Jezus onderwijst
Wees barmhartig
zoals je Vader barmhartig is.
Oordeel niet,
dan zal er niet over je geoordeeld worden.
Veroordeel niet,
dan zul je niet veroordeeld worden.
Vergeef,
dan zal je vergeven worden.
Geef,
dan zal je gegeven worden;
- een goede,
- stevig aangedrukte,
- goed aangeschudde,
- overvolle maat
zal je worden toebedeeld.
Want de maat die je voor
anderen gebruikt, zal ook voor jullie worden gebruikt.
Jezus was een jood, afkomstig uit Nazaret in Galilea, het noorden van
Israël, en is geboren enkele jaren voor het begin van de
jaartelling. De naam Jezus is de Griekse vorm (eigenlijk:
Iêsous) van de Hebreeuwse naam Jesjoea en betekent: de Heer
redt. Deze naam kwam onder de joden veel voor.
De oudste informatie over Jezus staat in de vier evangeliën
(evangelie) van het Nieuwe Testament. Daarnaast zijn enkele elementen
van de brieven van Paulus en enkele apocriefe evangeliën
(apocriefen) van belang. Er is echter verschil van mening over de
historische betrouwbaarheid van deze evangeliën (zowel de
nieuwtestamentische als de apocriefe), aangezien zij enkele decennia na
Jezus’ leven of nog veel later zijn geschreven. Daarbij zijn
de schrijvers beïnvloed door de latere omstandigheden waarin
de vroegchristelijke gemeenschap toen verkeerde. Sinds de achttiende
eeuw zijn geleerden als Reimarus op zoek gegaan naar de zogenaamde
historische Jezus.
Volgens het Nieuwe Testament was de moeder van Jezus was Maria; volgens
de evangeliën van Matteüs en Lucas was zij zwanger
geworden door toedoen van Gods Heilige Geest en was zij maagd toen zij
Jezus ter wereld bracht. Maria was toen verloofd met Jozef, een
timmerman, die soms Jezus’ vader wordt genoemd. Ten diepste
beschouwde Jezus echter God als zijn vader en zichzelf als zoon van God.
Toen Jezus ongeveer dertig jaar was, heeft hij zich door Johannes de
Doper laten dopen. De evangeliën vermelden dat de Heilige
Geest toen op hem neerdaalde en dat God hem ‘mijn geliefde
Zoon’ noemde (Mat. 3:13-17; Luc. 3:21-23). Na veertig dagen
vasten in de woestijn, waar hij door de duivel op de proef werd gesteld
(Mat. 4:1-11), begon Jezus te verkondigen dat het Koninkrijk van God
nabij was en dat men zich hierop diende voor te bereiden (bergrede).
Zijn prediking stond in de lijn van Mozes en de oudtestamentische
profeten. Ook genas hij mensen van hun ziekten en dreef hij demonen uit
(Mat. 8-9). Zijn onderricht had vaak de vorm van gelijkenissen
(parabels), die zowel een verhelderend als een verhullend effect hadden
(Mat.13). Hij verwierf veel aanhang, maar bij de religieuze leiders
riep hij ook weerstand op. Zijn naaste leerlingen beschouwden hem
echter als de Messias ofwel de Christus. Na verloop van tijd heeft
Jezus zijn volgelingen er meermalen op voorbereid dat hij in Jeruzalem
gedood zou worden.
De getuigenissen over de duur van Jezus’ publieke
werkzaamheid variëren. In de evangeliën van
Matteüs, Marcus en Lucas wordt beschreven dat hij na zijn
optreden in Galilea naar Judea in het zuiden ging. Daar kwam hij kort
voor het joodse paasfeest in Jeruzalem aan, waar hij op aandrang van de
religieuze leiders door de Romeinse bezettingsmacht als een
opstandeling is gekruisigd. In het evangelie van Johannes wordt echter
verteld dat Jezus ten minste driemaal van Galilea naar Jeruzalem is
gereisd om daar het paasfeest te vieren; hieruit is af te leiden dat
zijn publieke optreden ongeveer drie jaar heeft geduurd.
