Afbeelding Missale Romanum - 025
overzicht
De
houtsnedes zijn gepubliceerd in 1593under onder de titel Adnotationes et
Meditationes in Evangelia ("Notes and Meditations on the Gospels")
153
Afbeeldingen 1593 edition, in chronologische volgorde van Jezus' leven
klik op de afbeelding voor aanvullende
informatie
WAARSCHUWING TEGEN
VALSE PROFETEN

Mattheüs 7 en Lukas 6
Uit het evangelie volgens Lukas:
Toen hij met hen de berg was afgedaald, bleef hij staan op
een plaats waar het vlak was. Daar had een groot aantal van zijn
leerlingen zich verzameld, evenals een menigte mensen uit heel Judea en
Jeruzalem en uit de kuststreek van Tyrus en Sidon. 18 Ze waren gekomen
om naar hem te luisteren en zich van hun ziekten te laten genezen; ook
degenen die gekweld werden door onreine geesten werden genezen, 19 en
de hele menigte probeerde hem aan te raken, want er ging een kracht van
hem uit die allen genas.
20 Hij richtte zijn blik op zijn leerlingen en zei: ‘Gelukkig
jullie die arm zijn, want van jullie is het koninkrijk van God. 21
Gelukkig jullie die honger hebben, want je zult verzadigd worden.
Gelukkig wie nu huilt, want je zult lachen. 22 Gelukkig zijn jullie
wanneer de mensen jullie omwille van de Mensenzoon haten en
buitensluiten en beschimpen en je naam door het slijk halen. 23 Wees
verheugd als die dag komt en spring op van blijdschap, want jullie
zullen rijkelijk beloond worden in de hemel. Vergeet niet dat hun
voorouders de profeten op dezelfde wijze hebben behandeld.
24 Maar wee jullie die rijk zijn, jullie hebben je deel al gehad. 25
Wee jullie die nu verzadigd zijn, want je zult hongeren. Wee jullie die
nu lachen, want je zult treuren en huilen. 26 Wee jullie wanneer alle
mensen lovend over je spreken, want hun voorouders hebben de valse
profeten op dezelfde wijze behandeld.
27 Tot jullie die naar mij luisteren zeg ik: heb je vijanden lief, wees
goed voor wie jullie haten, 28 zegen wie jullie vervloeken, bid voor
wie jullie slecht behandelen. 29 Als iemand je op de wang slaat, bied
hem dan ook de andere wang aan, en weiger iemand die je je bovenkleed
afneemt, ook je onderkleed niet. 30 Geef aan ieder die iets van je
vraagt, en eis je bezit niet terug als iemand het je afneemt. 31
Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen. 32 Is het een
verdienste als je liefhebt wie jullie liefhebben? Want ook de zondaars
hebben degenen lief die hen liefhebben. 33 En is het een verdienste als
je weldaden bewijst aan wie weldaden bewijzen aan jullie? Ook de
zondaars handelen zo. 34 En is het een verdienste als je geld leent aan
degenen van wie jullie iets terug verwachten? Ook zondaars lenen geld
aan zondaars in de verwachting alles terug te krijgen. 35 Nee, heb je
vijanden lief, doe goed en leen geld aan anderen zonder iets terug te
verwachten; dan zullen jullie rijkelijk worden beloond, en zullen
jullie kinderen van de Allerhoogste zijn, want ook hij is goed voor wie
ondankbaar en kwaadwillig is.
36 Wees barmhartig zoals jullie Vader barmhartig is. 37 Oordeel niet,
dan zal er niet over je geoordeeld worden. Veroordeel niet, dan zul je
niet veroordeeld worden. Vergeef, dan zal je vergeven worden. 38 Geef,
dan zal je gegeven worden; een goede, stevig aangedrukte, goed
geschudde en overvolle maat zal je worden toebedeeld. Want de maat die
je voor anderen gebruikt, zal ook voor jullie worden
gebruikt.’
39 Hij sprak ook in gelijkenissen tegen hen: ‘Kan de ene
blinde de andere blinde leiden? Vallen ze dan niet beiden in een kuil?
