25. OUDE SCHRIFTROLLEN
De rollen in de woestijn van Juda.
Kruik,
Jesaja-rol
Snippers Inet tekstfragmenten in "Fenicisch schrift".
Fragment




De rollen in de woestijn van Juda.
Sinds 1947 zijn op drie plaatsen in de Woestijn van Juda handschriften gevonden: noordelijk van de bron van Fesicha, een heel stuk zuidelijk hiervan in de Murabaat, en nabij Chirbet Mird, de burcht Hyrkania. In de eerste streek zijn de resten van een gebouw gevonden, uitgegraven en onderzocht, waarvan de bewoners in direct contact hebben gestaan met de handschriftgrotten; de bewoners der streek noemen de ruïne Chirbet Qoemraan.
Kruik,
waarin de rollen waren verpakt. Er moeten oorspronkelijk minstens 51 potten met inhoud hebben bestaan; ze zijn alle afkomstig uit het Hellenistische tijdvak en behoren tot de 2e eeuw voor Christus. Het op bergen van handschriften in potten is een gewoonte uit de oudheid die door oude geschriften en moderne ontdekkingen bekend is. In 588 voor Christus overhandigde de profeet Jeremia aan zijn leerling Baruch een koopakte en beval hem ze in een aarden vat te doen (Jer. 32: 14).
Jesaja-rol
open liggend bij kolom 32 (rechts) en 33 (links). Het eerste volledige woord van de rechterkolom is het begin van Jesaja 38: 9; de linkerkolom laat Jes. 40: 2b-28a zien. Het is een rol op perkament. De grot, waarin de rollen gevonden zijn, was een soort bergplaats; de verzameling heeft vermoedelijk toebehoord aan leden van een broederschap of sekte; men zou zich kunnen voorstellen, dat de bezitters in tijd van vervolging of oorlog hun boekrollen hier hebben gebracht. Deze Jesaja-rol is het oudste handschrift, dat tot dusverre van dit boek gevonden is, en het is 1000 jaar ouder dan de oudste tot dusverre bekende Jesajarol (uit Caïro). De vondst bewijst met welk een getrouwheid de Masoretische tekst is overgeleverd. (De Masoreten bedoelden de heilige tekst zo zuiver mogelijk te bewaren en over te leveren). Toch zijn er verschillen. Zo in Jes. 40: 6. De Statenvert. heeft: Een stem zegt: Roept! En hij zegt: Wat zal ik roepen? Hier hoort de profeet zich toesprekeri door een hemelse stem, die hem gelast te prediken. Nu verwacht men daarop: En ik zeg. Welnu, in de rol staat: En ik zeg.— De Nieuwe Vertaling heeft: Hoor iemand zegt: Roep. En de vraag klinkt: Wat zal ik roepen?
Snippers met tekstfragmenten in "Fenicisch schrift".
Men heeft in de grot ook tekstfragmenten gevoinden in archaïsch ("Oud-Fenicisch") schrift, waarvan de vorm veel overeenkomst vertoont met de ostraca van Lachis. De tekst maakt deel uit van de "Heiligheidswet" (naam gegeven aan Lev. 17: 1-26: 46; telkens wordt daarin de nadruk gelegd, dat de Heer God heilig is (bv. Lev. 19: 2; 20: 7,26). Volgens de onderzoeker R. de Vaux zijn de gevonden tekstfragmenten uit de 4e ecuw voor Christus en zijn ze het alleroudste Bijbelse handschrift dat bekend is
Fragment
waarin de naam E1 (de naam voor God) in de 4e regel van boven staat in het zgn. Fenicische schrift. Het overige is in het Hebreeuwse kwadraatschrift. Maar het Fenicische schrift is nog lange tijd na de ballingschap in gebruik gebleven voor sacrale (heilige) doeleinden.