Jezus duidde zijn dood aan als ‘een losprijs voor
velen’ (Mat. 20:28); hij wees er zo op dat mensen daardoor
zouden worden vrijgekocht uit de macht van het kwaad of de duivel. In
een ander beeld noemde Johannes de Doper Jezus het lam Gods dat de
zonde der wereld wegdraagt (Joh. 1:29). Jezus’ dood is
opgevat als een offer waardoor joden en niet-joden die in hem geloofden
met God verzoend werden (bijvoorbeeld Rom. 3:21-30; 5:1- 1; Heb.
9:11-28).
Jezus’ leerlingen hebben betuigd dat hij op de derde dag na
zijn kruisiging uit de dood is opgewekt, levend aan hen is verschenen
en hun nog enig onderricht heeft gegeven. Uit zijn optreden en uit het
getuigenis van zijn eerste volgelingen is het christendom voortgekomen.
Christenen hebben Jezus niet alleen beschouwd als Christus en als zoon
van God, maar ook als Heer, Verlosser en zelf ook God (bijv. Fil.
2:5-11).
Vanaf de vroegste tijd zijn er verschillende visies op Jezus geweest.
Volgens het evangelie van Johannes 1:1-18 was hij het vleesgeworden
woord van God, maar anderen betwistten dat hij als goddelijke gestalte
een echt mens was geworden (1 Joh. 4:1-3). In de tweede eeuw werd in de
gnostiek en in het marcionisme de opvatting gehuldigd dat Jezus de zoon
was van een hogere God dan God de schepper van het Oude Testament.
Volgens gnostici zou op de mens Jezus bij zijn doop de hemelse gestalte
Christus zijn neergedaald. Ook werd wel gezegd dat Jezus niet echt was
gekruisigd. Gnostici schreven boeken met uitvoerige nieuwe openbaringen
die Jezus in het geheim aan zijn leerlingen zou hebben gegeven.
Tegen deze afwijkende opvattingen in beleed de vroege
‘katholieke’ kerk dat Jezus Christus
één was met God de Schepper, en dat hij zelf de
Heer, de God van het Oude Testament, belichaamde. Tegen de opvattingen
van de priester Arius hebben de bisschoppen die in 325 in Nicea bijeen
waren (concilies) op grond van de Schrift en onder invloed van het
neo-platonisme het dogma van de drie-eenheid geformuleerd. Dit behelst
dat de ene
God bestaat uit drie ‘personen’: de vader, de zoon
en de Heilige Geest. In 451 is in het concilie van Chalcedon
vastgesteld dat Jezus Christus zich heeft laten kennen met een
goddelijke en een menselijke natuur, en dat deze twee naturen zich tot
elkaar verhielden als ‘onvermengd, onveranderlijk, ongedeeld
en onscheidbaar’. Sommige kerken konden met dit dogma echter
niet instemmen (nestorianisme, monofysitisme).
Niet alleen in de hoofdstroom van het christendom, maar ook in andere
religies en bewegingen heeft de figuur van Jezus een plaats gekregen.
Zo werd hij vereerd in het door Mani (216-276) gestichte
manicheïsme. Evenzo geloofden de katharen in Jezus. Tal van
apocriefe overleveringen over Jezus zijn te vinden in de koran en in de
latere islamitische literatuur. Volgens de koran was Jezus een profeet,
een woord en een geest van God, en is hij niet gekruisigd.
Sinds het einde van de negentiende eeuw wordt beweerd dat Jezus in
India of ook in landen als Frankrijk en Engeland zou zijn geweest.
Bewijzen hiervoor zijn echter afwezig. In de new age beweging heeft men
zich regelmatig op nieuwe, esoterische openbaringen van Jezus beroepen.
Hierin kan men een parallel zien met de oude gnostische openbaringen.
