HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS

                                                                                                                                                     

Daniel in de leeuwenkuil

Herinneringen om te koesteren

Om de kinderen te laten kennismaken met de Bijbel werden er vroeger schoolplaten gebruikt. Aan de hand van de afbeeldingen op de schoolplaten kon de meester of de juf een verhaal uitleggen. 

Deze manier van les geven werd ook wel aanschouwingsonderwijs genoemd. Aanschouwen is een ander woord voor kijken. De meesten kennen het nog wel denk ik, die oude schoolplaten die vroeger in het klaslokaal hingen of uit een grote opbergkist achter in de klas tevoorschijn werden gehaald. Het was vooral dán steeds weer een verrassing. Wij kijken nu in de klas naar dia's of een videofilm in plaats van schoolplaten.

   Terug naar het overzicht van alle platen? Klik HIER

'Mijn God heeft de muil der leeuwen toegesloten'

(Daniël6: 23)
2 Darius ging ertoe over honderdtwintig satrapen over het gehele koninkrijk aan te stellen. 3 Boven hen stelde hij drie rijksbestuurders aan, van wie Daniël er een was; aan hen moesten de satrapen rekenschap afleggen, opdat de koning geen schade zou lijden. 4 Daniël nu onderscheidde zich van de rijksbestuurders en satrapen door zijn buitengewone begaafdheid. De koning overwoog zelfs hem over het hele koninkrijk aan te stellen. 5 Daarom probeerden de rijksbestuurders en satrapen in Daniëls bewind iets te vinden om hem voor aan te klagen, maar zij konden geen grond voor een aanklacht vinden of hem op een misstap betrappen, want hij was betrouwbaar en hij had nooit zijn plicht verzuimd of een misstap begaan.

6 Toen zeiden die mannen: ‘Met geen mogelijkheid zullen wij deze Daniël kunnen aanklagen, tenzij we iets zoeken dat verband houdt met de wet van zijn God.’ 7 Daarop richtten de rijksbestuurders en satrapen zich tot de koning met een dringend verzoek: ‘Koning Darius, leef in eeuwigheid! 8 Alle rijksbestuurders van het koninkrijk, stadhouders en satrapen, raadsheren en gouverneurs, zijn van mening dat er een koninklijk besluit moet worden uitgevaardigd waarin wordt vastgelegd dat eenieder die de komende dertig dagen een verzoek tot een god of een mens richt in plaats van tot u, majesteit, in de leeuwenkuil zal worden geworpen. 9 Welnu, majesteit, vaardig dat verbod uit en stel het op schrift, zodat het niet veranderd kan worden, zoals geen enkele wet van de Meden en de Perzen kan worden herroepen.’ 10 Hierop stelde koning Darius het verbod op schrift.

11 Toen Daniël hoorde van het besluit dat op schrift gesteld was, ging hij naar zijn huis. In zijn bovenvertrek had hij in de richting van Jeruzalem open vensters. Daar knielde hij neer, bad tot zijn God en prees hem, precies zoals driemaal per dag zijn gewoonte was. 12 Maar toen drongen de mannen zijn huis binnen en troffen Daniël aan terwijl hij tot zijn God bad en hem prees. 13 Ze gingen onmiddellijk naar de koning en wezen hem op het koninklijk besluit: ‘Hebt u geen verbod op schrift laten stellen dat ieder mens die de komende dertig dagen een verzoek tot een god of een mens richt in plaats van tot u, majesteit, in de leeuwenkuil zal worden geworpen?’ De koning antwoordde: ‘Die verordening ligt even vast als elke wet van de Meden en de Perzen, ze kan niet worden herroepen.’ 14 Toen zeiden ze tegen de koning: ‘Daniël, een van de Judese ballingen, slaat geen acht op u, majesteit, noch op het besluit dat u op schrift hebt laten stellen; driemaal daags verricht hij zijn gebed.’