40 Een leerling staat niet boven zijn leermeester; pas als iemand zich
alles heeft eigen gemaakt, zal hij de gelijke zijn van zijn
leermeester.
41 Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster,
terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt? 42 Hoe kun je tegen
hen zeggen: “Laat mij de splinter in je oog
verwijderen,” terwijl je de balk in je eigen oog niet ziet?
Huichelaar, verwijder eerst de balk uit je eigen oog, pas dan zul je
scherp genoeg zien om de splinter in het oog van je broeder of zuster
te verwijderen.
43 Een goede boom brengt geen slechte vruchten voort, en evenmin brengt
een slechte boom goede vruchten voort. 44 Elke boom kun je aan zijn
vruchten kennen, want van distels pluk je geen vijgen en van
doornstruiken geen druiven. 45 Een goed mens brengt uit de goede
schatkamer van zijn hart het goede voort, maar een slecht mens brengt
uit zijn slechte schatkamer het kwade voort; want waar het hart vol van
is daar loopt de mond van over.
46 Waarom roepen jullie “Heer, Heer” tegen mij,
maar doen jullie niet wat ik zeg? 47 Ik zal jullie vertellen op wie
degene lijkt die bij me komt, naar mijn woorden luistert en ernaar
handelt: 48 hij lijkt op iemand die bij het bouwen van zijn huis een
diep gat groef en het fundament op rotsgrond legde. Toen er een
overstroming kwam, beukte het water tegen het huis, maar het stortte
niet in omdat het degelijk gebouwd was. 49 Wie wel naar mijn woorden
luistert maar niet doet wat ik zeg, lijkt op iemand die een huis bouwde
zonder fundament, zodat het meteen instortte toen het water ertegen
beukte en er alleen een bouwval overbleef.’
Het volgende artikel kwam
ik tegen op internet - De moeite waard om er kennis van te nemen
Waar luisteren we naar?
Een
waarschuwing tegen valse profeten.
Jeremia
23:16-29
De profeten in het
oude Israël hadden als taak aan het volk het woord van God te
verkondigen - zo ook Jeremia. Als God
hem roept, raakt Hij
Jeremia's mond aan en zegt: »Zie, Ik leg mijn woorden in uw
mond.«
Deze machtiging is
belangrijk voor Jeremia, want de inhoud van de boodschappen is alles
behalve aangenaam voor de ontvangers. De inwoners van Juda hadden God
verlaten en zich tot afgoden gekeerd. Daarom zal God, nadat het
noordelijke rijk Israël al zo'n honderd jaar geleden is bezet,
nu ook tegen Jeruzalem vijandelijke koningen laten optrekken die de
stad zullen belegeren.
Jeremia moet dit
godsgericht gaan verkondigen. En dat is een taak die het uiterste van
Jeremia vergt. Omdat hij geen delen van Gods woord wegstreept, wordt
hij door koningen, ministers, priesters en andere profeten veracht.
Maar hij vervult zijn dienst met grote overgave, alhoewel het hem niet
gemakkelijk valt de wil van God voor zijn leven te accepteren.
Maar het volk luistert
niet naar hem. De mensen zijn niet bereid te erkennen dat Jeremia de
spreekbuis van God is. Deze boodschap vinden ze te hard en
onaanvaardbaar.
Maar:
waar luistert Gods volk dan wel naar?
Eigenlijk
hadden de Israëlieten maar twee mogelijkheden: of ze
luisterden naar ware of naar zelf uitgekozen, valse profeten. Helaas
moest Jeremia meemaken dat »zijn kerkbanken« steeds
leger werden. Er was nauwelijks nog iemand die naar zijn oordeelspreken
wilde luisteren, de mensen liepen veel liever naar de profeten die een
boodschap brachten die er inging als zoete koek.