Auteur: Riemer Roukema [uit: G. Harinck e.a. (red.), Christelijke
Encyclopedie (Kampen 2005)]
Verder lezen
E. Schillebeeckx, Jezus, het verhaal van een levende
(Bloemendaal 1974)
G. Parrinder, Jezus in de koran (Baarn 1978)
J. van Bruggen, Christus op aarde (Kampen 1987)
A. van de Beek, Jezus Kurios. Christologie als hart van de theologie
(Kampen 1998)
A. McGrath, Jezus. De God die mens werd (Zoetermeer 1998)
E. Schweizer, Jezus, de gelijkenis van God. Wat weten wij echt over het
leven van Jezus? (Kampen 1999)
C.J. den Heyer, Opnieuw: Wie is Jezus? Balans van 150 jaar onderzoek
naar Jezus (Zoetermeer 2002 5de druk)
E. van der Linden, Wie is die man? Joodse visies op Jezus (Baarn 2003)
R. Kranenborg, De wonderbaarlijke avonturen van Jezus van Nazaret. Over
de waarde van hervonden manuscripten en nieuwe openbaringen (Kampen
2004)
Jezus - god en mens?
Het is een oude opvatting dat Jezus Gods zoon is. Maar is
Jezus God (met een hoofdletter), zoals de oude kerkvaders ons hebben
willen wijsmaken? Dat is een voorstelling die dwars staat op het
Jezusbeeld van het Nieuwe Testament. Volgens het eenstemmige getuigenis
van het NT is Jezus 'de zoon van God' en als zodanig zowel mens als god.
Deze titel brengt de status van Jezus tot uitdrukking en dient verstaan
te worden vanuit het oudtestamentische idee van de hemelbewoners, de
'zonen Gods' rondom God (Job 1:6 en 1 Kon. 22:19), de dienende machten
en geesten die hij als zijn boodschappers uitzendt. Zo kan ook een
profeet een bode van God zijn, een 'man Gods' (zoals Elia). Als bode
van God kan Mozes zelfs 'een god' worden genoemd (Ex. 4:15v. en 7:1. En
als representant van de hemelse Koning kan David als 'god' aangesproken
worden (Ps. 45:7). In deze teksten wordt in de NBV het woord 'elohim'
correct vertaald met 'god' (kleine letter!).
In het NT is er slechts één tekst waar Jezus
expliciet 'god' wordt genoemd, de uitroep van Thomas "Mijn heer! Mijn
god" (kleine letter! Joh. 20:28). NBV heeft hier ten onrechte 'mijn
God'. Overal elders word Jezus 'zoon van God' genoemd waarmee zijn
goddelijke status en zijn aan God ondergeschikte positie tot
uitdrukking worden gebracht. Vergelijk Fil. 2:6-7, waar de NBV helemaal
de mist ingaat. De juiste vertaling is "Hij die de gestalte van een god
had, hield zijn gelijkheid aan een god niet vast, maar deed er afstand
van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een
mens.”
Het is volstrekt ondenkbaar dat Paulus Jezus en God als aan elkaar
gelijk zou hebben gesteld. YHWH is onvergelijkelijk en niets en niemand
kan op één lijn met hem worden gesteld. De
goden/zonen rondom God zijn ondergeschikt aan hem (vergelijk bijv. Ps.
89:6-8). Dit geldt ook voor de pre-existente Wijsheid (Spreuken 8) en
de pre-existente Tora.
Het is in dit licht dat we Joh. 1:1v. moeten verstaan, waar Johannes de
Wijsheid en Tora vervangt met het Woord (Logos): "In het begin was het
Woord, het Woord was bij God en het Woord was een god/goddelijk. Het
was in het begin bij God." De gangbare vertaling 'het Woord was God' is
daarom onjuist. De vleeswording van het Woord betekent dus niet dat God
mens geworden is, maar dat het Woord gestalte heeft gekregen in de mens
Jezus. Jezus vertegenwoordigt God dus op dezelfde wijze als Mozes en
David, die beide de status 'god' toegekend krijgen. Daarom: "Hij is
zowel god als mens".
