Worden demonen in de Bijbel met naam en toenaam genoemd? Allereerst een overzicht van teksten waarin gesproken wordt over boze geesten, om te zien of er sprake is van een diversiteit aan demonen, die we vervolgens met ‘naam en toenaam’ zouden moeten aanspreken om ze uit te drijven. OUDE TESTAMENT Richteren 9:23 zond God een boze geest tussen Abimelek en de burgers van Sichem, zodat de burgers van Sichem ontrouw werden aan Abimelek, (een geest van ontrouw?) 1 Samuël 16:14 Maar van Saul was de Geest des HEREN geweken, en een boze geest, die van de HERE kwam, joeg hem angst aan. 15 Toen zeiden de dienaren van Saul tot hem: Zie toch, een boze geest Gods jaagt u angst aan; 16 laat onze heer toch zeggen, dat uw knechten, die in uw dienst staan, iemand zoeken, die op de citer kan spelen. Als dan de boze geest Gods over u komt, moet hij die bespelen, en gij zult u beter voelen. 23 En telkens als die geest Gods over Saul kwam, nam David de citer en speelde; dat schonk Saul verlichting, hij voelde zich beter en de boze geest week van hem. (een geest van angst?) Jesaja 29:10 Want de HERE heeft een geest van diepe slaap over u uitgestort en Hij heeft uw ogen, de profeten, toegesloten en uw hoofden, de zieners, omhuld. Zacharia 13:2 En Ik zal te dien dage, luidt het woord van de HERE der heerscharen, de namen van de afgoden uit het land uitroeien, zodat niet meer aan hen gedacht zal worden; ook de profeten en de onreine geest zal Ik uit het land wegdoen. (een onreine geest van ongehoorzaamheid?) NIEUWE TESTAMENT Mattheüs 9:33 En nadat de boze geest was uitgedreven, sprak de doofstomme. En de scharen verbaasden zich en zeiden: Zo iets is nog nooit in Israël voorgekomen! (een doofstomme geest?) Mattheüs 12:43 Zodra de onreine geest van de mens is uitgevaren, gaat hij door dorre plaatsen om rust te zoeken, maar hij vindt die niet. Mattheüs 17:18 En Jezus bestrafte hem en de boze geest ging van hem uit, en de knaap was genezen van dat ogenblik af. (een geest van epilepsie?) Markus 1:23 En terstond was er in hun synagoge een mens met een onreine geest en hij schreeuwde luid, 26 En de onreine geest deed hem stuiptrekken en ging onder groot geschreeuw van hem uit. (een onreine schreeuwgeest?) Markus 3:30 Immers, zij zeiden: Hij heeft een onreine geest. Markus 5:2 En toen Hij uit het schip ging, kwam Hem terstond uit de grafsteden een mens tegemoet met een onreine geest, 8 Want Hij zeide tot hem: Onreine geest, ga uit van deze mens. Markus 5:9 Jezus vroeg hem: ‘Wat is je naam?’ En hij (de man!) antwoordde: ‘Legioen is mijn naam, want we zijn met velen.’ (zie opmerking 9) Markus 7:25 Want terstond hoorde van Hem een vrouw, wier dochtertje een onreine geest had; en zij kwam tot Hem en viel Hem te voet. 26 Deze vrouw was een Griekse, een syrofenicische van geboorte. (7-27a) En zij vroeg Hem de boze geest uit haar dochter te drijven. 29 En Hij zeide tot haar: Om dit woord, ga heen, de boze geest is uit uw dochter gevaren. 30 En toen zij naar huis gegaan was, vond zij het kind te bed liggen en de boze geest uitgevaren. (een onreine geest die ADHD veroorzaakte?) Markus 9:17 En een uit de schare antwoordde Hem: Meester, ik heb mijn zoon tot U gebracht, die een stomme geest heeft. 25 En toen Jezus zag, dat de schare samenstroomde, bestrafte Hij de onreine geest en zeide tot hem: Gij, stomme en dove geest, Ik beveel u: ga van hem uit en kom niet meer in hem. (een onreine geest die doofstomheid veroorzaakt?) Lukas 4:33,35 En in de synagoge was iemand met een boze, onreine geest (4-34a) en hij schreeuwde met luider stem. … En Jezus bestrafte hem en zeide: Zwijg stil en vaar uit van hem. En de boze geest wierp hem in het midden neer en voer van hem uit zonder hem enig kwaad te doen. (zie ook Markus 1:23) Lukas 8:29 Want Hij gaf de onreine geest bevel van de man uit te varen. Want menigmaal had de geest hem met geweld