God kan dat gewoon
niet meer aanzien en geeft Jeremia daarom de opdracht de goddelijke
waarschuwingvoor de valse profeten aan het volk door te geven... van de
bovenstaande tekst lezen we nog eens de eerste twee verzen (vers 16 en
17): »Zo zegt de HERE der heerscharen: Hoort niet naar de
woorden der profeten, die u profeteren; zij maken, dat gij u aan een
ijdele waan overgeeft, zij spreken het gezicht van hun eigen hart, niet
uit des HEREN mond. Zij zeggen voortdurend tot wie Mij verachten: De
HERE heeft gesproken: gij
zult vrede hebben; en
tot ieder die wandelt in verstoktheid van hart, zeggen zij: geen kwaad
zal u overkomen.«
Wat
is er eigenlijk mis met de valse profeten?
Wat is er
»vals(verkeerd)« aan de valse profeten? Ze hebben
er waarschijnlijk net zo uitgezien als echte profeten. Ze hebben in
ieder geval ook het vrome jargon gebruikt - bijv.: »Zo
spreekt de Heer« of »Sjaloom!« (bijv.
Jeremia 23:17).
1 Ze gebruiken vrome woorden,
maar spreken niet Gods woord. Ze zeggen nogal gauw dat ze
»een woord van God« hebben. Dat hebben we zojuist
gelezen. »Zo spreekt de Heer.« Dat komt heel snel
over hun lippen. Ook met hun veelbetekenende dromen maken ze iedereen
maar wat wijs en maken er aanspraak op dat God door hen tot het volk
heeft gesproken. Maar God ziet het iets anders: Hij zegt dat deze valse
profeten het volk met hun holle frasen misleiden. Want hun boodschap
klinkt wel vroom, maar vindt zijn oorsprong
niet in God, maar in
het hart van de valse profeten.
2 Ze prediken hun eigen
wensdromen. Nog erger: ze vertellen het volk wat het horen wil (vlg.
Micha 2:11; 3:9-11).
Tot de
Israëlieten die zich van God hebben afgekeerd, zeggen ze dat
ze zeker kunnen zijn van de »sjaloom«, de
allesomvattende vrede van God (vgl. Jeremia 6:14; 23:17; 27:9). Geen
ongeluk zal hen, van wie het hart ongevoelig is geworden voor het
spreken van God, treffen. Ze prediken daarmee precies het
tegenovergestelde van wat Jeremia moest prediken. Ze spreken over vrede
waar geen vrede is. Ze wiegen het volk met valse zekerheid in slaap
door het voor te spiegelen dat er niets met hen zal gebeuren.
Vanzelfsprekend kan
hun boodschap niet de volmacht van God hebben, want ze hebben helemaal
geen verbinding met God.
3 Ze hebben geen lijntje naar
God. God Zelf bevestigt dat: geen van de valse profeten heeft in de
»raad des Heren« gestaan en naar zijn woorden
gehoord. Geen van hen heeft God geroepen en tot geen van hen heeft Hij
gesproken. Het bewijs daarvoor kon elke Israëliet overigens
zelf leveren. Men hoefde hun boodschap alleen maar te toetsen. Een
kenmerk van een ware profeet was namelijk dat zijn uitspraken
overeenkwamen met de boodschap van andere ware profeten - en bovenal
met de wet van Mozes (vgl. Deuteronomium 18:22) »Als een
profeet spreekt in de naam des HEREN en zijn woord wordt niet vervuld
en komt niet uit... «.De laatste woorden kan men vertalen met
»het woord is niet« ofwel »bestaat
niet«, d.w.z. het is niet houdbaar en geldig in vergelijking
met de boodschap van andere ware profeten!).
Dat was bij de valse
profeten klaarblijkelijk niet het geval, want anders zouden ze in
verband met de slechte moraal van het volk over bekering en berouw
hebben gepredikt. Alsof het niet genoeg was dat ze valse leringen
verspreidden, leefden ze ook zelf in zonde en sterkten anderen erin.
4 Ze leven in zonde en sterken
anderen erin. Daarover kunnen we in de verzen 11 en 13-14 lezen. Ze
pleegden echtbreuk en schuwden ook leugen en bedrog niet. En dat vonden
ze niet alleen zelf niet verkeerd, maar ze sterkten ook anderen in hun
goddeloze handelingen (vgl. Jesaja 28:7vv; Micha 3:5; Jeremia 29:21-23).