Cas Labuschagne, emeritus hoogleraar Oude Testament te Groningen
Jezus geneest
zieken
Elke vorm van ziekte is een aanslag op ons leven. Het ontneemt ons
kracht en energie en vaak ook een stuk van onze levensvreugde. Iemand
van wie je houd wens je nooit ziekte toe. God is Liefde en in Hem is in
het geheel geen duisternis. Ziekte kan daarom nooit van God komen of in
Hem als zijn oorsprong hebben. Er is in Gods koninkrijk geen ziekte en
Hij kan het daarom ook aan niemand geven! Ziekte gaat altijd in tegen
Gods scheppingsorde. Het is een aanslag op Zijn Liefde.
Toen Jezus rondwandelde op aarde om Gods koninkrijk te openbaren zie je
dan ook dat Jezus iedereen genas die tot Hem kwam voor genezing.
Mattheüs 4:23 En
Hij trok rond in geheel Galilea en leerde in hun synagogen en
verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en
alle kwaal onder het volk.
Ziekte maakt nooit deel uit van Gods plan voor ons leven en is nooit
nodig voor onze geestelijke groei. Anders zou Jezus nooit iedereen
hebben genezen en zijn volgelingen de opdracht hebben gegeven dit ook
te doen.
Als ziekte Gods wil zou zijn dan moeten we ook niet proberen beter te
worden door naar de dokter te gaan. We gaan dan immers tegen Gods wil
in. Dan is heel de medische wetenschap uit den boze. Dat is natuurlijk
onzin. Als we proberen mensen te helpen beter te worden dan is dat
altijd naar Gods wil.
Mattheüs 10:1 En
Hij riep zijn twaalf discipelen tot Zich en gaf hun macht over onreine
geesten om die uit te drijven en om alle ziekte en alle kwaal te
genezen.
Het gezag van Jezus over ziekte is absoluut. Er is geen ziekte of kwaal
die Hij niet kan of wil genezen. Het doel van Jezus is om ons te
genezen naar geest, ziel en lichaam zodat we weer gaan wandelen in Gods
oorspronkelijk plan.
Johannes 10:10 De dief
komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben
gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed.
Ziekte is wel vaak een signaal in ons leven die aangeeft dat we dingen
in ons leven moeten veranderen. In die zin kan ziekte ons dichter bij
God brengen.
Ziekte is ook vaak het gevolg van ons deel hebben aan het groter
geheel. In dat geval wil God ons gebruiken tot genezing voor dat groter
geheel door ons aan te sluiten aan Gods helende werking.
Omdat ziekte vaak een impuls is om God te zoeken waardoor we er rijker
van worden zien veel mensen hun ziekte als een geschenk van God. Ziekte
brengt een correctie aan in ons leven voor hen die daarvoor open staan.
Hoewel Jezus ons instantelijk kan en wil genezen is Jezus er in eerste
instantie op gericht onze geest te genezen zodat we weer in contact met
God kunnen komen.
Door de krachtenvelden in deze wereld lukt het ons nog niet altijd om
ons open te stellen voor deze instantelijke genezende kracht van God.
Als we onze geest laten genezen door vergeving te ontvangen via Jezus
en ons in contact laten brengen met God, kunnen we samen met Jezus Zijn
genezende en herstellende kracht verder laten werken in onze ziel en
lichaam en door ons heen naar anderen toe.
Drie
extreme hedendaagse visies over goddelijke genezing
Zonder de pretentie te hebben volledig te zijn, onderscheiden we drie
extreme visies, te weten:
a.
Het confessionalisme. In deze stroming wordt geleerd
dat het altijd Gods wil is dat mensen op gebed genezen. Het enige
middel dat God hiervoor geeft is geloof. Elk medisch menselijk
ingrijpen wordt van de hand gewezen en gaat in tegen Gods wil. De zieke
claimt als het ware de goddelijke genezing, die op die manier van God
wordt afgedwongen. Niet genezen worden is een vorm van ongeloof. Een
variant hierop is het fatalisme, waarin preventief inenten tegen
bijvoorbeeld polio als een handeling tegen Gods wil wordt beschouwd.
Elk preventief medisch ingrijpen van de mens gaat in tegen Gods wil.
