35. GRAVEN
Het model van een grafkamer met voorhal








De Israëlieten achtten het een eer in een familiegraf te worden bijgezet (Gen. 49: 31; 1 Kon. 13: 22). De graven werden uitgehouwen in grafkamers. Er zijn drieërlei graven:
1. Boogbankgraf, waarbij onder een boogrormige nis (a) zich een bank (b) in de rotswand bevindt; aan het ene einde is een schuin oplopende verhoging (c) welke als hoofdkussen voor de dode bedoeld is. Een lijk ligt op de bank dan open en bloot, en wordt minder goed bewaard dan in het troggraf.
2. Troggraf. Men maakte een nis in de rotswand en daaronder een horizontale schacht (a), ongeveer ter grootte van het lijk; zulk een troggraf had dan de vorm van een steenkist. Wanneer men dan bovendien nog boven dit graf een ronde nis maakte (als bij het boogbankgraf) had men het trogbooggraf of arcosolium (wat vaak voorkomt in catacomben)
. 3. Schuifgraf. Er werden in de wand gangen gemaakt, waarvan de lengteas loodrecht stond op de rotsmuur. Men schoof er de lijken in, zodat de voeten naar voren lagen. De geringe breedte maakte het mogelijk het graf door een platte steen af te sluiten. Al deze drie soorten graven komen voor in grafkamers. In zulk een grafkamer kwam men via een voorhal van het grafvertrek; een kleine deur (a) geeft toegang. Deze voorhal is even breed als de grafkamer (wat ook in nummer 5 goed te zien is). De ingang is zeer klein, men zal zich moeten bukken om in de grafkamer te komen (Lucas 24: 12; Joh. 20: 11). Vaak bevindt zich voor de : ingang een gleuf of goot; daarin past een steen; deze steen wordt voor het graf gewenteld (Marcus 16: 3); soms is deze steen rond (tekening 5c).
Het model van een grafkamer met voorhal
toont duidelijk de voorhal (a), de " deur" van de grafkamer (b) en de steen (c).
Leerrijk is het hierbij na te gaan, wat de Evangeliën zeggen over het graf van Jezus. Men kwam van de voorhal in de grafkamer (Joh. 20: 1, 3, 5, 6, 8). Het graf had vermoedelijk een open voorhal. Dan moest men zich bukken om door de ingang van het graf iets te zien. (Luc. 24: 12; Joh. 20: 11), de ingang was dus laag. Men keek dan direct in de grafkarner; er was dus geen voorhof tussen voorhal en grafkamer. Aan de rechterzijde was een zitplaats (Marc. 16: 5), en de engelen zaten aan het hoofd en het voeteneinde van de plaats, waar het lichaam van Jezus gelegenhad(Joh.20: 12);hetkandusgeenschuifgrafgeweestzijn. Alsde discipelen naar binnen kijken, wordt niet gezegd dat zij het graf leeg zien (wat bij een bankgraf direct in het oog zou vallen) maar dat zij de doeken ontdekken (Lucas 24 :12; Joh. 20: 7); dus zal het een troggraf zijn geweest. Nu zijn er in de nabijheid van Jeruzalem de z.g. graven der koningen van de koninklijke familie van Adiabene uit de eerste eeuw; daaruit kan men zien hoe de graven van de rijken (vgl. Jes. 53: 9) waren; men mag eruit afleiden, dat het bankbooggraf en het trogbooggraf in die tijd in Jeruzalem gebruikelijk waren.
Het is aan te nemen, dat de rijke Jozef van Arimathea (Matth. 27: 57) die een raadsheer was (Marcus 15: 43), het graf zo goed mogelijk gemaakt heeft naar de beste van die tijd; in dat geval zou hij een trogbooggraf of arcosolium hebben laten maken.