Al deze dingen, hun
valse boodschap en hun slechte voorbeeld kunnen er tenslotte alleen
maar toe leiden dat de »naam van God« bij Zijn volk
in vergetelheid raakt (v. 27; vgl. Deuteronomium 13:1-4).
Door hen raakt God in
vergetelheid. Het wordt niet meer nodig gevonden berouw te hebben en
tot God terug te keren (v.14). Geen wonder, als er aldoor gezegd wordt:
»Het is wel goed, zoals je leeft!« Hoe God
daartegenover staat, kunnen we ook in de tekst lezen. Hij zal het niet
al te lang aanzien hoe deze valse profeten zijn volk verleiden en in
het verderf storten. Hij zal hen berechten (v 19).
Het is interessant dat
er niet alleen in het Oude Testament valse profeten waren. In de
brieven in het Nieuwe Testament zijn vele teksten waarmee voor
»dwaalleraren« wordt gewaarschuwd. Over hen wordt
net zoiets gezegd als over de valse profeten in het Oude Testament. In
Kolossenzen 2:23 staat dat deze dwaalleraren in een »roep van
wijsheid« staan door uiterlijke vroomheid en nederigheid. Ook
zij doen dus alleen maar vroom, maar zijn in werkelijkheid wolven in
schaapskleren, die verkeerde ideeën over God verspreiden en
bovendien door hun levensstijl God verachten en daar ook anderen in
meetrekken.
Luister
niet naar aantrekkelijke leugens!
Net zoals
het volk van Israël zich door de leugens van de valse profeten
liet inpalmen, zo zijn er voor ons, christenen van de 21e eeuw, vele
aantrekkelijke leugens waarin we verstrikt kunnen raken.
Een daarvan lijkt
precies op de leugen waar de inwoners van Juda intrapten:
* Het is niet zo erg
als ik zondig!
Ik ben er bijna zeker
van dat niemand van ons die van ganser harte een volgeling van Jezus
wil zijn dat zo zou zeggen. Maar hoe ziet de werkelijkheid, hoe ziet
onze handelswijze eruit? Denken we misschien ook wel eens:
»Omdat Jezus
de straf van God voor onze schuld heeft gedragen, is het niet meer zo
erg om te zondigen!«
We mogen de gave van
vergeving zeker aannemen en dat moeten we ook steeds weer doen. Maar
dat zou ertoe moeten leiden dat we uit dankbaarheid consequent Jezus
volgen en de zonde niet toelaten. Op dezelfde manier als
Israël destijds, zouden wij als Gods volk Zijn heiligheid op
aarde moeten vertegenwoordigen. Er staat dus werkelijk iets op het spel
- we mogen niet verwachten dat God grote dingen door ons zal doen, als
we in deze, weliswaar aantrekkelijke, leugen verstrikt raken!
Een tweede zeer
aantrekkelijke leugen:
* God vervult al mijn
wensen!
Een prediker zei eens:
»We beschouwen Jezus vaak als de apotheek voor onze vrome en
minder vrome behoeftes. Als ik een pijntje heb, dan ga ik naar Jezus -
Hij geneest me.« Dat komt ook weer overeen met de houding van
de valse profeten en het volk van Israël in deze tekst. De
profeten voorspelden wat er in hun eigen hart leefde en ze pasten hun
boodschap aan dat wat hun toehoorders graag wilden horen (vgl. Jeremia
14:14).
Ik geloof dat ook dat
een leugen is die zeer aantrekkelijk lijkt en die we graag willen
geloven. We denken te weten wat goed voor ons is, wat we nodig hebben
om gelukkig te zijn en spannen dan God voor ons karretje en maken Hem
tot iemand die in al onze behoeftes moet voorzien. Het is wonderlijk
genoeg wel zo dat God je wil geven »wat je hart
verlangt« (Psalm 37:4). Maar de voorwaarde daarvoor is dat je
»je verlustigt in de Here«, dat het je doel is om
meer op Jezus te gaan lijken. Als dat steeds meer werkelijkheid in je
leven wordt, dan zullen ook je persoonlijke wensen en verlangens steeds
meer met de wil van God gaan overeenstemmen.
