Afbeelding Missale Romanum - 033
overzicht
De
houtsnedes zijn gepubliceerd in 1593under onder de titel Adnotationes et
Meditationes in Evangelia ("Notes and Meditations on the Gospels")
153
Afbeeldingen 1593 edition, in chronologische volgorde van Jezus' leven
klik op de afbeelding voor aanvullende
informatie
De Barmhartige Samaritaan

Lukas 10
Gelijkenis van de Barmhartige
Samaritaan
De Gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan is een verhaal
in het Nieuwe Testament van de Bijbel, verteld door Jezus.
In het verhaal weigeren eerst twee hooggeplaatste Joden (een priester
en een Leviet) om hun handen vuil te maken om een slachtoffer van een
geweldsmisdrijf langs de kant de weg te helpen, maar later blijkt een
Samaritaan (een door de Joden geminacht volk destijds) wel hulpvaardig.
Wat met deze gelijkenis moet worden overgebracht is dat telt wat iemand
doet, niet wat hij is. En niet alleen de letter van de wet, ook de
geest van de wet moet worden nageleefd, is de stelling. (Evangelie naar
Lucas 10:25-37)
Uit het evangelie volgens Lukas:
Er kwam een wetgeleerde naar Jezus toe die hem op de proef wilde
stellen. Hij vroeg: "Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan
het eeuwige leven?" Jezus zei tegen hem: "Wat staat er in de wet? Wat
leest u daar?" Hij antwoordde: "Heb de Heer, uw God, lief met heel uw
hart en heel uw ziel, met inzet van al uw krachten en met heel uw
verstand, en heb uw naaste lief als uzelf." Toen zei Jezus: "Dat is
goed geantwoord; doe dat en u zult leven."
Maar de man wilde zichzelf rechtvaardigen en zei: "En wie is dan mijn
naaste?" Daarop zei Jezus: "Er was eens een man die van Jeruzalem naar
Jericho ging en door rovers werd overvallen. Ze beroofden hem en
sloegen hem en lieten hem halfdood liggen. Nu kwam daar een priester
langs, op weg naar Jericho. Hij zag hem liggen, maar ging met een boog
om hem heen. Hetzelfde deed een Leviet die daarlangs kwam; ook hij ging
met een boog voorbij. Een Samaritaan die op reis was, kwam daar ook
langs. Hij ging naar hem toe, verzorgde zijn wonden met olie en wijn en
verbond ze. Toen zette hij hem op zijn eigen ezel en bracht hem naar
een herberg waar hij voor hem zorgde. De volgende dag nam hij twee
zilverstukken, hij gaf die aan de herbergier en zei: Zorg voor hem, en
mocht u meer kosten maken, dan zal ik u betalen als ik terugkom!"
En Jezus besloot: "Wat denkt u? Wie van deze drie is de naaste geweest
van de man die in handen viel van de rovers?" "Degene die zich het lot
van de man aantrok", antwoordde de wetgeleerde. En Jezus zei: "Ga dan
en doe als hij."
Wie is
eigenlijk onze Naaste?
Veelal
worden de woorden: "Je naaste liefhebben" te pas en te onpas toegepast
onder de Christenen. Vaak gaat het om liefdadigheid voor mensen in
nood, dat wordt gezien als naastenliefde. Maar anderen zeggen dat het
gaat om mensen om je heen, de mensen die je dagelijks treft. Weer
anderen zeggen, nee, dat zijn de mensen van je geloofsgemeenschap. Nog
weer anderen zeggen dat het de arme mensen zijn, in de derde
wereld..... Misschien rijst bij u ook de vraag: Wie is mijn naaste?
Laten we eens kijken wat de Here Jezus hier zelf over zegt!
De barmhartige Samaritaan
In de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan wordt
uitgelegd wie de Naaste nu eigenlijk is. Maar hier gaat nog een zeer
essentieel gedeelte aan vooraf (de context). Het begint namelijk met de
vraag: Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te
beërven?
Betekenis van de
gelijkenis?
De verkeerde kant op?
In de Bijbel komt typologie veelal voor, zogezegd zaken verwijzen
ergens naar. Alles in deze gelijkenis wijst een bepaalde richting op en
wijst naar een bepaalde situatie. Het begint al bij de eerste zin, waar
staat dat de weg die degene afloopt is naar Jericho toe, niet naar
Jeruzalem toe, maar er vanaf. Kort gezegd is dit de verkeerde kant op,
want in de typologie staat Jeruzalem voor de hemel en staat Jericho
voor de wereld. Eigenlijk beeld dit meteen al een mens uit die zich van
God afkeert en de wereld ingaat. Onderweg naar beneden wordt hij
overvallen en hij was ten dode opgeschreven.
De religieuzen
De priester ging ook niet naar Jeruzalem toe, hij ging de weg naar
beneden. De priester en Leviet waren de wetgeleerden van die tijd,
de priester leerde de mensen over de wet en dat de Leviet begeleidde de
ceremoniële handelingen. Ze verwijzen beiden naar de wet, naar
de twee kanten van de wet, de morele en ceremoniële. Maar noch
de geboden, noch het bloed van de offerdieren kan ons het Leven geven
(Hebr 10:4).
De wet kan de doodgaande mens niet redden. Doordat de mens per
definitie zondigt, zal hij sterven. En dat zie je ook in de gelijkenis
naar voren komen, de wet kan de mens die ten dode opgeschreven is niet
redden. Want beiden hielpen ze hem niet.
