HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS

                                                                                            

Petrus versus Jezus - I Petrus 3 : 13-4 : 19

Lees de Bijbel   De Bijbel is niet een boek dat je zomaar even van kaft tot kaft leest. Het kan lastig zijn om je weg door de Bijbel te vinden, als je niet weet wat zich wanneer heeft afgespeeld. Deze site kan je helpen om de Bijbel beter te leren kennen. Ontdek de bron van vrede, het Woord van God: 

Jezus vormde de twaalf (apostelen) tot een groep en Petrus, één uit hun midden, stelde Jezus aan als leider van de groep. Omdat het geloof van Simon is als een rots, wordt Simon door Jezus aangesproken als Kefas, ‘rots’ (Joh. 1,42). Het Griekse woord voor rots is ‘petra’. Simon Petrus is de rots waarop de gemeenschap is gegrondvest. De zogeheten Petrusbelofte: ‘(–) Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen (–)’ (Mat. 16,18-19). Na de verrijzenis krijgt hij de taak de lammeren en schapen te weiden (Joh. 21,15-19). Bij de geboorte van de kerk met Pinksteren (Hand. 2) neemt hij het woord.
 
De oorspronkelijke twaalf discipelen/ apostelen worden in Matteüs 10,2-4 genoemd:
 
1.Petrus (Simon Petrus)
 2.Andreas (broer van Simon Petrus)
 3.Bartholomeus
 4.Fillipus
 5.Jakobus (de Mindere, zoon van Alfeüs)
 6.Jakobus (de Meerdere, zoon van Zebedeüs, broer van Johannes)
 7.Johannes (zoon van Zebedeüs, broer van Jakobus de Meerdere)
 8.Judas Taddeüs (ook wel Judas Lebbeüs genoemd, broer van Jakobus de Mindere)
 9.Mattheüs
 10.Simon Zeloot (de Zeloot of de IJveraar)
 11.Thomas
 12.Judas Iskariot.

Bijbelstudie 420 - Petrus versus Jezus

Petrus begreep niet

Het was niemand minder dan Simon Petrus, een van de 12 discipelen van de Here Jezus en schrijver van de twee zendbrieven van Petrus, die er beslist niet aan wilde, dat Jezus Christus naar Jeruzalem moest gaan en veel moest lijden van de zijde van de oudsten en overpriesters en schriftgeleerden en dat Hij tenslotte moest gedood worden.

Toen Christus met zijn discipelen daarover het gesprek opende, was het Petrus, die de Here Jezus terzijde nam, Hem begon te bestraffen (!) en zei: Dat verhoede God, Here, dat zal U geenszins overkomen! Matt. 16 : 21, 22 Petrus wilde de Here Jezus (uiteraard met de beste bedoelingen) dat lijden en sterven besparen! Maar Petrus begreep niet, dat dat nu juist de inzet was van de komst van Christus in deze wereld: Hij moest en Hij wilde in de weg van zijn lijden en sterven de schuld van zijn volk wegdoen en de straf dragen, die zijn discipelen hadden verdiend.

Dat zat nu vast aan die naam "Christus", Gezalfde. En dat Jezus inderdaad de Christus was, de Zoon van de levende God, dat had Petrus nog maar heel kort tevoren gezegd. "Christus-zijn"

Jezus weet dat, betekent ook: lijden, overgeleverd worden, gedood worden (Matt. 16 : 16). Maar dat zit ook vast aan het "christen-zijn". Want wanneer Christus deze Petrus bestraft heeft, wendt Hij Zich tot alle discipelen en zegt: Indien iemand achter Mij wil komen ( = mijn discipel wil zijn), die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij. (Matt. 16: 24) Dat kruis (denk aan de kruisdood van Christus) wijst hier op de smaad en schande die de discipelen zullen ondergaan van de kant van Gods tegenstanders.

Dat heeft Petrus goed begrepen, want dat blijkt nu ook uit het Bijbelgedeelte, dat onze aandacht vraagt. Daar is sprake van het "lijden om de gerechtigheid", van "de vuurgloed, die tot (1 Petr. 3: 14; 4: 12) beproeving dient", het "deel hebben aan het lijden van Christus" en en (4: 13, 14) het "smaad lijden door de naam van Christus". Smaad lijden, spot ondergaan, gevangenschap verduren, zelfs de dood ingedreven worden, "om de naam van Christus", dat is: omdat je er voor uitkomt, dat je bij Christus hoort, Hem alleen erkent als de enige Heer, Heiland en Koning, dat betekent "lijden als Christen". Daarvoor (1 Petr. 4: 16) behoeft niemand zich te schamen!

Je zou je wel moeten schamen, als je lijdt, de gevangenis ingaat vanwege moord of diefstal of welke andere misdaad ook. Dan is dat een verdiende straf vanwege ernstige wetsovertredingen. Maar "als christen lijden" betekent ook: het kruis dragen, dat meekomt met het discipel-zijn. Christus Zelf is "eenmaal om de zonden gestorven als rechtvaardige voor onrechtvaardigen". (1 Petr. 3: 18)

PETRUS leren kennen met onderstaand overzicht van bijbelgedeelten

In het overzicht is het Matteüs-evangelie gevolgd. Uit Marcus, Lucas en Johannes worden de verhalen en gesprekken naar voren gehaald die niet in Matteüs te vinden zijn. Ook in Handelingen wordt veel verteld over het werk van Petrus. Verder stoespraakt Paulus in Galaten een keer over Petrus
(daar wordt hij Kefas genoemd, evenals op enkele andere bijbelplaatsen: Johannes 1:42; 1 Korintiërs 1:12; 3:22; 9:5; 15:5; Galaten 1:18). Voor het leren kennen van Petrus zijn ook zijn twee brieven zeer waardevol!

