26. VAARTUIGEN
Assyrische goeffa.
Assyrische kelek
Egyptische schepen.
Assyrische goeffa.
De Griekse geschiedschrijver
Herodotus beschrijft deze vaartuigen als iets bewonderenswaardig. "De
vaartuigen, die zij hebben om langs de rivier naar Babylon te trekken
zijn rond van vorm en geheel van leder (a). Want nadat zij bij de
Armeniërs ribben van vvilgenhout hebben doen snijden, spannen zij
daarover van buiten huiden tot bedekking, bij wijze van een bodem,
zonder een achtersteven af te scheiden, of ze in een voorsteven samen
te buigen, doch zij maken het vaartuig als een schild, rond van vorm,
vullen het geheel met biez(en, en laten het dan met waren beladen de
stroom afgaan. Het vaartuig wordt gestuurd met riemen (b) door twee
roeiers (c) die rechtop staan" (Herodotus I 194; vert. C.M. van
Deventer). Hier zijn echter vier mannen, die zitten. Gewoonlijk was de
vracht vaten palmwijn; hier zijn het (volgens Unger) schroeven (d) voor
het vervoer van stierkolossen.—Deze goeffa's dienden ook als
veerboten (een stad aan de Eufraat heet veer of overgang nl. Tifsah, 1
Kon. 4: 24).
Assyrische kelek
uit de oudheid (links); tegenwoordige
kelek (rechts). "Wi; weten, dat reeds in de grijze oudheid vlotten,
heleks genaamd, gebruikt werden; wij zien ze afgebeeld op Assyrische
reliëfs, die bij opgravingen voor de dag komen, en wel precies in
dezelfde vorm, als ze nog heden gebruikt worden. Men vervaardigt
vlotten van populierenstammen (a), die in de vorm van roosters op
elkander gelegd worden. Daar echter de Tigris bij de vele
stroomversnellingen dikwijls slechts
een zeer geringe diepte heeft, kwam men al in de vroegste tijd op een
geniaal middel om deze vlotten zo hoog mogelijk op het water te houden:
men bevestigde onder deze populierenroosters een groot aantal met lucht
gevulde ramsvellen (b), die maakten, dat het vaartuig bijna op de
waterspiegel dreef. Met deze vlotvaart houdt zich een apart gilde
bezig, de kelekdji's (c), die met riemen (d) het vlot bewegen en
sturen. Op de kelek is een "arke"(e), een huisje voor nachtverblijf op
reis en voor de goederen." (I. Guyer, Meine Tigrisfahrt). Wij moeten
ons voorstellen, dat Abraham op zijn reis van Ur naar Haran, en vandaar
naar Kanaan ook van zulke keleks gebruik maakte, bij de overtocht van
de Eufraat.
Egyptische schepen.
De tekening is een voorstelling uit
de geschiedenis van Cheops. Deze wilde dat aan zijn hof een bekwaam
tovenaar zou komen. Toen werden barken uitgerust opdat de zoon van de
koning deze tovenaar kon halen. Bij de ontmoeting worden veel
hoffelijke ~rden gesproken. De tovenaar wil meegaan en zegt: "Men geve
mij een boot om mee te voeren mijn leerlingen en mijn boeken," toen gaf
men hem twee schepen met hun equipage. Dit tafereel geeft de tekening
weer.—De Nijl wemelde in de oudheid van barken en allerlei andere
vaartuigen In de zangen van Ichnaton wordt het uitgeroepen in "De dag
en de wateren". De barken zeilen de stroom op en eveneens de stroom af,
Iedere weg is open, omdat gij zijt opgekomen, De vissen in de rivier
springen voor u op. En uw stralen zijn in het midden der grote zee.