HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS

                                                                                                                                                     

De Israëlieten 40 jaar in de woestijn

Herinneringen om te koesteren

Om de kinderen te laten kennismaken met de Bijbel werden er vroeger schoolplaten gebruikt. Aan de hand van de afbeeldingen op de schoolplaten kon de meester of de juf een verhaal uitleggen. 

Deze manier van les geven werd ook wel aanschouwingsonderwijs genoemd. Aanschouwen is een ander woord voor kijken. De meesten kennen het nog wel denk ik, die oude schoolplaten die vroeger in het klaslokaal hingen of uit een grote opbergkist achter in de klas tevoorschijn werden gehaald. Het was vooral dán steeds weer een verrassing. Wij kijken nu in de klas naar dia's of een videofilm in plaats van schoolplaten.

   Terug naar het overzicht van alle platen? Klik HIER

'De Israëlieten hebben 40 jaar manna gegeten, totdat zij
  kwamen aan de grens van het land Kanaan.'

(Ex. 16: 35)
1 Vanuit Elim trok het hele volk van Israël weer verder. Op de vijftiende dag van de tweede maand na hun vertrek uit Egypte bereikten ze de woestijn van Sin, die tussen Elim en de Sinai ligt. 2-3 Daar in de woestijn begon het volk zich opnieuw te beklagen. ‘Had de HEER ons maar laten sterven in Egypte,’ zeiden ze tegen Mozes en Aäron. ‘Daar waren de vleespotten tenminste gevuld en hadden we volop brood te eten. U hebt ons alleen maar naar de woestijn gebracht om ons hier allemaal van honger te laten omkomen.’ 3 [2–3]

4 De HEER zei tegen Mozes: ‘Ik zal voor jullie brood uit de hemel laten regenen. De mensen moeten er dan elke dag op uit gaan om net zo veel te verzamelen als ze voor die dag nodig hebben. Daarmee stel ik hen op de proef: ik wil zien of ze zich aan mijn voorschriften houden. 5 Op de zesde dag moeten ze tweemaal zo veel verzamelen en klaarmaken als op de andere dagen.’ 6 Hierop zeiden Mozes en Aäron tegen de Israëlieten: ‘Vanavond nog zult u inzien dat de HEER zelf u uit Egypte heeft geleid, 7 en morgen, in de ochtend, zult u de majesteit van de HEER zien. Hij heeft gehoord hoe u zich beklaagt. Dat is tegen hem gericht, want wie zijn wij dat u zich bij ons zou beklagen?’ 8 Mozes vervolgde: ‘Vanavond zal de HEER u vlees te eten geven, en morgenochtend zult u volop brood hebben, want de HEER heeft uw geklaag gehoord. Dat is immers tegen hem gericht en niet tegen ons – want wie zijn wij?’

9 Mozes zei tegen Aäron: ‘Zeg tegen de hele gemeenschap van Israël: “Wend u tot de HEER, want hij heeft uw geklaag gehoord.”’ 10 Zodra Aäron dit aan het volk had opgedragen en allen zich met het gezicht naar de woestijn hadden opgesteld, verscheen in een wolk de majesteit van de HEER. 11 De HEER zei tegen Mozes: 12 ‘Ik heb gehoord hoe de Israëlieten zich beklagen. Zeg tegen hen: “Wanneer de avond valt zullen jullie vlees eten, en morgenochtend brood in overvloed. Dan zullen jullie inzien dat ik, de HEER, jullie God ben.”’

13 Diezelfde avond kwamen er grote zwermen kwartels aangevlogen, die in het kamp neerstreken, en de volgende morgen lag er overal rond het kamp dauw. 14 Toen de dauw opgetrokken was, bleek de woestijn bedekt met een fijn, schilferachtig laagje, alsof er rijp op de aarde lag. 15 ‘Wat is dat?’   vroegen de Israëlieten elkaar toen ze het zagen; ze begrepen niet wat het was. Mozes zei tegen hen: ‘Dat is het brood dat de HEER u te eten geeft. 16 De HEER heeft bepaald dat ieder ervan kan verzamelen wat hij nodig heeft. Iedereen mag er één omer van nemen voor elke persoon die bij hem in de tent woont.’ 17 De Israëlieten deden dat. De een verzamelde veel, de ander weinig. 18 Toen ze het namaten, hadden zij die veel verzameld hadden niet meer dan een omer, en zij die weinig verzameld hadden niet minder, terwijl toch iedereen zo veel had genomen als hij nodig had. 19 Mozes verbood om ook maar iets ervan tot de volgende dag te bewaren. 20 Sommigen luisterden niet naar hem en bewaarden toch iets; de volgende morgen zat het vol wormen en stonk het. Mozes wees hen scherp terecht.