1. Matteüs 4:18-22 Roeping van Petrus
2. Matteüs 8:14-15 De schoonmoeder van Petrus
3. Matteüs 10:2-4 Petrus en de andere elf leerlingen
4. Matteüs 14:22-33 Petrus loopt over het water
5. Matteüs 16:13-28 Petrus’ belijdenis en terechtwijzing

6. Matteüs 17:1-13 Petrus bij de verheerlijking op de berg
7. Matteüs 17:24-27 Petrus en Jezus’ onderwijs over belasting betalen
8. Matteüs 18:21-35 Petrus en Jezus’ onderwijs over vergeven
9. Matteüs 19:16-30 Petrus en Jezus’ onderwijs over binnengaan in het Koninkrijk
10. Matteüs 26:26-35 Jezus voorzegt de verloochening door Petrus

11. Matteüs 26:36-46 Petrus slaapt in Getsemane
12. Matteüs 26:57-75 Petrus verloochent Jezus
13. Marcus 5:35-43 Petrus bij de opstanding van het dochtertje van Jaïrus
14. Marcus 11:12-25 Petrus en de verdorde vijgenboom
15. Lucas 5:1-11 Petrus en de wonderlijke visvangst

16. Lucas 24:1-12 Petrus en het lege graf
17. Johannes 6:67-71 Petrus’ getuigenis over Jezus’ woorden
18. Johannes 13:1-20 Petrus en de voetwassing door Jezus
19. Johannes 18:1-11 Petrus slaat het oor van Malchus af
20. Johannes 20:1-9 Petrus en het geopende graf van Jezus

21. Johannes 21:1-23 Petrus opnieuw in dienst genomen door Jezus
22. Handelingen 1:15-26 Petrus neemt de leiding
23. Handelingen 2:14-40 De toespraak van Petrus op de Pinksterdag
24. Handelingen 3:1-10 Petrus en de genezing van een verlamde
25. Handelingen 3:11-26 Toespraak van Petrus

26. Handelingen 4:1-31 Petrus gevangen genomen, ondervraagd en bevrijd
27. Handelingen 5:1-11 Petrus en Annanias en Saffira
28. Handelingen 5:12-16 De genezende kracht van Petrus’ schaduw
29. Handelingen 8:4-25 Petrus en de verkondiging in Samaria
30. Handelingen 9:32-43 Petrus in Lydda en Joppe

31. Handelingen 10:1-48 Petrus en de doop van Cornelius
32. Handelingen 11:1-18 Petrus over de doop van de heidenen
33. Handelingen 12:1-18 Petrus gevangen genomen en bevrijd
34. Handelingen 15:1-21 Petrus en de bijeenkomst van de apostelen
35. Galaten 2:1-14 Petrus (Kefas) en Paulus

36. 1 Petrus 1:1-2:10 Petrus over het nieuwe leven
37. 1 Petrus 2:11-3:12 Petrus over de goede levenswandel
38. 1 Petrus 3:13-4:19 Petrus over het lijden in de eindtijd
39. 1 Petrus 5:1-14 Petrus over het gezag in de gemeente
40. 2 Petrus 1:1-11 Petrus over het waar maken van onze roeping

41. 2 Petrus 1:12-2:22 Petrus waarschuwt tegen dwaalleer
42. 2 Petrus 3:1-18 Petrus over de dag van de Heer

Lees ook eens: Een studie over 'petra' - Rots



Nagedacht over de Toespraak van Petrus


Petrus, staande met de elven, verhief zijn stem, en sprak tot hen: Gij Joodse mannen, en gij allen, die te Jeruzalem woont, dit zij u bekend, en laat mijn woorden tot uw oren ingaan (Handelingen 2)


A - Petrus verklaart wat Pinksteren is

Handelingen 2 maakt ons getuige van grote dingen. We zijn in dit schriftgedeelte getuige van een bijzondere toespraak, gehouden op een bijzondere plaats. Jawel, een bijzondere plaats. Dat was Jeruzalem. Want wat voor een plaats was Jeruzalem
eigenlijk wel? Jeruzalem was de meest schuldige stad die men zich maar indenken kon. Dat was een stad vol van vijandschap tegen God en Christus. Het was een stad, waar in hysterische woede uitgeroepen was: ‘Neemt weg, neemt weg, kruisigt Hem!’ Jezus was daar verraden, bespot en gehoond. Hij was daar gesmaad en gekruisigd. Kan het erger, kan het droeviger?

O, wat waren het grote zondaren daar in Jeruzalem! Wat was dat een stad, schuldig tot de hemel toe. Wat waren die mensen met blindheid geslagen.

Wat was het eigenlijk een donkere tijd daar in Jeruzalem 

De Messias was gekomen; de beloften waren vervuld en ze zagen het niet. Ze herkenden de Messias niet. Ze waren er blind voor. En toch, toch mag dat Jeruzalem, toch mogen die Jeruzalemse zondaren de eersten zijn die het horen, dat er een fontein geopend is tegen de zonden een tegen de ongerechtigheden. Wij zouden gezegd hebben: ‘Schud het stof maar van je voeten en verlaat Jeruzalem. Predik het Woord overal, maar niet in Jeruzalem. Want daar zijn ze zo verhard en zo blind en zo schuldig!’ ‘Nee’, zegt de Here, ‘beginnende van Jeruzalem!’