medegesleurd, en om hem te bewaken werd hij met ketenen en voetboeien geboeid, maar hij brak de boeien stuk en werd door de geest naar eenzame streken gedreven. (een onreine geest van sterke kracht?) Lukas 9:42 En nog terwijl hij naderbij kwam, wierp de boze geest hem op de grond en deed hem stuiptrekken. Maar Jezus bestrafte de onreine geest en Hij genas de knaap en gaf hem terug aan zijn vader. (een onreine geest van stuiptrekken?) Lukas 11:14 En Hij was bezig een boze geest uit te drijven en deze was stom. En het geschiedde, toen de geest uitgevaren was, dat de stomme sprak. En de scharen verwonderden zich. (dit is de enige tekst die er mogelijk op zou kunnen wijzen dat een stomme geest stomheid veroorzaakt, er staat echter nergens vermeld dat Jezus deze geest als een stomme geest aansprak) Lukas 11:24 Zodra de onreine geest van de mens is uitgevaren, gaat hij door dorre plaatsen om rust te zoeken, en als hij die niet vindt, zegt hij: Ik zal terugkeren naar mijn huis, waar ik ben uitgevaren. (een onreine geest van rusteloosheid?) Romeinen 11:8 gelijk geschreven staat: God gaf hun een geest van diepe slaap, ogen om niet te zien en oren om niet te horen, tot de dag van heden. 1 Timotheüs 4:1 Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen, (een geest van dwaalleer?) 2 Timotheüs 1: 7 Want God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, van liefde en van bezonnenheid. Naast al deze genoemde teksten zijn er nog 2 teksten1 waarin het Hebreeuwse ‘ra ruach’ (boze geest) en 44 teksten2 waarin het Griekse ‘daimonion’ (demon) voorkomt. In al deze teksten is er sprake van ‘boze geesten’ cq ‘demonen’ zonder verdere toevoeging en/of verwijzing, waaruit zou blijken dat er sprake is van specifieke demonen. In het Evangelie van Johannes (NBG’51) wordt het Griekse ‘daimonion’ consequent met ‘bezeten’ vertaald, maar ook hier zonder verdere toevoegingen en/of /verwijzingen. 1 Zie 1 Samuël 18:10 en 19:9 2 Zie Mattheüs 7:22; 9:34; 10:8; 11:18; 12:24; 12:27; 12:28 Markus 1:34; 1:39; 3:15; 3:22; 6:13; 9:38; 16:9; 16:17; Lukas 4:41; 7:33; 8:2; 8:27; 8:30; 8:33; 8:35; 8:38; 9:1; 9:49; 10:17; 11:15; 11:18; 11:19; 11:20; 13:32; Johannes 7:20; 8:48; 8:49; 8:52; 10:20; 10:21; Handelingen 17:18; 19:15; 19:16; 1 Corinthiërs 10:20; 10:21; Jakobus 2:19; Openbaring 9:20 Als we al deze teksten met elkaar vergelijken dan kunnen we de volgende conclusies trekken: 1. Het gaat in al deze teksten voor ruim 95% over boze en onreine geesten. 2. Boze geesten en onreine geesten lijken synoniemen van elkaar te zijn. Zie hiervoor o.a. de teksten Markus 7:25-30; Lukas 4:33 en Lukas 9:42. Iedere boze geest is dus blijkbaar onrein, in tegenstelling tot de heilige Geest, die rein en heilig is. Een onreine geest houdt dus niet specifiek verband met seksuele onreinheid. 3. Op grond van Matteüs 9:33 en Markus 9:17,25 wordt wel aangenomen dat er specifieke geesten zouden zijn die doofheid en stomheid zouden veroorzaken. Het zou in deze twee teksten heel goed om hetzelfde voorval kunnen gaan, dat zowel door Matteüs als door Markus beschreven is, dan blijft er nog maar één voorval over. Maar ook op grond van twee voorvallen kan je niet stellen dat er sprake zou zijn van specifieke geesten die doofheid of stomheid veroorzaken. Verder noemt Markus deze geest ook weer een onreine geest. Aangezien er ook boze geesten zijn, die kunnen spreken (Markus 5:7) zouden we op grond van deze tekst misschien wel kunnen spreken van een mogelijke gradatie in intelligentie bij demonen. Een dove en stomme geest zou dan zelf niet kunnen spreken. 4. Er wordt één keer in de bijbel gesproken over een ‘geest van diepe slaap’. De context (Jesaja 29:9-12) gaat hier over het niet kunnen zien wat God duidelijk wil maken. Men kan niet meer lezen. Paulus citeert deze tekst in de context van Israël die hun Messias niet erkend. Het gaat hier dus om geestelijke blindheid, en dus niet over het hebben van slaap. Iemand die tijdens een preek slaperig is, op grond van deze tekst, bevrijden van een demon van diepe slaap (dit gebeurt echt!) kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. 