21 Elke morgen verzamelde ieder zo veel als hij nodig had; zodra de zon begon te branden, smolt het weg. 22 Maar op de zesde dag verzamelden ze een dubbele hoeveelheid: twee omer per persoon. De leiders van het volk kwamen dit bij Mozes melden. 23 Mozes zei tegen hen: ‘De HEER heeft dit zo bepaald. Morgen is het een dag van rust, een heilige sabbat ter ere van de HEER. Bak of kook daarom wat u wilt klaarmaken, en bewaar wat er overblijft tot morgen.’ 24 Ze lieten dus iets over voor de volgende dag, zoals Mozes had opgedragen; nu stonk het niet en zaten er geen wormen in. 25 ‘Dit moet u vandaag eten,’ zei Mozes, ‘want vandaag is het sabbat, een rustdag ter ere van de HEER, en zult u buiten het kamp niets vinden. 26 Zes dagen kunt u voedsel verzamelen, maar de zevende dag is het sabbat, dan is het er niet.’ 27 Toch gingen sommigen ook op de zevende dag op zoek, maar ze vonden niets. 28 Toen zei de HEER tegen Mozes: ‘Hoe lang blijven jullie nog weigeren mijn geboden en voorschriften in acht te nemen? 29 De HEER heeft jullie de sabbat gegeven en daarom geeft hij jullie op de zesde dag voedsel voor twee dagen. Laat ieder dus op de zevende dag blijven waar hij is, niemand mag dan het kamp verlaten.’ 30 Toen hield iedereen op de zevende dag rust.

31 Het volk van Israël noemde het voedsel manna. Het leek op korianderzaad, maar dan wit, en het smaakte als honingkoek. 32 Mozes zei: ‘De HEER heeft het volgende bevolen: “Er moet één volle omer bewaard blijven voor de generaties die na jullie komen, want zij moeten het brood kunnen zien dat ik jullie in de woestijn te eten heb gegeven toen ik jullie uit Egypte leidde.”’ 33 Daarom zei Mozes tegen Aäron: ‘Doe een volle omer manna in een kruik en leg die op de plaats waar de HEER wordt vereerd, om het manna daar voor de komende generaties te bewaren.’ 34 Zoals de HEER Mozes had opgedragen, legde Aäron de kruik neer voor de verbondstekst, om het manna daar te bewaren. 35 Veertig jaar lang aten de Israëlieten manna, tot ze in bewoond gebied kwamen; ze aten manna tot ze de grens van Kanaän bereikten. 36 (Een omer is een tiende efa.)

OVERZICHT VAN DE WOESTIJNREIS

Toen de Israëlieten wegtrokken uit Egypte, weg van de slavernij, begonnen ze aan een groot avontuur. Hun route op weg naar het beloofde land voerde dwars door de woestijn. Maar God ging met hen mee. De Israëlieten mochten er nog een tent bíj zetten, speciaal voor Hem. De tabernakel. Dáár zou Hij wonen, dáár zou Hij Zichzelf laten kennen.

Het boek Exodus spreekt over de uittocht van Israël uit Egypte en de constructie van de tabernakel, Gods tent in de woestijn. Leviticus handelt ook over het heiligdom, de offers, de priesterdienst en de noodzaak van heiligheid en reinheid. Zonder heiliging zal niemand de Here zien.

Maar in Numeri gaat het om de wandel door de woestijn. Leviticus leert ons onze plaats in het heiligdom, maar Numeri hoe wij God waardig kunnen wandelen in deze wereld. Terwijl wij de vertrouwelijke omgang met God genieten door te naderen in het heiligdom, zijn wij tevens geroepen goede getuigen van Hem te zijn in ons ‘pelgrimsleven’.
 Hiermee hangt samen dat in Leviticus de priesters op de voorgrond staan en in Numeri de Levieten, de dragers van het getuigenis van God in de wereld.