15 De koning was zeer ontstemd toen hij deze beschuldiging hoorde, en hij zon op middelen om Daniël te redden. Tot zonsondergang deed hij alles wat in zijn macht lag om Daniël te beschermen. 16 Maar de mannen drongen bij de koning aan en zeiden: ‘Bedenk, majesteit, dat geen verbod of besluit dat de koning heeft uitgevaardigd veranderd kan worden; het is een wet van de Meden en de Perzen.’ 17 Hierop gaf de koning bevel Daniël te halen en hem in de leeuwenkuil te werpen. De koning zei tegen Daniël: ‘Uw God, die u zo vasthoudend dient, zal u redden!’ 18 Er werd een steen gebracht waarmee de opening van de kuil werd afgedekt, en de koning verzegelde die met zijn zegelring en met de zegelring van zijn machthebbers, om te verhinderen dat iemand iets aan Daniëls omstandigheden zou veranderen.

19 Daarna keerde de koning terug naar zijn paleis en bracht de nacht door zonder iets te eten; hij kon de slaap niet vatten, maar liet niets ter afleiding brengen. 20 Vroeg in de ochtend, toen het licht begon te worden, stond de koning op en haastte zich naar de leeuwenkuil. 21 Zodra hij in de buurt van de kuil kwam, riep hij Daniël met bedroefde stem toe: ‘Daniël, dienaar van de levende God, heeft uw God, die u zo vasthoudend dient, u van de leeuwen kunnen redden?’ 22 En Daniël zei tegen de koning: ‘Majesteit, leef in eeuwigheid! 23 Mijn God heeft zijn engel gezonden en de leeuwenmuilen gesloten. Ze hebben mij geen kwaad gedaan, omdat hij mij onschuldig acht; maar ook u, majesteit, heb ik niets misdaan.’ 24 De koning was bijzonder verheugd en hij beval Daniël uit de kuil te halen. Daniël werd uit de kuil getrokken, en hij bleek ongedeerd te zijn, want hij had op zijn God vertrouwd. 25 Toen gaf de koning bevel de mannen te brengen die Daniël hadden beschuldigd, en hij liet hen samen met hun kinderen en hun vrouwen in de leeuwenkuil werpen. Ze hadden de bodem van de kuil nog niet geraakt, of de leeuwen stortten zich op hen en vermorzelden al hun botten.

26 Daarop schreef koning Darius aan alle volken en naties, welke taal zij ook spraken en waar ter wereld zij ook woonden: ‘Moge uw voorspoed groot zijn! 27 Hierbij beveel ik dat iedereen in het machtsgebied van mijn koninkrijk eerbiedig ontzag moet tonen voor de God van Daniël. Want hij is de levende God die bestaat in eeuwigheid. Zijn koningschap gaat nooit te gronde en zijn heerschappij is zonder einde. 28 Hij redt en bevrijdt, geeft tekenen en doet wonderen in de hemel en op aarde; hij heeft Daniël uit de klauwen van de leeuwen gered.’
29 Zo ging het Daniël voorspoedig onder het koningschap van Darius en onder het koningschap van Cyrus de Pers.

Daniël in de leeuwenkuil

Tot tweemaal toe werd Daniël aan de proef van de leeuwenkuil onderworpen. In hoofdstuk 6 wordt verhaald hoe de autochtone hoge ambtenaren van het Babylonische rijk proberen van de joodse balling Daniël af te komen. Die heeft namelijk enorm carrière gemaakt. De koning (de door de tweede eeuwse schrijver van het bijbelboek verzonnen Darius de Mediër) wil hem zelfs bevorderen tot de hoogste bestuurder van allemaal.

De inheemse bestuurders smeden een plan waarbij ze Daniël willen treffen in zijn Achilleshiel - zijn joodse geloof. Ze weten dat Daniël driemaal per dag tot God bidt, geknield en met het hoofd gekeerd naar Jeruzalem. Eerbied veinzend voor hun koning stellen ze Darius voor de wet zodanig te wijzigen dat het de eerste dertig dagen niet is toegestaan tot een ander dan de koning zelf gebeden te richten. De straf: geworpen worden in een kuil met leeuwen. Ze vragen de koning dat wetsbesluit schriftelijk vast te leggen zodat het onherroepelijk is 'als een wet van Meden en Perzen'.

