit te deelen, en de Heilige Geest deelt de gaven uit aan wien Hij wil, maar dit is ook weer de wil des Vaders. De Vader zond den Zoon, en de Zoon zond den Geest. Maar toen de Zoon kwam, was Hij niet gescheiden van den Vader. "De Vader, die in Mij blijft, die doet de werken." (Joh. 14 : 10.) En als de Geest zou gekomen zijn, zou het niet buiten den Zoon zijn. "Al wat gij bidden zult in Mijnen naam, dat zal Ik doen." (Joh. 14 : 13.) De Heer Jezus wierp de booze geesten uit door den Geest van God, en toch wierp Hij ze uit.

Welk een volkomen eenheid! Niet een eenheid, die tot bereiking van een doel is tot stand gebracht; niet een eenheid, zooals bij ons, vereenigd als wij zijn door één Geest, die in ons allen woont. Maar een van eeuwigheid bestaande eenheid, waarin slechts één wil, één raadsbesluit is.

"Onze God en Vader Zelf, en onze Heer Jezus richte onzen weg tot u!'' zegt Paulus in 1 Thess. 3 : 11. Hier hebben we iets dergelijks als in Gen. 1 : 1. Er wordt hier van twee personen gesproken, en nochtans staat het werkwoord in het enkelvoud. Onze God en Vader en onze Heer Jezus richte! God, de Vader, en Christus, de Heer, vormen in Paulus' gedachten om zoo te zeggen één geheel, hoewel hij de personen duidelijk onderscheidt.

De Heer geve ons genade, om aan de heerlijke grondwaarheid der Drieëenheid vast te houden!

Doorgronden kunnen we haar niet. Maar om haar te kunnen verstaan, moesten we ook God zijn! Laat ons niet in de verborgenheden willen doordringen, maar eenvoudig ons neerbuigen voor een Drieëenig God, die te prijzen is tot in eeuwigheid! Hoe zal hetgeen eindig is, den Oneindige begrijpen? Doch God heeft Zich geopenbaard in Zijn Zoon, door den Heiligen Geest. En wij mogen gemeenschap hebben door den Geest met den Vader en den Zoon!


[1] Bij den doop van Jezus door Johannes werd de Drieëenheid als het ware zichtbaar. De stem des Vaders werd gehoord; de Zoon liet zich doopen; de Heilige Geest daalde op Jezus neder. - Hoewel de H.G. op den Pinksterdag door den Vader en den Zoon gezonden werd, (Joh. 14 : 26; 15 : 26.) kwam Hij ook Zelf. (Joh. 16 : 13.)

[2] De mensch heeft ook van deze leer een namaak in zijn godsdiensten. Zoo is de Drieëenheid volgens den Hindoe: wil, wijsheid en werkzaamheid. Zoo heeft Boeddha zich de Drievuldigheid gedacht als wil, offer en dienst. De Heelalsvader, leert hij, wil Zich openbaren; dit in begrensde vormen te doen is een offer; die vormen te onderhouden, is een dienst.