'Op het bevel des HEREN legerden zij zich; zolang de wolk op de tabernakel rustte, bleven zij gelegerd'.

(Numeri 9:18)

Het boek Numeri is te verdelen in vier hoofddelen, die verband houden met het begin, de voortzetting en het einde van de woestijnreis.
De voorbereiding voor de reis

 (a) Telling van de strijdbare mannen, met uitzondering van de Levieten (1:1-54).
 (b) Opstelling van de stammen rondom de tent der samenkomst en de orde bij het opbreken (2:1-34).
 (c) Telling en taakverdeling van de Levieten (3:1-4:49).
 (d) Reiniging en heiliging van de legerplaats; de wet op de jaloersheid en op het Nazireeërschap; de priesterlijke zegen (5:1-6:27).
 (e) Offergaven ter inwijding van de tabernakel (7:1-89).
 (f) De kandelaar en de wijding van de Levieten (8:1-26).
 (g) Het tweede Pascha (9:1-14).
 (h) De wolk- en vuurkolom en de trompetten (9:15-10:10).
 (i) Vertrek van de Sinai (10:11-28).

Het falen van het volk door ongeloof

 (a) Vertrouwen op menselijke leiding, waarop de Here Zelf voor hen uitgaat (10:29-36).
 (b) Klagen zonder gegeven oorzaak, waarop het vuur des Heren ontbrandt (11:1-3).
 (c) Verlangen naar het voedsel van Egypte en verachting van het manna; de zeventig oudsten en de kwakkels, gevolgd door de begrafenis van het gulzige volk (11:4-35).
 (d) Opstand van zowel Mirjam als Aäron tegen Mozes (12:1-16).
 (e) Falen door ongeloof om het Beloofde Land in bezit te nemen (13:1-14:38).
 (f) Geen aanvaarding van het aangekondigde oordeel; de inval in het Zuiden mislukt (14:39-45).
 (g) Een tussenzin over offers in het land, onopzettelijke zonde, sabbatschennis en gedenkkwasten aan de zomen van de kleding: deze tussenzin toont ons Gods genade én de verantwoordelijkheid van het volk (15:1-41).
 (h) Het hoogtepunt van het falen: openlijke, ongebreidelde opstand tegen God en Zijn gezalfden, Mozes en Aäron (16:1-43).

Gods genadige voorziening door middel van het priesterschap

 (a) Afwending van het oordeel door priesterlijke voorbede (16:44-50).
 (b) Bevestiging van het levitische priesterschap door de bloeiende staf van Aäron (17:1-13).
 (c) Plichten en inkomsten van priesters en Levieten (18:1-32).
 (d) Het reinigingswater van de priester Eleazar (19:1-22).
 (e) Laatste woestijnervaringen: van Kades tot het Overjordaanse (20:1-22:1).
 (f) Gods zegen over Zijn volk door middel van Bileam (22:2-24:25).
 (g) Afgoderij met Baäl-Peor en afwending van het oordeel door tussenkomst van de priester Pinechas (25:1-18).

De voorbereiding voor het land

 (a) Tweede telling van Israëls strijdbare mannen, nu met het oog op de verdeling van het land Kanaän (26:1-56).
 (b) Aparte telling van de Levieten (26:57-65).
 (c) Het recht van dochters op het vaderlijk erfdeel (27:1-11).
 (d) Jozua aangewezen als opvolger van Mozes (27:12-23).
 (e) Verplichte dagelijkse offers en feestoffers (28:1-29:40).
 (f) Voorschriften met betrekking tot geloften (30:1-16).
 (g) De wraak op de Midjanieten en de verdeling van de buit (31:1-54).
 (h) Toewijzing van het Overjordaanse (32:1-42).
 (i) Overzicht van de woestijnreis (33:1-49).
 (j) De inbezitneming van Kanaän (33:50-34:29).
 (k) Levietensteden en vrijsteden (35:1-34).
 (l) Bewaring van het erfdeel binnen het stamverband (36:1-13).