Kort daarop overvallen ze Daniël die voor het open raam aan het bidden is en ze confronteren Darius met de spreekwoordelijke onwrikbaarheid van zijn eigen wet. Zeer tegen zijn zin gehoorzaamt de koning uiteindelijk aan de nieuwe wet. Hij laat Daniël bij de leeuwen opsluiten, maar spreekt tegelijk de hoop uit dat de God van Daniël hem zal helpen. Dat gebeurt ook en na een angstige, doorwaakte nacht kan Darius tot zijn opluchting zijn favoriete ambtenaar uit de kuil laten halen.

De koning neemt geen halve maatregelen en laat - waarschijnlijk zonder verdere juridische onderbouwing - de bestuurders die Daniël beschuldigd hadden met hun gezinnen voor de leeuwen werpen: de hongerige leeuwen storten zich op de families nog voor ze de bodem van de kuil bereikt hebben...

Net als Nebukadnessar na de uitleg over zijn droom, is Darius na deze episode overtuigd van de macht van de God der joden en hij beveelt dat iedereen in zijn rijk 'de God van Daniël moet eerbiedigen en vrezen".

Met zijn geloof volhardt Daniël in het gebed

Darius koning van Babel

• Belsazar is gedood.
• Darius wordt nu, op 62-jarige leeftijd, koning.
• Darius is een organisator. Hij stelt 3 vorsten en 120 stadhouders aan om het land te
 regeren.

 Daniël

• Daniël is nog steeds aan het hof in Babel.
• Hij wordt een van de drie vorsten die Darius aanstelt.
• Daniël doet zijn werk trouw en goed. Hij blinkt in alles uit.
• Ook wij moeten iedere dag ons werk trouw doen. Dat vraagt de Heere van ons.

 De list

• De stadhouders en de andere vorsten zijn jaloers op Daniël.
• Ze zoeken naar iets in zijn werk wat hij niet goed doet. Ze kunnen niets vinden
• Ze weten dat Daniël God dient en dat hij dat trouw doet. Het is hun bekend dat hij
 elke drie keer bidt.
• Ze laten Darius een wet ondertekenen waarin staat dat niemand een verzoek mag
 doen aan een god dan alleen aan de koning.
• Wie niet gehoorzaamt, moet in de leeuwenkuil.
• De koning voelt zich vereerd en ondertekent de wet.

In de leeuwenkuil

• Daniël blijft drie keer per dag zichtbaar voor iedereen bidden tot God.
• Daniël laat zien dat hij een christen is. Anderen moeten aan ons kunnen zien dat wij
 een christen zijn en dat we een doel hebben in ons leven: leven tot Gods eer.
• De vorsten en de stadhouders zien Daniël bidden en zeggen dit tegen de koning.
• Darius ontdekt de list maar moet Daniël in de leeuwenkuil gooien.

De wonderlijke redding

• Darius slaapt die nacht niet. ’s Morgens vroeg gaat hij direct naar de leeuwenkuil.
• Darius hoopt op een wonder van de God van Daniël.
• Daniël leeft nog; de leeuwen hebben hem niets aangedaan.
• Darius laat Daniël uit de leeuwenkuil halen.

De straf

• De stadhouders, de vorsten en hun vrouwen en kinderen worden in de leeuwenkuil
 gegooid
• Nog voordat zij de grond raken, worden ze verslonden door de leeuwen.
• Darius schrijft een bevel uit dat iedereen in het land de God van Daniël moet vrezen.

God zorgde voor Daniël. Hij is een Beloner voor degenen die Hem zoeken!

Uit dit hoofdstuk blijkt dat Daniel een trouwe getuige van God was. De koning zegt immers twee maal van Daniel "Uw God, die gij zo volhardend dient", (vs. 17 en 21). Verder was bij de rijksbestuurders en stadhouders bekend dat Daniel dagelijks minimaal drie keer tot God bad (vs. 11/12). Daniel bad met geopende ramen. Waarschijnlijk konden mensen hem zien en wellicht ook horen bidden. Zijn u en ik ook trouwe getuigen, thuis, op ons werk, op school of waar we ons bevinden? Christenen zijn vaak de enige "bijbel" die mensen nog lezen in deze tijd, daarom is het zo belangrijk dat mensen aan ons doen en laten kunnen zien dat we Christus kennen.