En daar is Petrus begonnen. Daar zijn de apostelen begonnen. We zien het hier in Handelingen 2. We lezen in vers 14 dat Petrus zijn stem verheft en dat hij tot die duizenden mensen die daar samengestroomd zijn, gaat spreken. Wij zien de kracht van de Heilige Geest in Petrus. De Geest maakt hem vaardig. Hij is vervuld met de Geest van Pinksteren. En die Geest bekwaamt hem. Het is wellicht de meest krachtige toespraak die ooit gehouden is,
behalve dan de rede van Jezus op de berg van de zaligsprekingen.

Deze Pinkstertoespraak is van begin tot eind vol van God en vol van Christus

En ook vol van aandrang naar de harten van de hoorders toe. Ja, wat werd Petrus aangevuurd en aangespoord om voor de eer van God en voor het werk van God op te komen. Hij werd als het ware uitgedaagd om Pinksteren te gaan verklaren. Want er was bittere spot, er was
felle vijandschap, er was stoer verzet daar onder die duizenden mensen. Zeker, velen waren ontzet, velen waren ontredderd door het zien en het horen van de dingen, die daar gebeurd waren. Maar er waren ook anderen, staat er in vers 13. Spottend zeiden ze: ‘Ze zijn vol van zoete wijn, ze zijn dronken, ze hebben teveel op, ze zijn buiten hun zinnen!’

Zal door die spot, die helse spot - want ja, de hel, de duivel zelf zit hier achter - zal door dat wapen van de duivel het werk Gods monddood gemaakt kunnen worden? O, nee! Zie Petrus daar staan. Hij staat pal tegenover die duizenden mensen. Hij gaat die spot en die vijandschap te lijf.

Is dat nu diezelfde man, die als een riet gebeefd had toen een eenvoudige dienstmaagd hem wat strak aankeek in de zaal van de hogepriester? Is dat nu diezelfde man, die vanwege mensenvrees zijn Zaligmaker verloochende? Onbevreesd staat hij daar!
Aangegord met de kracht van de Geest staat Petrus daar. Hij staat pal tegenover die duizenden. Niets kan hem weerhouden! Wat wordt hij aangedrongen en aangevuurd om de waarheid Gods te verkondigen. Tegenover de spot en tegenover de vijandschap heft hij het Woord Gods op. ‘Alzo zegt de Here!’

Het is een bijzondere toespraak geweest 

Een bijzonder georganiseerde toespraak ook. Eerst heeft de apostel de spot, de beschuldiging van dronkenschap ontzenuwd. Dat heeft hij eigenlijk op een heel eenvoudige manier gedaan. Hij zegt in vers 15: Dezen zijn niet dronken, gelijk gij vermoedt, want het is eerst de derde ure van de dag. Het is nog maar negen uur in de morgen en dan al dronken? Weten jullie dan niet, zegt Petrus, dat een rechtgeaarde Jood vóór het morgenoffer niet eet en niet drinkt? Hoe kunnen wij dan op de derde ure - om negen uur in de ochtend - al dronken zijn?

En dan gaat hij Pinksteren verklaren. Nadat hij de spot ontzenuwd heeft, nadat hij zo eenvoudig die beschuldiging weggenomen heeft, gaat hij verklaren wat Pinksteren is. Wat dat 'bewogen' huis is, wat dat geluid 'als van die geweldig gedreven wind' is, wat die 'verdeelde tongen als van vuur' zijn en wat die 'vreemde talen' zijn. Hij gaat het ze verklaren. Hij gaat uitleg geven van de dingen die gebeurd zijn. Hij gaat zeggen: ‘Mannen broeders, Joodse mannen, dit is vervulling van profetie. Wat u hier ziet gebeuren, wat u hier hoort, dat is door de profeet Joël voorzegd. Dit is het wat gesproken is door de profeet Joël.’ En dan haalt hij de woorden van de profeet Joël aan. Uit Joël 2 de verzen 28 tot en met 32. Die woorden van Joël zijn ongetwijfeld bekend geweest bij zijn hoorders. Het waren Joodse mannen. Het waren alleszins godsdienstige mensen die naar Jeruzalem gekomen waren om daar het grote Pinksterfeest te houden; om daar in de voorhof van de tempel de Here te offeren en de Here in Zijn dienst te ontmoeten.

Petrus gaat nu citeren uit de Schriften, uit de profetie van Joël

En dan moeten wij bedenken dat deze woorden gezag hadden voor die mensen. Het waren de woorden van de profeet; dat waren de woorden Gods. Die woorden hadden gezag en autoriteit voor de hoorders van de apostel Petrus. En daarom: dat Woord was hen bekend en sprak hen aan. Wat Joël voorzegd heeft, wordt hier nu voor hun ogen vervuld. Die belofte is bezig zich heden te vervullen, want nu zijn die dagen gekomen, waarvan Joël gesproken heeft. Het zal zijn in de laatste dagen (zegt God), Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees. Op die twaalf apostelen, op die honderdtwintig mannen en vrouwen die eendrachtiglijk bijeen vergaderd waren, die biddend en smekend te vinden waren aan de troon van Gods genade. Op alle vlees wordt de Geest Gods uitgestort.

Terwijl Petrus deze toespraak houdt, terwijl hij dit Woord verkondigt, wordt Joëls profetie vervuld. Want terwijl hij dit Woord predikt, wordt de Geest uitgestort in de harten van honderden, ja duizenden mensen die dat woord van de apostel horen. De Geest doet dat Woord branden in de harten van die grote menigte.