OPMERKELIJKE GEBEURTENISSEN

De uittocht

De dag voordat de Israëlieten uit Israël gingen was het Pascha. De Pascha maaltijd bestaat uit brood met bittere saus en een lam. Het lam was een voorbeeld van Jezus, want dat lam was gedood en geslacht, zo zou ook de Heere Jezus gedood, gekruisigd worden. Dat lam stierf, opdat zij zouden leven. Zo zou ook de Heere sterven.

De Israëlieten moesten het lam bewaren tot de veertiende dag van de maand en het dan slachten tussen 2 avonden. Het bloed van het lam moesten ze aan beide zijposten en aan de bovendorpel strijken van het huis waar zij het lam zullen eten. De huizen waar dat niet was gebeurd zou de eerstgeborene gedood worden. Niet alleen de mensen, ook de dieren. Achter het bloed waren de Israëlieten veilig. Dit was de tiende en laatste plaag die God over Egypte zond.
Midden in de nacht riep de Farao Mozes en Aäron bij zich en gebood hun het land uit te trekken en alles en iedereen mee te nemen. En de Israëlieten deden wat Mozes hen gebood en beroofden de Egyptenaren van al hun zilver, goud en klederen. Vierhonderdendertig jaar hadden ze in Egypte gewoond en nu gingen ze op reis naar het beloofde land Kanaän. Ze reisden met ongeveer zeshoderdduizend mannen. Allemaal lopend. Ze hadden deeg uit Egypte meegenomen om ongezuurde broden van te bakken. Die moesten ze zeven dagen eten en na die zeven dagen zal de HEERE een feest zijn. Ze wisten de weg niet maar God hielp hun. Overdag met een wolkkolom en 's nachts met de vuurkolom. En God leidde hen naar de Schelfzee.



Door de Schelfzee

De Farao kwam hen achterna. Hij heeft er spijt van dat hij zijn slavenvolk heeft laten gaan. De Israëlieten konden zich niet verdedigen, ze zouden immers nooit tegen de sterke wagens en wapens van de Farao op kunnen. Vluchten konden ze ook niet, voor hun lag de Schelfzee. Mozes riep God of Hij hun wilde helpen en God hielp. De wolkkolom ging achter hun en aan de kant van de Egyptenaren wordt het heel donker. De Heere gebied Mozes om zijn staf over de zee uit te strekken en Mozes deed dat. En er werd een droog pas door de zee gemaakt. Aan beide zijden stonden hoge muren van water. De Israëlieten gingen over het pad. Het is zo een lange rij dat als de eerste aan de overkant zijn de laatste nog niet eens op het pad zijn.
Omdat het aan de kant van de Egyptenaren donker was konden zij niets zien van alles wat er gebeurden en konden zij dus niet over het pas gaan. Als het wat lichter wordt ziet de Farao het pad met de laatste Israëlieten erop. Hij wacht niet langer en waagt zich erop. Zo gauw de laatste Israëliet aan de overkant is strekt Mozes weer zijn hand uit over de zee en de muren van water storten in. De Egyptenaren verdrinken. Nu zijn de Israëlieten voorgoed verlost en kunnen ze vergaan naar Kanaän.

Mara en Elim

Na de Schelfzee gingen ze richting de woestijn Sur. Drie dagen waren ze daar zonder dat water vonden. Toen kwamen ze bij Mara, daar was water. Alleen dit water was bitter en ze konden het niet drinken, daarom noemden ze deze plaats Mara. Mozes riep tot God en vroeg wat hij moest doen. God zei tegen Mozes dat hij een stuk hout in het water moest gooien. Mozes deed dat en het water werd zoet. Ze reisden verder en kwamen bij een plek die ze Elim noemden. Er waren twaalf waterfonteinen en zeventig palmbomen. Het volk legerde zich daar neer.