Het gevolg van Daniels getuigenis is beschreven in de verzen 27 e.v. Of dit bevel nu de manier is om mensen tot God te brengen laat ik maar even in het midden, maar de naam van God en de wonderen en tekenen die Hij gedaan had in hemel en op aarde werden wel bekend gemaakt in het hele rijk!

Daniel was als werknemer iemand die hoog in aanzien stond. Er staat van hem geschreven, dat er "geen verzuim of iets verkeerds bij hem gevonden werd" (vs.5). Zijn wij plichtsgetrouw, kunnen onze collega's of medescholieren en studenten op ons rekenen? Doen wij met een blijmoedig hart ons werk of klagen en mopperen we terwijl we onze boterham verdienen of aan de studie zijn? Daniel stond in hoog aanzien bij zijn meerdere, kan dat ook van u en mij gezegd worden? Daarbij doet het er niet toe of we een functie hebben die hoger of lager op de maatschappelijke ladder staat, waar het om gaat is dat we ons werk doen zoals geschreven staat in Col.3:17: "En al wat gij doet met woord of werk, doet het alles in de naam des Heren Jezus, God, de Vader, dankende door Hem!"

De positie die Daniel bekleedde was een hoge en verantwoordelijke positie in het rijk van de Meden en Perzen. Het was een positie in een wereld waarin de God van Israel niet werd gediend, toch was hij getrouw in het dienen van zijn God en daardoor kon hij zijn positie gebruiken om tot zegen te zijn voor vele mensen. Zijn u en ik, zeker als we leidinggevende posities hebben, ons bewust van de invloed die we hebben? Maar ook al heeft iemand geen leidinggevende functie, dan kan hij of zij toch tot zegen zijn voor anderen (ongelovige). Iedereen kan op zijn of haar (werk) plek mensen bereiken die niemand anders kan bereiken.

Daniel was een man van gebed. Zeker drie maal per dag zocht hij het aangezicht van God. Herkent u dit in uw eigen leven? Iemand heeft eens gezegd: "we kunnen alleen staande blijven als we eerst hebben geknield". Het is belangrijk, als we staande willen blijven in deze goddeloze wereld, dagelijks het aangezicht van God te zoeken, zoals Daniel deed. Het bericht van de nieuwe wet kwam Daniel ter ore en het eerste wat hij deed was naar huis gaan en het probleem voorleggen aan God! Een goed voorbeeld van hoe het moet: direct onze zorgen en nood bekendmaken bij de Here. Daarnaast "loofde Daniel zijn God" (vs.11). Hij ging niet zitten mokken of klagen, nee hij bracht zijn moeilijkheid, zijn zorg bij God, liet het daar en ging Hem loven. Laten wij ook al onze bekommernis op Hem werpen, want Hij zorg voor ons (1Petr. 5:7) en doen wat in 1Petr. 5:6 geschreven staat!

Er werd tegen Daniel een aanklacht gezocht "in de dienst van zijn God". (v. 6) Daniel was een dienaar van de levende God. Het was zijn God. Hij diende de levende God, die hij persoonlijk kende. Kan dat ook van u en mij worden gezegd? Kan worden gezegd, dat Hij onze Heer is, dat Hij het "stuur" van ons leven in handen heeft en dat Zijn Woord bepalend is voor de (vele) keuzes die we moeten maken? Een dienaar of slaaf is gekocht en betaald (vgl.1 Cor. 6:20). Slaven moeten hun Meester gehoorzamen, ze zijn Zijn eigendom, zijn wij zulke slaven?

Toen Daniel werd bevrijd, we zouden kunnen zeggen toen de moeilijkheden voorbij waren, gaf hij direct de eer voor zijn wonderbaarlijke redding aan God: "mijn God heeft zijn engel gezonden en de muil van de leeuwen toegesloten". Geven wij God de eer als onze problemen, die we eerst bij Hem hebben gebracht, zijn opgelost of voorbij zijn? Of zijn we net als de negen melaatse mannen die door de Here Jezus werden genezen van hun melaatsheid, maar niet naar Hem teruggingen om Hem te danken voor hun genezing? Slecht 1 van hen ging terug om Hem te danken! (Lukas 17: 11/19)

