33. GEVANGENEN
Tellen der handen van gedode vijanden bij de Egyptenaren.
Gevangenen onder de voetbank van de vorst.
De "voetbank der voeten"







1. Een Assyrische koning, die een gevangene de ogen uitsteekt. 2. Assyrische doodstraf (palen). 3. Assyrische hand- en voetboeien. 4. Israëlietische gevangenen die dwangarbeid verrichten. De behandeling van de gevangenen door de Assyriërs was zeer hard en wreed. Gevangen vorsten werden naar de hoofdstad gebracht, waar zij de koninklijke zegewagen moesten trekken. Dan werd hun een ring door neus of lippen gestoken, of zij werden bij de poort in een hondenhok gezet tot smaad en schimp van de voorbijgangers. Rebellen werden zeer zwaar gestraft; handen en voeten, neus en oren werden afgesneden, men stak ze de ogen uit en rukte de tong uit de mond. De gewone doodstraf was het onthoofden of het "palen", waarbij dan de ongelukkigen op hun buik of hun hals op de punt van een paal werden geplaatst, en zij door hun eigen gewicht naar beneden zakten. Knapen en meisjes liet Salmanassar III in een in brandgestoken stad mede verbranden. Soms werden gevangenen gevild en hun huid op de stadsmuur uitgespannen. De inwoners van vijandelijke steden, die aan het bloedbad ontkomen waren, werden als gevangenen in slavernij gevoerd; "over zijn aanzienlijken heeft men het lot geworpen en al zijn groten zijn in boeien geklonken" (Nahum 3: 10). De mannen werden daarbij gebonden met hand- en voetboeien. De vrouwen werden niet gebonden, maar de ruwe soldaten die hen vervoerden hadden een veil vermaak om bij de vrouwen "de slippen op te tillen tot aan het aangezicht" en de naaktheid te zien (Nahum 3: 5). De gevangenen werden verplicht tot dwangarbeid, gelijk de afbeelding laat zien (van een marmerreliëf uit het paleis van Sanherib); zij dragen zware lasten (steenklompen); zij zijn gekleed in korte hemdrok met een gordel.
Tellen der handen van gedode vijanden bij de Egyptenaren.
Om het aantal doden te weten, sneden de Egyptenaren bij de gevallenen de handen of geslachtsdelen af, die zij meenamen en voor de koning opstapelden. Zo werden na een slag van Ramses III met de Libyers 12535 van zulke lugubere zegetekenen geteld. Het herinnert aan Davids geschiedenis, die de opdracht kreeg honderd voorhuiden der Filistijnen te brengen (1 Sam. 18: 25).
Gevangenen onder de voetbank van de vorst.
De tekening is een deel van een grotere, waarbij Amenophis II (Farao van 1448-1420) zijn voeten zet op de onderworpen Negers (a) en Semieten (b) die gevangen zijn met een strik (c). De onderworpen vijanden, bij wie de armen op de rug gebonden zijn, waren vijanden. die nu gezet zijn tot een voetbank voor uw voeten (Psalm 110: 1).
De "voetbank der voeten"
wordt in de Bijbel alleen genoemd bij vorsten, die op de troon zitten en symbolisch is daarvan sprake bij Gods troon (Ps. 99: 5) en in profetische taal wordt de aarde zelfs zo genoemd (Jesaja 66: 1). Zo is de aarde klein gezien van het standpunt van de hemel.