De Barmhartige Samaritaan
De Samaritaan, waarheen ging die? Die reisde. Zo
beschrijft de Heer zichzelf vaker in andere gelijkenissen, zoals
bijvoorbeeld in de gelijkenis van ponden (Lukas 19), talenten
(Matthëus 25) en de boze wijngaardeniers (Marcus 12). In
tegenstelling tot priester en de Leviet, kon kon hij de man wel redden.
De Barmhartige Samaritaan werd met ontferming bewogen, wat ook wederom
een verwijzing is: Want dat wordt ook vaak over de Here Jezus gezegd
door zowel Matthëus, Markus en Lukas. En de Here Jezus kon de
mens die ten dode opgeschreven was wel redden, iets wat de wet niet kon
(Galaten 3:21).
De gewonde
Dan de gewonde, dat is iemand die ten dode opgeschreven is. Iemand die
niet door de wet gered kan worden, maar wel gered wil worden.
Dat zijn in eerste plaats de Joden. De wet kon hen niet redden
(rechtvaardigen), maar de Heere Jezus wel. Vervolgens gaat het ook
verder over op ons, gelovigen uit de heidenen.
De Barmhartige Samaritaan verbond onze wonden en goot er olie en wijn
op. Olie is een beeld van de Heilige Geest en Wijn ook. Wij worden
gered van de door dood en de opstanding van de Here Jezus. Zijn Geest
maakt onze sterfelijke lichamen weer levend (Rom 8:11). De Here Jezus
draagt ons naar de Herberg en laat ons daar verzorgen, Hij draagt zelf
zorg voor ons. Hij heeft de prijs betaald voor ons en staat borg dat
hij altijd de schuld zal voldoen.
Daarnaast verwijzen de 2 schellingen naar de 2 van de Gemeente,
bijvoorbeeld de 2000 jaar van de Gemeente.
De Naaste is de Here Jezus
Wie is dus de Naaste?
En dat is dat ook de vraag die de Here Jezus stelt: Niet wie is de
naaste van de Samaritaan, maar wie is de Naaste van de man die daar
lag!
En dat is nu net waar het om gaat: Je naaste liefhebben is dus in de
eerste plaats Jezus, je Redder liefhebben. Diegene liefhebben die jou
barmhartigheid heeft getoond.
De hoofdvraag was ook: Hoe zou ik het Eeuwige Leven kunnen
beërven? En dat is natuurlijk niet met goeddoen aan de
zwakkeren (door werken),
maar door God liefhebben uit geheel uw hart en met geheel uw ziel en
met geheel uw kracht en met geheel uw verstand en de Naaste lief te
hebben als jezelf.
De twee geboden zijn
één
Als de Here Jezus dus Zelf de Naaste is, dan zijn de twee
geboden dus eigenlijk éénzelfde gebod.
En dit wordt ook bevestigd in andere schriftgedeelten:
Markus 12
29 En Jezus antwoordde hem: Het eerste van al de geboden is: Hoor,
Israël! de Heere, onze God, is een enig Heere.
30 En gij zult den Heere, uw God, liefhebben uit geheel uw hart, en uit
geheel uw ziel,
en uit geheel uw verstand, en uit geheel uw kracht. Dit is het eerste
gebod.
31 En het tweede aan dit gelijk, is dit : Gij zult uw naaste liefhebben
als uzelven.
Er is geen ander gebod , groter dan deze.
Dus het tweede gebod is aan het eerste gelijk! En er staat groter dan
deze, niet dezen, dus enkelvoud. Wat dus betekent dat het hier om
eigelijk 1 gebod gaat. Zo staat ook in Matthëus het
volgende:
Matthëus 22
36 Meester! welk is het grote gebod in de wet?
37 En Jezus zeide tot hem:
Gij zult liefhebben den Heere, uw God, met geheel uw hart,en met geheel
uw ziel, en met geheel uw verstand .
38 Dit is het eerste en het grote gebod.
39 En het tweede aan dit gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als
uzelven .
40 Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten
Dus ook hier blijkt dat de twee geboden gelijk zijn, wat ook in de
gelijkenis naar voren komt.
Resumerend
De Here Jezus is onze Naaste en hem zouden we liefhebben
als onszelf. Als Israël dat gedaan had, dan hadden ze het
eeuwige leven kunnen beërven. Maar zij hadden hun naaste niet
lief. Wij Christenen hebben wel de Here Jezus lief, door ons geloof in
Hem. Daarmee komen we weer terug bij wat altijd de voorwaarde is om het
eeuwige Leven te beërven: Geloof in Jezus Christus als de Zoon
van God.
Omdat de Here Jezus onze Naaste is, moeten wij hem liefhebben. En de
Here Jezus Christus woont ook in onze broeder of zuster:
Die broeder/zuster zou je ook lief moeten hebben omdat Christus in
hem/haar is. Dit is ook waar 1Johannes 2 en 3 over spreekt.
1Johannes 3:23
3: 23 En dit is Zijn gebod, dat wij geloven in den Naam van Zijn Zoon
Jezus Christus, en elkander liefhebben , gelijk Hij ons een gebod
gegeven heeft.
Als we Christus liefhebben, dan zouden we ook zijn Lichaam liefhebben.
Dat zijn onze broeders en zusters, waarmee Hij
één is en wij met hen.

READ
THE BOOK - THE
BIBLE CHANGE YOUR LIFE