Ik geloof dat er nog
een derde leugen is:
* Ik heb de Bijbel
niet nodig - God spreekt rechtstreeks tot mij!
Jeremia beschrijft in
vers 25 hoe de profeten steeds druk zijn met het rondbazuinen van hun
nieuwste dromen. »Ik heb gedroomd,
ik heb
gedroomd!«
De valse profeten
hebben niet de moeite gedaan om consequent voor God te leven en ernstig
naar Zijn wil te vragen. En omdat God zich niet aan hen openbaarde,
interpreteerden ze iedere droom en iedere wens van hun hart als de wil
van God. En ik geloof dat wij ook gevaar lopen ons net zo te gedragen.
Maar de
»zachte stem van God«, of hoe we dat ook maar mogen
noemen, zal ons nooit van de noodzaak ontslaan om ons intensief met het
woord van God, de Bijbel, bezig te houden. Het is natuurlijk
gemakkelijker als God me altijd duidelijk en uitdrukkelijk zegt, wat
Hij in een bepaalde situatie van me verlangt.
Maar God heeft zoveel
over Zijn karakter, over Zijn wezen en over Zijn wil geopenbaard dat we
niets over de kennis over God hoeven te missen. Daarom zouden we ons
leven lang ijverige »bijbeldetectives« moeten zijn.
Precies bekijken wat Gods woord zegt en vragen wat het betekent. Als we
dat eerlijk en vol overgave doen, zal God zich door ons laten kennen en
ons karakter vormen en ons veranderen!
Dan kan het avontuur
beginnen en zullen we deze kennis over God naar het leven van alledag
vertalen en toepassen.
God wil graag dat we
volwassen worden, mensen met een eigen verantwoordelijkheid, die op een
heel natuurlijke manier beslissingen nemen en te werk gaan omdat ze
weten wat God in Zijn woord zegt. Daarom blijft het niet bij de
negatieve oproep: »luister niet
naar aantrekkelijke
leugens!«,maar krijgen we een duidelijke opdracht:
Luister
naar Gods machtige woord!
In plaats
van naar leugens te luisteren, moeten we naar het woord van God zelf
gaan! Je eigen wensen en voorstellingen over God zijn niet maatgevend,
maar dat wat God over Zichzelf zegt!
Dat wordt in de verzen
28 en 29 van Jeremia 23 duidelijk: niets kan met het Woord van God
concurreren. Al het andere verbleekt en werkt niet in vergelijking met
Zijn macht. De beschrijving van het woord van God in vers 29 is
indrukwekkend.
Gods woord is niet
altijd fluweelzacht, maar ook wel eens bikkelhard! Jeremia had het aan
den lijve ondervonden. Gods woord zette zijn leven totaal op de kop.
Dat bracht voor hem heel wat problemen te weeg.
Maar hij leefde in de
tegenwoordigheid van God, hield zijn oren gespitst op
hétgeen uit Gods mond kwam en was tenslotte ook bereid de
wil van God te doen - ook als hij persoonlijk wel eens een
gemakkelijker weg had willen gaan. En ik ben er zeker van: Jeremia was
er aan het eind van zijn leven zeker van dat hij gedaan had waartoe God
hem had geroepen. En uiteindelijk is dat hetgeen wat telt.
Ik zou graag willen
dat we er allemaal steeds meer op leren te letten bij wie we ons oor te
luisteren leggen. Dat we niet zwichten voor aantrekkelijke leugens,
maar naar Gods machtige woord luisteren.
Dat zal ons leven
veranderen - omdat God ons tot mensen zal maken die volgens Zijn plan
leven.
(Artikel deels
overgenomen uit christelijk magazine) met dank aan https://www.gemeentevanchristus.be/

READ
THE BOOK - THE
BIBLE CHANGE YOUR LIFE