We lezen geen enkel woord van Daniel over bitterheid, boosheid of i.d. ten opzichte van de mensen die er voor hadden gezorgd dat hij in de leeuwenkuil terecht kwam. Zullen ook wij het oordelen aan God overlaten, Rom.12:17 "Vergeldt niemand kwaad met kwaad; hebt het goede voor met alle mensen. Houdt zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, vrede met alle mensen. Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Here". In Daniel kwam de gezindheid van Christus openbaar, die als Hij gescholden werd niet terugschold en die zelfs aan het kruis bad: "Vader vergeef het hun want zij weten niet wat zij doen". Dat ook in ons steeds meer de gezindheid van Daniel en bovenal die van de Here Jezus Christus mag worden gevonden

Er zou sprake zijn van nog een leeuwenkuil  (Daniël 14:1-41 - apocrief)

1 En de koning Astyages werd vergaderd tot zijn vaderen, en Cyrus uit Perzië nam zijn koninkrijk over, en Daniël was altijd met de koning, en was heerlijker dan alle vrienden des konings.
2 De Babyloniërs hadden een afgod, die genoemd was Bel; aan deze werden alle dagen ten koste gelegd twaalf schepel meel, en veertig schapen, en zes metreten wijn.
3 En de koning eerde die, en ging dagelijks heen, om die te aanbidden, doch Daniël aanbad God. En de koning zeide tot hem: Waarom bidt gij Bel niet aan?

4 En hij zeide: Omdat ik geen afgoden, die met handen gemaakt zijn, aanbid, maar de levende God, die de hemel geschapen heeft, en de aarde, en die heerschappij heeft over alle vlees.
5 En de koning sprak tot hem: Dunkt u dan niet dat Bel een levende god is? of ziet gij niet hoe veel hij dagelijks eet?

6 Maar Daniël lachte en zeide: Laat u niet verleiden, o koning; want deze Bel is van binnen leem, maar van buiten koper, en hij heeft nooit gegeten noch gedronken.

7 En de koning vertoornd zijnde, deed zijn priesters roepen en zeide tot hen: Indien gijlieden mij niet zegt wie deze kost opeet, zo zult gij sterven.
8 Maar indien gijlieden bewijzen zult, dat Bel deze dingen opeet, zo zal Daniël sterven, want hij heeft tegen Bel gelasterd; en Daniël zeide tot de koning: Het geschiede naar uw woord.
9 En de priesters van Bel waren zeventig, zonder de vrouwen en kinderen en de koning ging met Daniël in het huis van Bel.
10 De priesters zeiden: Zie, wij gaan henen uit; en gij heer koning, zet zelf de spijze daar, en stel de drank daar, nadat hij ingeschonken is, en sluit de deur toe, en verzegel die, met uw ring;
11 En kom morgen vroeg, en indien gij niet vindt dat alles door Bel opgegeten is, zo zullen wij sterven, of Daniël zal sterven die tegen ons heeft gelogen.

12 Zij nu verachtten dit, omdat zij een heimelijke toegang onder de tafel gemaakt hadden, en door deze gingen zij altijd, en verteerden die dingen.

13 En het geschiedde als zij uitgegaan waren, zo zette de koning de spijzen voor Bel, en Daniël beval zijn dienaren, dat zij as zouden brengen en bestrooide de gehele tempel in de tegenwoordigheid van de koning; en uitgaande sloten zij de deur toe, en verzegelden die met de ring van de koning en gingen weg.

14 De priesters nu kwamen des nachts, naar hun gewoonte, mitsgaders hun vrouwen en hun kinderen, en aten het alles op en gingen uit.
15 En de koning was des morgens zeer vroeg op, en Daniël met hem;
16 En de koning zeide: Daniël, zijn de zegels nog geheel? en hij zeide: Ja heer koning, zij zijn geheel.
17 En het geschiedde, zo haast de koning de deuren open gedaan had, en op de tafel zag, dat hij met luider stem uitriep: Bel gij zijt groot, en geen bedrog is bij u.