Wat Joël voorzegd heeft wordt vervuld: Uw zonen en uw dochters zullen profeteren. Profeteren betekent hier niet 'voorzeggingen doen', nee, het betekent hier iets anders. Zonen en dochteren zullen profeteren in de betekenis van: ze zullen het Woord verstaan, ze zullen de waarheid onderscheiden. Jongelingen en ouden, dienstknechten en dienstmaagden, slaven en slavinnen, ze zullen dromen en ze zullen gezichten zien. Allerlei soorten van mensen, ongeacht hun afkomst, ongeacht hun staan op de maatschappelijke ladder, hoger of lager, ze zullen gezichten zien en ze zullen dromen dromen. Ze zullen de
Here kennen, ze zullen Zijn Naam belijden. Ze zullen helder inzicht ontvangen in de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen. Ze zullen dat diepe genadewonder van vergeving van zonden gaan kennen. Ze zullen die dierbare Koning zien in Zijn schoonheid. Dat zal de Geest doen in het laatste van de dagen. Dan zal God uitstorten van Zijn Geest op alle vlees. En dat voltrekt zich nu, zegt Petrus. Hier en nu wordt vervuld wat Joël geprofeteerd heeft.

En dan gaat hij verder met die woorden van Joël in de verzen 19 en 20: Ik zal wonderen geven in de hemel boven, en tekenen op de aarde beneden, bloed en vuur en rookdamp. De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat de grote en doorluchtige dag des Heren komt

Het oog van de profeet Joël heeft ver mogen zien, gemeente. Hij heeft niet alleen de tijd van het Nieuwe Testament mogen zien, maar hij heeft de boog zover mogen spannen, tot aan de grote en doorluchtige dag van de Here. Dat is de dag van de wederkomst van Christus, de jongste dag.

En zo zien we dat de apostel Petrus het heilsfeit van Pinksteren niet heeft geïsoleerd. Nee, hij ziet de vervulling van Joëls profetie juist in de bedeling van het Nieuwe Testament. Hij ziet Pinksteren in verband met de prediking van het Evangelie onder alle creaturen, een werk wat voortgang hebben zal tot op de jongste dag, tot op de dag dat Christus
wederkomen zal op de wolken van de hemel.

En dan komt de apostel - met Joël - tot een conclusie in vers 21: En het zal zijn dat een iegelijk die de Naam des Heren zal aanroepen, zalig zal worden. Het zal zijn! Nu, nu het Goede Vrijdag en Pasen en Hemelvaartsdag en Pinksteren geworden is. Nu Christus gestorven is voor onze zonden naar de Schriften, nu Hij begraven, nu Hij opgewekt is ten derden dage naar de Schrift, nu zal het zijn dat een iegelijk, Jood of heiden, rijk of arm, jong of oud, een iegelijk die de Naam des Heren zal aanroepen, zalig zal worden.

Kijk, zo heeft Petrus op de Pinksterdag vanuit de Schriften, vanuit Joëls profetie, Pinksteren verklaard. Ook gaat hij vanuit de verklaring van Pinksteren terug naar Pasen en naar Goede Vrijdag. In zijn eerste punt heeft hij als het ware de grondslag gelegd voor de prediking van Christus. Vervolgens gaat hij in zijn tweede punt de Christus verkondigen aan zijn hoorders. Zo gaat hij vanuit de uitstorting van de Heilige Geest en de aanhaling van de woorden van Joël nu verder, stap voor stap verder, om te bewijzen dat Jezus de Christus is, dat Jezus de Messias is. Het is onze tweede gedachte:

B - Petrus komt tot een rijke verkondiging van Christus en Zijn werk

We horen hoe de apostel in vers 22 met enkele woorden het leven, het werk, het ambt, de bediening van Christus tekent. Hij tekent Hem in Zijn vernedering en in Zijn verhoging. Hij stelt Hem zijn hoorders voor als waarachtig Mens. Hij noemt Hem 'Jezus de Nazarener'. Zo kenden ze Hem, zo spraken ze van Hem. Hij was voor hen Jezus de Nazarener. En de apostel roept hen al de tekenen en al de wonderen die Jezus had gedaan in herinnering. Dat konden ze niet ontkennen. Het was van mond tot mond gegaan. Wat had het hen bezig gehouden, al die wondertekenen, al die grote werken die Jezus de Nazarener verricht had. Met die tekenen en die wonderen had Hij Zich als het ware gelegitimeerd. Hij was ook een Man Gods, zegt Petrus. En deze Jezus, Die een Man Gods was, is door de handen van de onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood. Maar Hij is ook opgestaan uit de dood en uit het graf, want, zegt de apostel, het is alles naar de bepaalde raad en de voorkennis Gods. De weg die Jezus ging was naar de wil van God.

Zo wijst hij zijn hoorders op de soevereiniteit Gods

Maar tegelijkertijd houdt hij hen ten volle verantwoordelijk voor hun daden. Kijkt u maar in vers 23. ‘Want deze Jezus, Die naar de bepaalde raad en de voorkennis van God is gekruisigd en gestorven en begraven en ten derden dage weder opgestaan is uit de doden, hebt gij genomen. En door de handen der
onrechtvaardigen is Hij aan het kruis gehecht en gedood.’

Hij gaat dat alles bewijzen, hij gaat dat alles autoriteit geven door opnieuw terug te keren tot de Schriften. Dan gaat Petrus opnieuw woorden aanhalen uit de Schrift. Hij citeert van David uit de zestiende psalm, de verzen 8 tot en met 11. Die aanhaling begint in Handelingen 2 in het vers 25. De apostel gaat hier als het ware met zijn hoorders argumenteren. Daarna gaat hij tegen hen zeggen: Mannen broeders, het is mij geoorloofd vrijuit tot u te spreken van de patriarch David, dat Hij beide gestorven is en begraven is, en zijn graf is onder ons tot op deze dag. Dat is waar. De Joden wisten dat Davids graf onder hen was. En zelfs wie vandaag Jeruzalem bezoekt, wordt gewezen op het graf van David. Dat graf van David is onder ons tot op deze dag. ‘Dan kan David’, zegt Petrus, ‘in Psalm 16 niet
over zichzelf gesproken hebben, toen hij daar zong dat Hij in het dodenrijk niet verlaten was en dat Zijn vlees geen verderving zou zien. David sprak daar niet van zichzelf. Nee, hij sprak van de Messias, van de Christus Die komen zou. David zegt in Psalm 16 dat de Messias uit de doden opgewekt zal worden. En ik verkondig u dat Jezus de Nazarener uit de doden ís opgewekt, waarvan wij getuigen zijn. Daarom: Jezus moet de Messias zijn.’