Zowel het confessionalisme als het fatalisme mogen we op grond van de
Bijbel afwijzen. Nergens leren Jezus en zijn apostelen dat iedereen
hier en nu op gebed zal genezen en dat preventief medisch handelen
tegen Gods wil is. Eén van de evangelisten, Lukas, een
trouwe reisgenoot van Paulus, was zelf dokter.
b.
Het sensationalisme. In deze stroming wordt d.m.v.
grote campagnes en massa bijeenkomsten aan goddelijke genezing grote
bekendheid gegeven. Het genezingswonder wordt dikwijls gebruikt als
publiekstrekker waarin dan de genezingswonderen als een soort spektakel
centraal staan. Deze bijeenkomsten zijn meestal zeer massaal en
spectaculair. De genezingsbediening van Jezus was echter zeer
persoonlijk gericht en Hij gaf nooit openbare bekendheid aan een
genezingswonder. Integendeel, vaak verbood Hij er bekendheid aan te
geven en gaf hiermee God de eer.
c.
Het dispensationalisme. Deze bedelingenleer erkent
wel de genezingen en wonderen in de tijd van Jezus en de apostelen,
maar stelt, dat zij na de eerste eeuw zijn opgehouden te bestaan. De
genezingswonderen waren een bevestiging van de waarheid van het
evangelie, hetgeen nu niet meer nodig zou zijn. Vooral de vestiging van
de christelijke kerk en het ontstaan van de Bijbel hebben deze
tekenwonderen overbodig gemaakt. Hiertegen kunnen we inbrengen dat
nergens in de Bijbel deze gedachte onderbouwd wordt. Tevens
is dit argument in strijd met de vroege en late kerkgeschiedenis waarin
genezingswonderen altijd hebben plaatsgevonden.
Jezus
Christus, de Geneesheer
Het
bijbelse getuigenis is duidelijk. Keer op keer als mensen een beroep
doen op Jezus om hun zieke lichaam te genezen, vraagt Jezus wat Hij
voor hen kan doen. Een klassiek voorbeeld is de blinde
Bartimeüs in Lukas 18; hij hoort dat Jezus voorbij komt en
begint luidkeels te roepen; "Jezus, Zoon van David, heb medelijden met
mij!".Als Jezus hem dan vraagt wat Hij voor hem kan doen, vraagt hij of
Jezus hem genezen wil van zijn blindheid. De man was door zijn
blindheid aan de zelfkant van de maatschappij geraakt. Hij kon niets
anders in zijn leven doen dan bedelen en afwachten wat mensen aan hem
gaven. Zo (over)leefde hij. En de Bijbel zegt, dat terstond de man door
Jezus op grond van zijn geloof genezen werd. En zulke voorbeelden zijn
er menigmaal in de evangeliën te vinden. Ja zelfs doden worden
door Hem uit de dood opgewekt. Deze waar-heid staat als een paal boven
water: Jezus Christus is Geneesheer. Hij heeft macht om zieken te
genezen. In Handelingen 10 vers 38 getuigt de apostel Petrus, dat "Hij
is rondgegaan weldoende en genezende allen, die door de duivel
overweldigd waren." Over Zijn macht om over het menselijke lichaam te
doen wat Hem behaagt, bestaat geen enkele twijfel.
Geestelijke
oorzaken van ziekte
De
algemene oorzaak van alle moeite, pijn en zorgen is de zondeval, toen
de mens ongehoorzaam werd aan zijn Maker. Hierdoor is deze wereld door
God onderworpen aan vruchteloosheid. Alhoewel ziekte mogelijk verband
kan houden met persoonlijke zonden (zie o.a. Joh.5:14, 1 Kron. 21) is
beslist niet iedere ziekte een gevolg van bepaalde aanwijsbare
persoonlijke zonden! Denk bijv. maar aan Job. Ook kan men niet stellen
dat iemand die gezond is, op het juiste pad is (lees Ps. 73 maar eens).
De Bijbel laat duidelijk zien, dat de satan, de mensenmoordenaar van
den beginne, mensen ziek maakt (Luk. 13:11-16). In bepaalde gevallen
tuchtigt God zelf mensen (zie o.a. Num. 12, Hand. 13:1 l). Een direct
geestelijke oorzaak van ziekte zal lang niet altijd aan te wijzen zijn!