5. 1 Timoteüs 4:1 spreekt van dwaalgeesten. Het gaat hier om het Griekse ‘planos’ dat duidt op misleiding. Aangezien satan de vader van de leugen is, kunnen we ervan uitgaan dat iedere boze geest uit is op misleiding. Ook hier voert het te ver om te spreken van specifieke geesten die dwalingen zouden teweegbrengen. 6. 2 Timoteüs 1:7 spreekt van een geest van lafhartigheid. Hier gaat het om het Griekse ‘deilia’, dat letterlijk ‘schuchterheid’ betekent. Het gaat hier dus zeker niet om angst, maar er wordt hier aangegeven dat Gods Geest niet tot schuchterheid, maar tot kracht, liefde en bezonnenheid leidt. Dus ook hier geen sprake van een specifieke geest die angst zou veroorzaken. Dat boze geesten in het algemeen ons wel angstig kunnen maken is vrij logisch. Dit was het geval bij koning Saul (zie 1 Samuël 16:15). Het is dan ook geen pretje als er een demon in je geest woont. 7. Het benoemen van allerlei verschillende demonen die verantwoordelijk zouden zijn voor allerlei lichamelijke en psychische kwalen kom je in de bijbel dus niet tegen. De enkele teksten, waarop deze theorie gebaseerd is, kunnen makkelijk weerlegt worden en zijn ook veel logischer te verklaren, als je niet uitgaat van deze vergezochte theorie. Dat boze geesten (die altijd onrein zijn!) ziekten en kwalen kunnen veroorzaken is wel degelijk mogelijk, maar dat komt dus niet door een specifieke geest, die een specifieke ziekte zou veroorzaken. 8. De gave van onderscheid van geesten wordt met deze nieuwe inzichten wel een stuk makkelijker. Er zijn maar twee categorieën geesten, enerzijds de goede, heilige Geest die van God komt, of een boze, onreine geest die van satan komt en allerlei ellende veroorzaakt. De gave van onderscheid van geesten is vooral bedoeld om te onderscheiden of een ziekte, handicap of ander gebrek wel of niet wordt veroorzaakt door een boze geest. Zo ja, dan dienen we deze boze geest gewoon weg te sturen in Jezus’ Naam. Zo niet, dan bidden we voor genezing. 9. Op grond van de tekst uit Markus 5:9 is men de hele theorie gaan bouwen, dat er allerlei demonen zijn met verschillende namen, die verschillende dingen zouden veroorzaken en dat we bij bevrijding dus op zoek zouden moeten naar de specifieke naam van een demon. Maar wie zegt ons dat Jezus hier naar de naam van de demon vraagt? Jezus wandelde ongetwijfeld in de gaven van onderscheid van geesten, dus hij wist dat er sprake was van een boze geest. Dat het om een groot aantal boze geesten ging werd Hem duidelijk door het feit dat Jezus in vers 8 de onreine geest al verzocht te vertrekken, maar blijkbaar zonder resultaat, waaruit hij kon afleiden dat er meer aan de hand was. Vervolgens vraagt Jezus naar de naam van de man, om te kijken of hij zelf nog wel aanspreekbaar is en zijn eigen naam kan noemen. Dit blijkt niet het geval te zijn, waarna er een uitzonderlijke bevrijding plaatsvind. Deze mensen zullen we echter niet zo snel in de maatschappij tegenkomen, laat staan gewoon bij ons op bezoek krijgen om voor bevrijding te laten bidden. 10. Tot slot nog een korte uitleg bij de teksten uit 1 Samuël 16, 18 en 19 waarin gesproken wordt over ‘een boze geest Gods’, ‘een boze geest die van God kwam’ en ‘een boze geest des HEREN’. Deze manier van spreken heeft te maken met het feit dat men in het oude testament veel minder zicht had op de geestelijke wereld. Dat men sprak over een boze geest was al uitzonderlijk. En aangezien men het onderscheid tussen de goede en de verkeerde kant in de geestelijke wereld niet kenden (dat heeft Jezus ons namelijk pas geopenbaard), kwamen in hun optiek boze geesten ook bij God vandaan.