Sin

Het volk kreeg van God de opdracht om verder te reizen. Zo kwamen ze in de woestijn Sin, deze is tussen Elim en Sinaï. Het volk was niet tevreden en klaagde bij Mozes en Aäron. Het deeg wat ze uit Egypte hadden meegenomen raakte op. Ze zeiden dat ze liever in Egypte dood waren gegaan. Toen zei God tegen Mozes: ‘Ik zal het brood uit de hemel laten regenen.’ Het moest verzameld worden voor dat het warm werd, anders zou het smelten. Elke dag was er weer genoeg. Het was dus niet nodig om het te bewaren tot de volgende dag. Dat kon ook niet want dan zouden er wormen in zitten. Dit brood noemden ze Manna. Op de sabbat was er geen Manna. De dag ervoor moesten ze dubbel zo veel pakken en de volgende dag, op de sabbat dus, zou het wel eetbaar zijn. God zorgde ook voor vlees. Er kwamen zwermen vogels, kwakkels, die gingen op de grond zitten zodat ze Israëlieten ze konden pakken en opeten.

Rafidim

Het water wat uit Elim was meegenomen raakte op en het volk ging weer klagen. Mozes vroeg God wat hij moest doen en God zei dat Mozes zijn staf moest pakken en op een rots moest slaan. Mozes deed dat en er kwam water uit. Toen ze verder trokken werden ze aangevallen door de Amelekieten. Ze moesten wel vechten, ze hadden geen keus. Jozua werd de aanvoerder van het leger. Mozes moest samen met Aäron en Hur op een heuvel klimmen en zijn hand met de staf erin moest hij opheffen over het gevecht. Zo zou Israël het sterkste zijn. En ze wonnen. God gebood Mozes om deze geschiedenis in een boek te schrijven.

Toen Jethro, Mozes’ schoonvader, hoorde wat God allemaal deed, zocht hij samen met zijn vrouw Zippora en zijn zonen Gersom en Eliëzer, Mozes op. Jethro vond dat het te zwaar voor Mozes was om alles alleen te doen. Hij vindt dat er mannen moeten wezen die Mozes helpen. Mozes volgt deze raad op en benoemt een aantal oversten.

Sinaï

Het volk reisde verder en kwam bij de berg Sinaï. Daar werden de 10 geboden uitgesproken:

Ik de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.
Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.
Gij zult geen gesneden beeld noch enige gelijkenis maken, van hetgeen dat boven in den hemel is, noch van hetgeen dat onder op de aarde is, noch van hetgeen dat in de wateren onder de aarde is
Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Heere uw God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen die Mij haten
En doe de barmhartigheid aan duizenden dergenen die Mij liefhebben en Mijn geboden onderhouden.
Gij zult den Naam des HEEREN uws Gods niet ijdelijk gebruiken; want de HEERE zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdelijk gebruikt.
Gedenk de sabbatdag, dat gij dien heiligt.
Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen;
Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is;
Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee en alles wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de HEERE den sabbatdag, en heiligde denzelven
Eer uw van en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat de HEERE uw God geeft
Gij zult niet doodslaan
Gij zult niet echtbreken
Gij zult niet stelen
Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste
Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw; noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets dat uws naasten is.

God heeft ze op 2 stenen geschreven: de 2 stenen tafelen, hij gaf ze aan Mozes

De mensen wilden een afgod hebben. Aäron zei dat ze hun gouden sieraden uit moesten doen en naar hem moesten brengen. En hij maakte er een gouden kalf van. Ze hebben feest.

Mozes was nog op de berg. Jozua is bij hem. Toen het volk feest aan het vieren was, kreeg Mozes het bevel om van de berg af te komen. Jozua en Mozes hoorden gelach en gezang. God had gezegd dat het volk hardnekkig was, maar Mozes geloofde het niet. Maar toen Mozes het zag werd hij woedend en gooide de stenen tafelen kapot, ook verbrande hij het gouden kalf. De as die over bleef strooide hij in het water en hij beveelde de mensen het op te drinken. De stam van Levi had niet meegedaan. Zij hadden niet gehoorzaamd. Mozes beval hen alle anderen te doden. 3000 mensen werden toen gedood. Later moet Mozes weer de berg Sinaï op. Hij moet 2 stenen meenemen. God schrijft de eerste 4 geboden op de eerste tafel en de andere 6 op de laatste. Weer blijft Mozes 40 dagen weg.

