34. ROMEINS SOLDAAT. GEVANGENIS
Romeins soldaat.
Centurio
Carcer Mamertinus.
Gesel.





Romeins soldaat.
De kledij van een soldaat bestond uit: tunica militaris, een wollen hemd met korte mouwen, een sagum, sagulum, een wollen mantel, die tot de knie reikt en op de rechterschouder met een gesp (fibula) werd vastgemaakt, een cingulum militare, een gordel (a). Zijn wapens waren: de helm van de infanterie (b), een scutum, een langwerpig schild (c), uit hout vervaardigd, met leer overtrokken en met metaalbeslag. Het werd aan de linkerarm gedragen; bovendien droeg de legioensoldaat een harnas met metal en platen voor borst en rug, of ook wel een soort maliënkolder.—Tot de wapens van de aanval behoorden: de gladius, het korte, rechte tweesnijdende swaard (d) dat meer tot steken dan tot houwen diende en was bevestigd of aan een bandelier, die over de linkerschouder liep, of aan de gordel; de werpspies (e) (pilum) 2 m lang met een houten schacht en een buigzaam, ijzeren, spits-toelopend gedeelte.
Centurio
(naar een graftekening). De centuriones (in de Statenvertaling bijv. Matth. 8: 5 "hoofdman over honderd") hadden een helm en een harnas van een beter soort en met meer versieringen. De centuriones zijn van gewoon soldaat door moed en trouw in het leger opgeklommen en door de veldheer tot officier bevorderd.
Carcer Mamertinus.
Een oude Romeinse gevangenis "een kerker, die uitgehouwen in de Tarpeïsche rots ter zijde van het Kapitool, een oeroude historische vermaardheid bezit; niet enkel om de staatsgevangenen als Jugurtha, die er doodhongerden, maar ook om de gruwzame ondoordringbaarheid. De Romeinse schrijver Sallustius rilde van de duisternis en de stank, als hij er maar aan dacht. Ook nu nog kunnen we naar dat lugubere oord van meterdikke basaltmuren (a) afdalen. Het zijn twee verdiepingen. Een ronde opening (b) in de vloer van de bovenste kerker was de enige toegang tot de kelder beneden, en hierdoor werd en de ongelukkigen tussen 't ongedierte en de schenkels hunner voorgangers neergelaten" (B.H. Molkenboer). Deze gevangenis wordt door de traditie aangewezen als de kerker van Petrus en Paulus in Rome. Het reliëf vertoont de apostelen; links van de zuil zijn martelwerktuigen (c); daarbeneden een putje (d) door bronwater gevoed; de inscriptie (e) verhaalt hoe de gevangenbewaarders bekeerd werden.
Reeds in het oude Jeruzalem deden gewelfde vertrekken (Jer. 37: 16) of een slijkerige cisterne (Jer. 38: 6) als gevangenis dienst (daarnaast ook wel een lokaal aan de bovenste Benjaminspoort aan het huis des Heren, Jer. 20: 2; of het voorhof van het paleis des konings, waar de wacht verblijf hield, Jer. 32: 21). Op de westheuvel van Jeruzalem bij S. Pierre in Gallicanta wijst men een gruwzame kerker uit Nieuwtestamentische tijd, die mogelijk diende als huis van bewaring, Hand. 5:18.
Gesel.
De Romeinse gesel bestond uit enkele lederen riemen, die aan een stok verbonden en aan het einde van kleine stukjes zink of ijzer voorzien waren. De straf werd verzwaard door de gebogen houding van de gestrafte, die tot op de gordel ontbloot was. Het aantal slagen was in het Joodse recht 40 min 1 (2 Cor. 11: 24); hetzij om het getal 40 niet te overschrijden; hetzij dat men met de 3 riemen 13 slagen gaf (dus 13 x 3).