Dat klinkt voor ons allemaal zo vertrouwd en zo heel bekend. Misschien denkt u: ‘Veel van wat Petrus hier zegt tot die duizenden daar in Jeruzalem, zou voor mij wel weggelaten kunnen worden.’ Maar u moet wel bedenken: wat Petrus hier predikt hadden ze in Jeruzalem nog nooit gehoord! Het was voor de eerste keer dat ze dit hoorden. Wat een nieuws, wat een verbazend nieuws is dat voor hen geweest! Stap voor stap en feit voor feit en schriftplaats voor schriftplaats is Petrus met zijn hoorders gegaan.

Toen is hij gaan spreken over de verhoging van Christus

Hoe Hij door de rechterhand van God verhoogd is en de ereplaats in de hemel ontvangen heeft. Hij heeft nog een keer woorden van David aangehaald. Woorden van Psalm 110. En opnieuw heeft hij met zijn hoorders willen argumenteren. Het is niet David, die van zichzelf zegt dat hij zitten zal aan de rechterhand Gods en dat zijn vijanden tot een voetbank van zijn voeten gezet zullen worden. Nee, David stoespraakt van de grote Davidszoon, de Messias Die komen zou.

En dat brengt ons bij het hoogtepunt, de kern van zijn prediking in vers 36. Dan gaat hij doorstoten naar de harten van die pinksterlingen: Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israëls, dat God Hem tot een Here en Christus gemaakt heeft, namelijk deze Jezus Die gij gekruist hebt. Zo wete dan zekerlijk, zonder enige twijfel! Ze kunnen het weten: de Schriften, de profeten en de feiten spreken voor zich. Zo wete dan zekerlijk het ganse huis van Israël dat God Hem, deze Jezus, tot een Here en tot een Christus gemaakt heeft, namelijk Hem, Die gij gekruisigd hebt.

‘Ja, deze Christus’, zegt de apostel, ‘deze Borg en Zaligmaker Die ik u heden verkondig, van Wie Mozes en de profeten gesproken hebben, naar Wie de vaderen hebben uitgezien, deze Jezus, Die door God verhoogd en verheerlijkt is, is door u gekruisigd. Hij is door u gedood. U hebt uw hand aan Hem gelegd. U hebt Zijn bloed vergoten. Jullie hebben Hem niet erkend. Hij is de Messias. Hij is de Here. Hij is de van God Gezalfde. Jullie hebben Hem genomen en jullie hebben geroepen: Weg met Deze, kruisigt Hem! Jullie, Joodse mannen, jullie met al jullie godsdienst en met al jullie vroomheid, jullie staan hier in jullie hemelhoge schuld, met jullie vuile handen, met jullie Godonterend ongeloof. Jullie hebben de Messias genomen. Jullie hebben Hem aan het kruis genageld. Hij is door uw handen gedood!’

Zo legt de apostel de waarheid aan de harten van zijn hoorders neer

En op datzelfde ogenblik, gemeente, paart God de Heilige Geest Zich aan dat gepredikte Woord. Dat Woord wordt thuisgebracht in de harten van die duizenden mensen. Dat Woord wordt tot leven gebracht in de harten van die hoorders. Dat Woord kwam met kracht van overtuiging. Dat Woord bonsde op hun gewetens, zodat ze het niet langer meer dragen konden. Ze werden erdoor aangegrepen.

En midden in die Pinkstertoespraak beginnen ze iets uit te roepen. Want we lezen: Als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen, mannen broeders? Toen ze hoorden dat zij de schuldigen waren, dat zij de Messias gekruisigd hadden, konden zij zich niet langer meer stilhouden, konden zij zich niet langer meer terughouden. Een heilige onrust greep hen aan en hun geweten begon te spreken.

‘Wat moeten we doen?’ Ze zagen wat ze gedaan hadden. Ze zagen hun schuld en hun schande. Wat waren ze verslagen! De waarheid Gods doorboorde hun harten. Ze zagen dat ontzettend grote kwaad wat ze bedreven hadden. De schuld van hun leven daalde op hun hoofden, ja, daalde in hun harten neer en woog als molenstenen op hun hart. Ze hadden de Here der heerlijkheid gedood, de van God Gezondene, Degene van Wie de profeten gesproken hadden en Die de vaderen lang verwacht hadden. Ze hadden Gods Gezalfde, de Christus, niet erkend. Ze zagen hun blindheid en ze worden veroordeeld door hun daden en ze roepen uit: ‘Wat moeten wij doen? Zou het ooit nog goed kunnen komen?’

Ik wenste wel dat wij allen tot dat punt zouden komen, waar deze pinksterlingen gekomen zijn: dat we zouden zien wat we gedaan hebben. Die pinksterlingen werden als het ware gedaagd voor God; ze stonden in Gods tribunaal. En daar zagen ze hun zonden en hun hemelhoge schuld. En ze waren tot zwijgen gebracht, ze wisten het niet meer. Ze riepen uit: ‘Wat moeten we doen?’ O, dat ook wij op dat punt toch zouden komen, dat we zouden zien wie we zijn voor God. Dat onze schuld toch ging wegen op onze harten en dat we tot zwijgen werden gebracht en tot buigen werden gebracht voor de Here:
Ik heb gedaan wat kwaad was in Uw oog. Daarom ben ik, HEER’, Uw gramschap dubbel waardig.