Daarom moeten wij op dat punt uitermate voorzichtig zijn.
Wat
verstaan we onder Goddeliike genezing?
Goddelijke
genezing is het helende werk van de opstandingskracht van Jezus
Christus, die op grond van gebed en geloof in Gods Woord ziektes,
zwakheden en gebrokenheden van lichamelijke en geestelijke aard
geneest. Jezus Christus openbaart zich hierin als onze Geneesheer. God
is vanouds bekend als de grote Heelmeester van Israël (zie Ex.
15:26). Als Jezus als Zoon van God hier op aarde rondwandelt raakt Hij
vele lichamen ter genezing aan. Tevens rekent Hij op het kruis van
Golgotha zo radicaal en definitief af met de zonde, dat daardoor ook
alle gevolgen (o.a. ziekte en dood) door Hem worden overwonnen.
Goddelijke genezing vloeit dus voort uit de verlossing van Jezus en mag
door iedere gelovige oprecht gevraagd worden. Elke genezing is een
voorschot van het volledige heil dat straks gaat komen, een teken van
het doorbreken van het koninkrijk van God in deze donkere gebroken
wereld. Het is duidelijk, dat in dit bestel ook wat be-treft de
gebedsgenezingen er altijd een spanningsveld blijft bestaan tussen het
'reeds' en het 'nog niet'.
De
weg tot genezing naar aanleiding van Jacobus 5
In
Jacobus 5:13 lezen wij dat als iemand leed te dragen heeft, hij moet
bidden. Ook de zieke mag hieronder gerekend worden. Maar hij of zij mag
ook de oudsten laten roepen, die na de zalving met olie voor de zieke
zullen bidden. Tot 7x toe wordt in dit stukje het gebed genoemd. Gebed
is de sleutel tot genezing. Ook is duidelijk dat de gemeente de plaats
is waar de zieke, samen met de oudsten, naar genezing zoekt. Zonde kan
de oorzaak van ziekte zijn (zie vs. 1 5), maar dit hoeft ook zeker niet
altijd het geval te zijn. Pas op voor stigmatiseren! Is er gebrek aan
geloof als genezing uitblijft? Dat kan, maar dan moet dit niet de
zieke, maar de oudsten aangerekend worden. Zij moeten immers bidden in
geloof. Geneest iedereen? Nee, ook zeer godsvruchtige mensen (o.a.
Paulus, zie I Kor. 12:9, en bijv. Joni Tada Erickson!) zijn ondanks
gelovig gebed niet genezen. Geloofsverwachting kan doorslaan in
overspannen verwachting! Zonder te twijfelen aan god-delijke genezing
is in deze tijd Gods Koninkrijk slechts ten dele zichtbaar. Jezus is
Overwinnaar. Dat staat vast. Maar nu zien wij dat nog niet in zijn
volheid.
Hoe
te handelen bii ziekte? Zeven stappen
- 1.
Onderzoek jezelf en verootmoedig jezelf voor God. Zie Psalm 139:23,24.
- 2.
Bid allereerst om genezing. Loop niet automatisch naar de dokter zonder
eerst de Here te zoeken;
zie 2 Kron. 16:12.
- 3.
Raadpleeg een arts en volg nauwkeurig zijn instructies; ook inzake
goede medicijnen en
(niet antichristelijke) therapieën; zie I Timoteüs
5:23.
- 4.
Volhard in gebed. Ook Paulus bad drie keer tot de Here; hij gaf het bij
de eerste keer niet op (zie
2 Kor.12:8). Toch werd Paulus hierin niet verhoord en bleef hij ziek.
- 5.
Roep de oudsten voor zalving en gebed op grond van Jacobus 5.
- 6.
Vertrouw jezelf toe aan God en volhard in geloof (1 Petrus 5: 7).
- 7.
Vraag God om genade ten tijde van ziekte en lichamelijk of psychisch
lijden (2 Kor.12:9).