Kibroth-Taäva

De mensen gingen voor de zoveelste keer klagen. Ze waren het manna beu. Ze gingen naar Mozes en zeiden dingen als ‘waren we maar in Egypte gebleven, daar was het altijd nog beter dan hier.’ En ‘Wij willen vlees! Geef ons vlees.’ Mozes werd hier kwaad om. Het volk komt in opstand. Mozes wordt bang dat God het vol weer zal straffen. Hij gaat bidden tot God en zegt dat hij het niet meer alleen aan kan en hulp wil om het volk te regeren. God zei tegen Mozes dat hij 70 voorname mannen moest uitzoeken. De Israëlieten bleven maar klagen ze moesten en zouden vlees hebben. God werd kwaad en gaf toe… Hij was het zeuren beu. Hij zei: ‘Ik zal ze vlees geven, niet een dag, niet tien dagen, maar een maand lang zullen ze vlees eten. Ze zullen er tenslotte van walgen.’ Mozes snapt niet van God van plan is. Alle koeien en schapen zijn tenslotte nooit genoeg. Maar God kan alles. Opeens gaat het waaien en komt er een grote zwerm kwakkels aan. De mensen zijn blij. Dat God boos is daar denken ze niet aan. Ze zijn erg gulzig. En sommige worden erg ziek en sterven zelfs. De mensen werden begraven en ze noemden deze plaats Kibroth-Taäva. En ze reisden verder,

Kades-Barnea

God zei tegen Mozes dat hij uit elke stam een man moest kiezen en die twaalf mannen moesten het land Kanaän gaan bespieden. De twaalf verspieders waren:
Van de stam van Ruben Sammua, de zoon van Zakkur.
Van de stam van Simeon Safat, de zoon van Hori.
Van de stam van Juda Kaleb, de zoon van Jefunne.
Van de stam van Issaschar Jegeal, de zoon van Jozef.
Van de stam van Efraïm Hosea, de zoon van Nun.
Van de stam van Benjamin Palti, de zoon van Rafu.
Van de stam van Zebulon Gadiël, de zoon van Sodi.
Van de stam van Jozef, voor de stam van Manasse Gaddi, de zoon van Susi.
Van de stam van Dan Ammiel, de zoon van Gemalli.
Van de stam van Aser Sether, de zoon van Miechael.
Van de stam van Naftali Nachbi, de zoon van Wofsi.
Van de stam van Gad Guel, de zoon van Machi.
Ze moesten naar het zuiden gaan en daar op een berg klimmen. Als ze terug komen worden ze bestormd met vragen. Maar ze antwoorden niets. Ze zwijgen en lopen door tot ze bij Mozes en Aäron zijn. Als ze daar zijn vraagt Mozes wat ze allemaal gezien hebben.

Ze zeiden ‘Het is werkelijk een goed land, een vruchtbaar land. Kijk maar eens naar de vruchten die we meegebracht hebben. Nog nooit hebben we zulke grote druiventrossen gezien. Het is een land vloeiende van melk en honing.’ Dan zijn ze stil. ‘Maar het volk dat er woont is buitengewoon sterk. Ze hebben steden gebouwd met dikke zware muren er omheen, steden zo sterk, dat ze niet in te nemen zijn. Bovendien wonen er hele grote mensen.’ Na dit bericht denken de mensen dat ze het nooit gaat lukken om Kanaan te veroveren. Maar Kaleb zegt dat God hen zal helpen. Jozua is het met hem eens maar de rest geloofd het niet. Ze zijn erg ongelovig en willen zelfs, met een andere aanvoerder, terug naar Egypte gaan. Ze worden zo kwaad dat ze stenen naar Jozua en Kaleb willen gaan gooien. Maar dan straalt de wolkkolom een verblindend licht uit. Hij is boos op het volk. Hij wil ze allemaal doden. Maar Mozes smeekt hem dit niet te doen. Dan zegt God dat alle mensen die twintig jaar of ouder zijn in deze woestijn zullen sterven. De kinderen, die niet klaagden en twijfelden aan Gods macht, mogen het beloofde land in, hun ouders niet. Jozua en Kaleb mogen blijven leven. Zij waren gehoorzaam. Nu het volk dit hoorde willen ze opeens wel vechten tegen de Kanaanieten. Maar nu is het te laat.