Was Petrus niet verlegen met de vraag van die pinksterlingen? Zou hij een antwoord gereed hebben? O, zeker! En we willen daarop letten in onze derde gedachte:

C - Petrus betuigt krachtig aan de harten van zijn hoorders

Wat had Petrus hier een schone gelegenheid om het Woord aan de harten te leggen. Hij heeft het antwoord hen toegeroepen! We kunnen het lezen vanaf vers 38: Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus tot vergeving der zonden; en gij zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. Want u komt de belofte toe en uw kinderen, en allen die daar verre zijn, zovelen als er de Here onze God toe roepen zal. En met nog veel meer andere woorden betuigde hij en vermaande hij.

Hij betuigde en hij vermaande. Zo heeft hij het aan de harten zoeken te leggen. Met grote ernst en met heilige aandrang. En met veel andere woorden heeft hij allen en een iegelijkgepredikt: ‘Bekeert u, en laat u dopen!’ Hij heeft ze gewezen op Gods belofte, op Gods toezegging. Welke belofte, welke toezegging zou dat geweest zijn? Deze: En het zal zijn, dat een iegelijk die de Naam des Heren zal aanroepen, zalig zal worden.

Zo heeft Petrus geworsteld met die duizenden zielen

Hij heeft ze de weg, de enige weg van ontkoming, de weg van de bekering, de weg van het geloof in de Here Jezus Christus gewezen. Nee, het was voor deze prediker niet gewoon dat de meesten van zijn hoorders onbekeerd waren. Hij heeft met heilige ernst hen vermaand en hen betuigd: ‘Bekeert u! Bekeert u! En een iegelijk van u worde gedoopt!’ Hij heeft er niet één van die duizenden buitengesloten. Hij heeft ze gewezen op het bloed van Jezus Christus, dat van al de zonden wast en reinigt. Hij heeft ze genodigd om te komen zoals ze zijn. Hij heeft hen gewezen op de gekruisigde Zaligmaker, Die in het gericht Gods is geweest en Die de toorn Gods over de zonde gedragen heeft.

‘Wat moeten we doen?’, zo riepen ze uit. Petrus heeft toen niet gezegd: ‘Dan moet u dit doen en dan moet u dat laten.’ Want wát zouden we kunnen? Wát zouden we ooit nog kunnen doen om God te behagen? Nee, Petrus heeft niet gepredikt wat zíj moesten doen; hij heeft ze gepredikt wat Gód gedaan heeft! Wat God in Christus gedaan heeft! God, Die Zelf een weg der zaligheid in Christus gebaand heeft.

Deze prediking van de bekering en van die ene Naam die onder de hemelen gegeven is tot zaligheid

De prediking van Jezus Christus, dat betuigen en dat vermanen, is door de Heilige Geest rijk gezegend. Wat is er een krachtige bloei geweest van de gemeente in Jeruzalem. Want aan de morgen van die Pinksterdag waren er honderdtwintig, maar aan de avond van diezelfde dag zijn er meer dan drieduizend bij gekomen. Hoe krachtig heeft God gewerkt! Met één trek van het visnet van het Evangelie meer dan drieduizend zielen! En er werden op die dag tot hen toegedaan omtrent drieduizend zielen.

En nogmaals, hoe deed de Here dat? Hij deed dat door de prediking. Door de dwaasheid van de prediking. Door het Woord Gods. Daar bediende de Geest van Pinksteren Zich van. Ga de geschiedenis uit de Handelingen van de apostelen maar na. God de Heilige Geest bedient Zich altijd weer van het Woord, van het gepredikte Woord. Ga de geschiedenis van de kerk maar na, de geschiedenis van de Reformatie en de Nadere Reformatie en de geschiedenis van de opwekkingen in Schotland, Ierland en Amerika. Altijd weer als de kerk verlevendigd wordt, als er glans op Sion wordt gelegd, altijd weer opnieuw doet de Heilige Geest dat door de prediking van het Woord, door het ernstige vermanen en betuigen: Bekeert u en een iegelijk van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus!

Zij hoorden dat zij de schuldigen waren en dat God de Onschuldige was. Maar ze hoorden ook dat God niet teruggehouden had, maar dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet zal verderven, maar het eeuwige leven hebbe.

Ze hoorden dat zíj het gedaan hadden. Gemeente, jongens en meisjes, hebben we het ook al gehoord dat het aan ons ligt? Dat wij met onze rug naar God en naar Christus toe staan? Hebben we het al gehoord dat we zelf onze eigen zaligheid in de weg staan? Dat we het Evangelie van vrije genade in de weg staan?

Als zij dit hoorden… Als ze hoorden hoe ze tegenover het Evangelie van vrije genade stonden, werden ze verslagen. Toen konden ze het niet meer achterhouden en riepen ze uit: ‘Wat moeten we doen?’

