30. STRIJDMIDDELEN
Zeeslag der Egyptenaren tegen de Filistijnen.
Thoetmosis IV in de slag.
Egyptische soldaten
Egyptisch schubbenpantser.
Ramses II verovert Askelon.




Zeeslag der Egyptenaren tegen de Filistijnen.
Rechts staat de Farao Ramses IJI (1198-1167) als boogschutter. Over het korte schort draagt hij een lang bovenkleed, waarvan de onderzijde maar door een enkele lijn is aangegeven. In de onderste rij worden Filistijnen als gevangenen weggevoerd. Daarboven zijn drie rijen van schepen. De Egyptische schepen hebben roeiriemen. De Filistijnse schepen missen roeiriemen; het zijn zeilschepen; de zeilen zijn (evenals op de Egyptische schepen) gereefd. De Filistijnen hebben als wapen dolken en lansen: zij kunnen dus alleen vechten op korte afstand. De kunstenaar heeft door de vele pijlen rechts willen aantonen, dat de overwinning voor de Egyptenaren verzekerd is.
Thoetmosis IV in de slag.
De koning staat vol majesteit op zijn strijdwagen, die getrokken wordt door twee steigerende hengsten. Boven het hoofd van de koning is de giergodin Nechbet (a); de koning is in "de schaduw der vleugelen". De Farao heeft in de éne hand een strijdbijl (b); in de andere een boog (c); hij draagt twee pijlkokers; aan de bovenarm draagt hij armringen en de leidsels om zijn middel. Hij drijft de vluchtende Aziaten met hun typische volle baarden voor zich uit; zij hebben als wapens pijlen en bogen, dolken; zij trachten zich te beschermen door rechthoekige schilden, maar hun "schilden, bogen, dolken" kunnen hen niet bevrijden.
Egyptische soldaten
uit de tijd van Ramses III (1198-1167). Zij dragen lans, schild en zwaard. Het Egyptisch schild (a) is lang, onder recht, boven afgerond. De soldaten zijn afwisselend gewapend met dolken of sikkelzwaarden; de le en 6e man (misschien "korporaals") dragen een stokje. Er is in de Bijbel sprake van verbranden der schilden (het schild van Saul, niet met olie bestreken, 2 Sam. 1: 21) vgl.Jesaja21: 5,Ezechiël 39: 9.Daaruitkanmenafleidendat de schilden der Israëlieten evenals van andere volken, bestonden uit hout met leer overtrokken, of uit enkel lagen leer op elkander. Het zwaard en de lans behoren tot de uitrusting der zwaarbewapenden.
Egyptisch schubbenpantser.
Het pantser behoorde oorspronkelijk niet tot de uitrusting van de gemene man, maar werd gedragen door vooraanstaanden (Goliath, 1 Sam. 17: 5; Saul, 1 Sam. 31: 4; Achab, 1 Kon. 22: 34). Pas Uzzia bereidde voor het ganse heir pantsers (2 Kron.26: 14). De pantsers van de soldaten waren een soort leren jukken door metalen plaatjes bedekt.
Ramses II verovert Askelon.
De stad is omgeven door een dubbele maur (a, b). De Egyptenaren rukken op; zij dragen ovale schilden (c). In het middenvak ziet men de poort (d), een soldaat slaat met een bijl (e) de houten deur. Rechts en links zijn stormladders (f), een soldaat gaat naar boven met de dolk (g) in de hand en het schild op de rug. De mannen op de bovenste muur houden de handen omhoog; zij smeken om genade; de man links houdt al een brandend rookrat (h) in de hand als teken van onderwerping. De man rechts laat zijn kind, de man links laat zijn vrouw van de muur afvallen.