Van Kades naar Kanaän

De mensen die klaagden zijn nu allemaal gestorven. Hun kinderen zijn nu het volk Israels. Er was weer geen water en Israel ging weer klagen. God zei tegen Mozes ‘Neem uw staf en spreekt tot de steenrots voor de ogen van het volk en de rots zal hun water geven.’ Maar Mozes sprak niet tegen de rots. Hij sloeg erop. Twee keer zelfs. En er kwam wel water uit. Maar hij had God niet gehoorzaamd.
Ze gingen verder op weg naar Kanaan maar dan moesten ze door het land Edom. De Edomieten stammen af van Ezau, de broer van Jacob. Het is dus familie. Maar de Edomieten wilden niet dat Israel door hun alnd ging. Ze mochten niet eens een gevecht tegen hun beginnen. Ze gingen het vragen aan de koning. Maar ook hij zei nee. Wat moeten ze nu doen? Ze zullen er omheen moeten. Een grote omweg maar ze kunnen niet anders. Ze komen langs de berg Hor. God beveelt Mozes, dat hij met Aäron en Eleazar, de zoon van Aäron, die berg op moet klimmen. Daar zal Aäron sterven. Later als ze terug komen heeft Eleazar de kleren van Aäron aan, hij is nu de hogepriester.

Ze trokken verder en begonnen weer te klagen dat ze geen eten en geen drinken hadden. God wordt kwaad en stuurd vele giftige slangen op hun af. Veel mensen sterven daar. De mensen zien in dat ze fout zijn geweest en vragen Mozes of hij voor hun wil bidden. Mozes doet dat en God verhoord hun gebed. Mozes moet er echter wel wat voor doen. Hij moet een koperen slang maken en als hij die klaar heeft moet hij die aan een lange paal spijkeren. Dan zegt hij ‘De mensen die gebeten zijn moeten naar deze slang kijken en ze zullen niet sterven.’ En het werkt.

Ze begroeven de vele doden en reisden weer verder. Ze naderden Kanaan. Eindelijk, eindelijk komen ze dichterbij het beloofde land. Ze moeten eerst nog langs het land van de Moabieten. Dan komen ze bij het land van de Amorieten. De koning van dat land heet Sihon. Mozes zendt mensen die moeten vragen of ze door het land mogen. Maar nee dat mocht niet. Wat moeten ze nu dan? Ze gaan vechten, deze mensen zijn immers geen familie. God helpt hun bij het gevecht en ze winnen. Ze veroveren het land. Het is nu van hun.

Verderop in het noorden, woont nog een koning Og heette hij. Hij hoort wat er met Sihon gebeurd is en verzamelt zijn leger en gaat de Israelieten tegemoet. Maar ook hij, de koning van Basan, wordt verslagen en zijn land wordt veroverd. En niets hield hun nog tegen om het beloofde land binnen te trekken.
    Terug naar het overzicht van alle platen? Klik HIER


               

INFO: DE WEG - DE WAARHEID HET LEVEN FILM

Handige Bijbel

Remember all victims of violence worldwide   

GEBED  LEEFREGEL  BELIJDENIS  

DE WEG | DE WAARHEID HET LEVEN | FILM | AUDIO

CREATOR

HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS

Waard om te weten :

Een hartelijk welkom op de site
Deze pagina printen
Sitemap

Wie zoekt zal vinden

FAQ - HELP

Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
 
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen


Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden"Lees eens: Het zwijgen van God

God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.
Lees eens:  God's Liefde

Schat onder handbereik


Bemoediging en troost

Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible -
 great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps

Read more for Study  
Apocrypha, Historic Works
 GELOOF EN LEVEN een
          KLEINE HULP VOOR  ONDERWEG
 

Wie zoekt zal vinden           


www Holyhome.nl

Boeiende Series :

Bijbelvertalingen
Bijbel en Kunst

Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten

De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard

De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus

Goede Vruchten
Geestesgaven

Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid

Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen

De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen

Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels

Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
 
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!  

Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels

Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron

Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels

Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken

Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
 Luisterbijbel

Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst   -1-   -2-

Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk opOnline-bijbel.nl
         
  (
What's good, use it)