18 En Daniël lachte, en hield de koning op, dat hij niet binnen gaan zou, en zeide: Zie op de vloer, en merk op wiens deze voetstappen zijn.
19 En de koning zeide: Ik zie de voetstappen van mannen, en van vrouwen, en van kinderen.
20 En de koning werd toornig, en liet de priesters grijpen, met hun vrouwen, en kinderen, en zij toonden hem de verborgen deuren, waardoor zij ingegaan waren, en verteerd hadden wat op de tafel geweest was.
21 En de koning liet hen doden, en gaf Daniël de Bel over; deze vernielde hem en zijn tempel.
22 En in die plaats was een grote draak, en de Babyloniërs aanbaden hem.

23 En de koning zeide tot Daniël: Zegt gij ook dat deze van koper is? Zie hij leeft, en hij eet en drinkt, gij kunt niet zeggen dat deze geen levende god is; daarom bid hem aan.
24 En Daniël zeide: De Here mijn God zal ik aanbidden, want die is de levende God.
25 Maar gij, heer koning, veroorloof het mij, zo zal ik deze draak ombrengen zonder zwaard of stok. En de koning zeide: Ja, ik geef u verlof.

26 En Daniël nam pek, vet en haar, en kookte dit tezamen, en maakte daar koeken van, en gaf die de draak in de muil, en de draak berstte daarvan, en hij zeide: Zie uw goden.
 27 En het geschiedde, als de Babyloniërs zulks hoorden, dat zij het zeer kwalijk namen, en maakten een oploop tegen de koning, en zeiden: Onze koning is een Jood geworden, hij heeft Bel verstoord, en de draak gedood, en de priesters heeft hij omgebracht.
28 En zij kwamen tot de koning en zeiden: Geef ons Daniël over; anders zullen wij u doden en uw huis.
29 En de koning zag, dat zij zeer op hem aandrongen, en werd gedwongen hun Daniël over te geven.

30 Deze nu wierpen hem in de kuil der leeuwen, en hij was daar zes dagen.
31 En daar waren zeven leeuwen in de kuil, en hun werden dagelijks gegeven twee lichamen, en twee schapen; maar toen werd hun dat niet gegeven, opdat zij Daniël verslinden zouden.
32 En Habakuk, de profeet was in Judea, en had een pap gekookt, en had brood gebrokkeld in een diepe schotel, en ging in het veld om het de maaiers te dragen.

33 En de engel des Heren zeide tot Habakuk: Draag het middageten, dat gij hebt, naar Babylon tot Daniël in de kuil der leeuwen.
34 En Habakuk zeide: Here, ik heb Babylon nooit gezien, en weet niet waar de kuil is.
35 Toen vatte de engel des Heren hem bij het hoofd, en dragende hem met het haar van zijn hoofd, voerde hem over naar Babylon op de kuil, door de drijving van zijn Geest.
36 En Habakuk riep en zeide: Daniël, Daniël, neem dit middageten, dat u God gezonden heeft.
37 En Daniël zeide: Gij gedenkt mij dan Here, en verlaat niet degenen die u liefhebben!

38 En Daniël stond op en at, en de engel des Heren bracht Habakuk terstond weder aan zijn plaats.
39 En de koning kwam op de zevende dag, om rouw te tonen over Daniël, en kwam aan de kuil, en zag daarin, en ziet Daniël zat daar.
40 En de koning riep met luider stem en zeide: Gij zijt groot, o Here, God van Daniël, en daar is niemand dan gij, en trok hem er weder uit,
41 En die oorzaak waren van zijn verderf, liet hij in de kuil werpen, en zij werden terstond verslonden in zijn tegenwoordigheid.

Zijn weigering te buigen voor de religieuze overtuiging van de Babyloniërs

Evenals de eerste maal dat Daniël voor de leeuwen gegooid wordt, is zijn weigering te buigen voor de religieuze overtuiging van de Babyloniërs de aanleiding. Het verhaal wordt verteld in het (apocriefe) veertiende hoofdstuk en bestaat uit twee delen.

De Babyloniërs hadden een afgodsbeeld waaraan ze dagelijks een forse hoeveelheid spijs en drank offerden. Ook de koning, inmiddels hebben we te maken met de Pers Kores (Cyrus), vereerde dat beeld. Daniël geeft de voorkeur aan zijn eigen God - 'de levende God die hemel en aarde geschapen heeft'. Terecht concludeert de koning daaruit dat Daniël het beeld van Bel geen 'levende god' acht. Hoe verklaart hij dan, zo vraagt de koning snedig, dat al dat geofferde voedsel telkens schoon op is? Daniël schampert daarop dat zo'n beeld niet eten kan, en passant de priesters van Bel dodelijk beledigend.