Zo wil de prediking ons als hoorders van het Woord van God, zetten voor Zijn heilig tribunaal, opdat we zouden zien wie we zijn, dat wij de schuldige zijn

Zie toch eens wie u bent tegenover God, wie u bent tegenover de Christus Die ons gepredikt is in het dierbaar Evangelie. Juist tegenover het Evangelie komt uit wie wij en onze kinderen werkelijk zijn: vijanden van God en vijanden van Christus. Te hoog van gevoelen om als een arme zondaar voor de gekruisigde Zaligmaker te buigen. Te trots van hart om een lege hand tot God op te heffen en zich uit genade te laten zaligen. Want de prediking van enkel genade drukt ons er met al onze verdiensten en met al onze eigengerechtigheden tussenuit. En daar dient zich nu juist onze vijandschap en onze tegenkanting aan. Zie toch eens wie we zijn tegenover God en tegenover Christus. Want nee, het zijn niet alleen de Joden, Heer' Jesu, Die U kruisten, maar ík heb de kroon U gevlochten, ík heb U de beker gevuld. Met mijn zonde heb ík dat gedaan.

Als wij dat zien dan roepen we het met die pinksterlingen uit: ‘Mannen broeders, wat zullen we doen om zalig te worden?’ Dan snijdt dat Woord Gods zo ontdekkend in ons vlees, ook in ons vrome vlees, en worden we stuk gestoten en voor God in onze schuld en schande neergeworpen. Als vijanden van God en als vijanden van Christus. Dat maakt verslagen harten. En waar verslagen harten zijn, daar gaat de kerk weer bloeien. Waar verslagen harten zijn, daar is plaats voor die gezegende Christus. Waar mensen klein worden, daar wordt Jezus groot! Er valt veel te leren uit deze toespraak van Pinksteren. 

D - Zeven voorname praktische lessen uit Petrus’ Pinkstertoespraak, voor ons 

1 - We zien dat de Geest van Pinksteren afdaalt en komt wonen en werken in harten, na een opmerkelijke periode van gebed. Zeker, de Here kan komen en werken zonder het gebed. Maar meestal behaagt het de Here om te komen op het gebed. Aan Pinksteren daar in Jeruzalem ging het bidden en smeken vooraf. In Handelingen 1 kunnen we het immers lezen dat die honderdtwintig mensen allen eendrachtig volhardende in het bidden en smeken samen zijn. Dag en nacht zijn ze daar te vinden, smekend aan de troon van Gods genade. Wat zagen ze uit naar de vervulling van de belofte. De Trooster was hen
toch beloofd?

En toen zeiden die honderdtwintig mensen niet wat sommigen nu wel eens zeggen: ‘Als je de belofte hebt, dan ben je er. Dan hoef je niets meer te hebben. Dan hoef je niet meer te bidden...’ Nee, juist waar God beloften legt in de harten, daar worden we werkzaam met de beloften! Daar wordt biddend uitgezien naar de vervulling van de beloften. Jongens en meisjes, als papa of mama je heeft beloofd dat je een cadeautje zal krijgen, wat doe je dan? Dan vraag je toch iedere dag: ‘Papa, mama, wanneer krijg ik het? U hebt het toch beloofd?’ Zo is het nu ook in het leven van degenen die de Here vrezen. Als de Here hen wel eens vertroost heeft door Zijn Woord, door de belofte van het Evangelie, dan worden ze juist zo werkzaam met dat Woord. Dan gaan ze daarmee tot de troon van Gods genade. Dan gaan ze daarmee de Here zoeken en vragen: ‘Gedenk aan het Woord, gesproken tot Uw knecht, waarop Gij mij verwachting hebt gegeven.’ Dan zal ons dat in de binnenkamer brengen. Dan zal dat juist aan de Here verbinden.

En na zulk een opmerkelijke periode van bidden en smeken kwam de Geest des Heren. Toen kwam er zo'n verlevendiging en zo'n opbloei van de Jeruzalemse gemeente. Toen werden er op één dag - we kunnen het bijna niet meer indenken - meer dan drieduizend toegebracht. Wat we nodig hebben in onze donkere dagen, in deze tijd van geesteloosheid, van ingezonkenheid, dat is het gebed. Het bidden en het smeken of God Zijn Kerk weer wil verlevendigen. Of Hij weer glans op Zijn Sion leggen wil, of Hij stromen uit wil gieten op het droge, opdat de woestijn weer zal gaan bloeien als een roos. Het is zo nodig om vanuit onze zwakheid, schuld en onwaardigheid te roepen tot God of Hij heil wil zenden. Of Hij aan Zijn verbond wil gedenken. Of Hij Christus toch heerlijk wil maken. Of Hij Zijn Kerk toch weer wil verlevendigen. Dat is het wat we zo dringend nodig hebben.

2 - We zien dat de Here met Pinksteren niet begint bij die drieduizend. Nee, Hij begint bij die honderdtwintig. Waar de Here verlevendiging brengt in Zijn Kerk, daar begint Hij bij degenen die reeds wederom geboren zijn. Eerst worden de twaalven vervuld. En die honderdtwintig mensen worden vervuld. En zij worden tot een zegen voor die grote menigte. Eén van de puriteinen heeft ergens gezegd: ‘Voorwaarde voor de bekering van de wereld is de verlevendiging van de kerk.’ En Petrus zegt in zijn brief: ‘Het oordeel begint bij het huis van God.’ Wat is dat ontzettend! Het oordeel begint niet in de wereld, maar bij het huis van God. Maar het omgekeerde is ook waar: de verlevendiging begint ook bij het huis van God. O, dat al Gods volk dan profeten waren!

3 - We zien - en we hebben dat al gezien - dat God de Heilige Geest Zich paart aan het Woord. Het Woord is het instrument en de Heilige Geest is de kracht tot de zaligheid van zondaren. Dat is de vrucht, gemeente, en dat tot de eer van God. Dat is het einde, dat is het grote doel.