De koning daagt daarop de priesters en Daniël uit met bewijzen te komen, een uitdaging die ze allen aannemen. Daniël vertrouwt daarbij op zijn God. De priesters vertrouwen op de geheime gang waardoor ze 's nachts toegang hebben tot de ruimte waar het beeld staat en waar ook het voedsel ligt. Daniël laat echter een fijn laagje as over de tempelvloeren strooien. Wanneer Kores de volgende ochtend de ruimte komt inspecteren wijst Daniël hem op de voetafdrukken van de priesters en hun vrouwen en kinderen, die zich ook deze nacht weer aan de geofferde lekkernijen tegoed gedaan hebben. Vanwege dat bedrog laat de voor schut gezette koning Kores een bloedbad onder de priesters en hun families aanrichten.

'To add insult to injury ...' beweert Daniël vervolgens dat een door de Babyloniërs vereerde draak ook al geen levende god is. Ondanks de vorige episode stelt de koning zich weer kritisch op jegens Daniël. Hij werpt tegen dat je van een heuse draak moeilijk kunt beweren dat dat geen 'levende god' is. Daniël vat ook die uitspraak van Kores op als een uitdaging en vraagt of hij ongewapend de draak mag naderen en doden. Als de koning toestemt, dan maakt Daniël koeken van pek, vet en haren. Dat blijkt een recept dat de draak wel aanspreekt want hij vreet zich letterlijk te barsten aan hetgeen Daniël hem voert.

De zwaar beledigde draak-gelovigen keren zich dan tegen de koning en eisen het hoofd van Daniël. De koning die wel voelt dat hij al te voortvarend geëxperimenteerd heeft met de religieuze gevoelens van zijn onderdanen, levert Daniël aan hen uit. Zij werpen hem vervolgens weer in een kuil, ditmaal met zeven leeuwen die gewoon waren dagelijks twee lijken en twee schapen te verorberen. Ofschoon men de leeuwen zes dagen lang dit rantsoen onthoudt, lijden ze liever honger dan Daniël te beroeren. Daniël, daarentegen, hoeft geen honger te lijden. Vele kilometers verderop, in Judea, had de profeet Habakuk juist 'wat moes gekookt en enkele broden in een schotel gebrokkeld' om de maaiers op het veld te bevoorraden. Deze Habakuk wordt er vervolgens letterlijk met de haren bijgesleept: de engel tilt hem - met moes en brood - op 'bij de haren van zijn kruin' en brengt hem met de snelheid van de geest naar Daniël. Nadat Daniël de goede gaven in ontvangst heeft genomen brengt de engel Habakuk met dezelfde fantastische snelheid terug naar Judea
    Terug naar het overzicht van alle platen? Klik HIER


               

INFO: DE WEG - DE WAARHEID HET LEVEN FILM

Handige Bijbel

Remember all victims of violence worldwide   

GEBED  LEEFREGEL  BELIJDENIS  

DE WEG | DE WAARHEID HET LEVEN | FILM | AUDIO

CREATOR

HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS

Waard om te weten :

Een hartelijk welkom op de site
Deze pagina printen
Sitemap

Wie zoekt zal vinden

FAQ - HELP

Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
 
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen


Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden"Lees eens: Het zwijgen van God

God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.
Lees eens:  God's Liefde

Schat onder handbereik


Bemoediging en troost

Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible -
 great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps

Read more for Study  
Apocrypha, Historic Works
 GELOOF EN LEVEN een
          KLEINE HULP VOOR  ONDERWEG
 

Wie zoekt zal vinden           


www Holyhome.nl

Boeiende Series :

Bijbelvertalingen
Bijbel en Kunst

Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten

De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard

De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus

Goede Vruchten
Geestesgaven

Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid

Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen

De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen

Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels

Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
 
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!  

Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels

Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron

Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels

Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken

Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
 Luisterbijbel

Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst   -1-   -2-

Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk opOnline-bijbel.nl
         
  (
What's good, use it)