4 - We zien dat de Heilige Geest Zich bediende van een prediking die zo heel eerlijk was, die zo confronterend was. Ja, Petrus heeft zijn hoorders helder en onbewimpeld gewezen op de schuld van hun leven. Hij heeft vermaand en betuigd. Dat heeft hij met zoveel ernst gedaan dat de hel beefde. En van die prediking heeft de Geest van Pinksteren Zich willen bedienen.

5 - We zien dat Petrus de taal van zijn hoorders gesproken heeft. Hij sprak niet over de hoofden van de mensen heen. Nee, het waren mensen die op de hoogte waren met wat Joël geprofeteerd had en met wat David gezongen had in de psalmen. Hij
noemt ze Joodse mannen, Israëlitische mannen. Hij noemt ze zelfs mannen broeders. Hij gaat ook naast hen staan en hij komt heel eerlijk tot de conclusie dat zij het gedaan hebben, dat zij de schuldigen zijn. Wat liggen hier in Handelingen 2 toch ook lessen voor predikers van het Woord in onze dagen.

6 - We zien dat de vrucht die Petrus bij zijn hoorders zoekt christocentrische bevinding is. Dat zoekt hij bij zijn hoorders. Hij zoekt bevinding waarvan Christus het centrum is. Laten we dat toch nooit los zien van elkaar. Bevinding los van Christus is geen ware bevinding. O zeker, er is een weg tot Christus, een weg van overtui-ging en van inleving van je schuld en je verlorenheid. Dan trekt de Here je van al je rustbanken af en word je op de zondaarsbank voor God neergezet. Maar Christus is het hart van de bevinding. En die bevinding zoekt Petrus bij zijn hoorders. Hij zoekt bevinding in de tegenwoordige tijd. En dat is wat de kerk naar mijn stellige overtuiging zo nodig heeft vandaag de dag: bevinding. Bevinding van Christus in de tegenwoordige tijd. Dat geeft leven, dat geeft vitaliteit. Volk des Heren, hoe lang is het geleden dat het bloed van Christus spoelde over onze zielen? Hoe lang is het geleden? Hoe ver moeten we teruggaan? David kon zeggen: Ik ben met verse olie overgoten. (Ps.92:11) Het droop van hem af. Dat is wat de kerk nodig heeft. Dan zal er wat van de kerk uit gaan! Dat is zo tot zegen. Bevinding in de tegenwoordige tijd.

7 - We zien dat de Geest op de Pinksterdag zo'n grote mate van liefde met Zich meebrengt. Wat is het hart van Petrus vervuld met liefde. Liefde voor God, voor Christus en voor zielen. Waar de Geest des Heren is, daar brengt Hij liefde mee. En die liefde drijft alle vrees uit. Dan zegt Petrus niet: ‘Wat zullen de mensen er van denken?’ of: ‘Wat zouden de mensen voor een toespraak willen horen?’ of: ‘Waar zal ik blijven met mijn reputatie?’ Nee, dan staat hij in de vrijheid. Dan gaat het hem om God, om Christus en om de zaligheid van zondaren. Dan wil hij God aan het werk zien. Nee, dan bouwt hij mensen niet op en dan legt hij niet haastiglijk de handen op, maar dan is hij wel vol van liefde bewogen. En dan zoekt hij die zielen de weg der zaligheid te prediken. De weg der bekering en het geloof in de Here Jezus Christus.

Wat zien we van die zeven punten nu terug in ons eigen hart, in ons eigen leven?

De grote vraag mag wel zijn: ben ik zelf opgewekt uit de doden? Ben ik zelf overgegaan tot het leven? Ben ik zelf al eerlijk geworden voor God, in het belijden: ‘Ik ben de schuldige, ik heb het gedaan’? Die pinksterlingen wisten het niet
meer. ‘Wat moeten we doen, mannen broeders?’ Kwam het reeds tot dat punt in ons leven? Want daar zal het toch moeten
komen, wil het wel met ons zijn voor tijd en voor eeuwigheid. Het begint bij het huis Gods. Het oordeel of de verlevendiging, het  begint bij het huis Gods. Op de knieën dan met de bede: ‘Geef leven aan mijn ziel, wees Gij mijn lied.’

Psalm 119:66

Geef leven aan mijn ziel, wees Gij mijn lied,
geef dat ik eeuwig U mag toebehoren.
Onthoud mij uw getuigenissen niet.
Ik was een schaap en had de weg verloren.
Zoek, Heer, uw knecht. Ik hoor wat Gij gebiedt.
Gij hebt mij immers tot uw dienst verkoren. 

Heer, wees mijn Gids

                                

INFO: DE WEG - DE WAARHEID HET LEVEN FILM

Handige Bijbel

Remember all victims of violence worldwide   

GEBED  LEEFREGEL  BELIJDENIS  

DE WEG | DE WAARHEID HET LEVEN | FILM | AUDIO

CREATOR

HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS

Waard om te weten :

Een hartelijk welkom op de site
Deze pagina printen
Sitemap

Wie zoekt zal vinden

FAQ - HELP

Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
 
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen


Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden"Lees eens: Het zwijgen van God

God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.
Lees eens:  God's Liefde

Schat onder handbereik


Bemoediging en troost

Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible -
 great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps

Read more for Study  
Apocrypha, Historic Works
 GELOOF EN LEVEN een
          KLEINE HULP VOOR  ONDERWEG
 

Wie zoekt zal vinden           


www Holyhome.nl

Boeiende Series :

Bijbelvertalingen
Bijbel en Kunst

Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten

De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard

De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus

Goede Vruchten
Geestesgaven

Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid

Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen

De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen

Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels

Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
 
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!  

Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels

Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron

Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels

Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken

Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
 Luisterbijbel

Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst   -1-   -2-

Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk opOnline-bijbel.nl
         
  (
What's good, use it)