23. MUZIEKINSTRUMENTEN
Harp uit Ur.
Joodse gevangenen die de lier bespelen.
Assyrische cymbalist
Assyrische pauk .
Assyrische dubbele fluit
Egyptisch meis;je dat de luit bespeelt.
Reidans met muziekinstrumenten
Harp uit Ur.
Deze harp is een instrument met 11
snaren (a), schuin gespannen boven een rijkversierde klankbodem (b). De
harp wordt evenals de citer met de hand bespeeld (1 Sam. 16: 16, "dat
hij rnet zijn hand spele", Statenvert.). In Israël werd het
instrument lopende bespeeld; het werd dus gedragen en kon daarom niet
groot ziin (1 Sam. 10: 5; 2 Sam. 6: 5). Het klankwerk is versierd met
mozaiek en het einde is versierd met een ramskop.
Joodse gevangenen die de lier bespelen.
De gevangenen, waarschijnlijk mannen van Juda uit Lachis, trekken door
een bergwoud, onder bewaking en toezicht van een soldaat, die een knots
(b) in de hand en een boogtas (d) op de rug heeft. De gevangenen dragen
een hemdrok en een barrevoets; een van hen gaat bloots hoofds; de
anderen hebben een kap met hoofdband. Typisch voor hen is het Joodse
gelaat, de haarlokken,
de korte volle baard . Zij moesten op hun tocht op hun lier (c) spelen
(daar begeerden zij, die ons gevangen hielden, van ons een lied, Ps.
137: 3). De soldaat draagt laarzen (a); deze Assyrische soldatenlaarzen
worden vermeld in Jes. 9: 4: Want elke schoen, die dreunend stampt, en
elke
mantel, in bloed gewenteld, zal verbrand worden, een prooi van het
vuur.
Assyrische cymbalist
De cymbaal bestond uit twee koperen
bekkens (a) ("klinkende cymbalen", Ps. 150: 5) die tegen
elkaar geslagen werden, en diende niet om de melodie te leiden, maar om
de maat te doen uitkomen. Zij werd gebruikt bij de orkesten (1 Kron.
25: 1; 2 Kron. 5: 12; Ezra 3: 10) en bij optochten (2 Sam. 6 : 5).
Assyrische pauk .
In de tempel speelde men op de manshoge pauken of keteltrommels: de
doffe toon was ver hoorbaar. Verder had men draagbare exemplaren van
cylinder- of kegelvorm. Met de knokkels of de vingers werd de trom
geslagen. In Israël werd de handtrommel of tamboeriin vaak door
vrouwen bespeeld (Exod. 15: 20); deze trom was het geliefkoosde
instrument bij volksfeesten, optochten en bij vrolijke gelegenheden en
gaf bij het gezang, vooral als het met reidansen gepaard ging, de maat
aan (Richt. 11: 34).
Assyrische dubbele fluit
De fluit werd oorspronkelijk (en nog wel) uit een riet vervaardigd;
later ook uit brons. Veel werd de fluit gebruikt; fluitspel begeleidde
de klaagzangen (Jer. 48: 36; Matth. 9: 23) en de vreugdeliederen.
Egyptisch meisje dat de luit bespeelt.
Het meisie heeft om haar haar een
haarband (a). Zij bespeelt de luit (b) met een plektron of plektrum. De
luit is een tokkelinstrument met een peervormig achtervlak; een
plektrum is een klein plaatje, waarmee de snaarinstrumenten der ouden
bespeeld werden. In Israël lieten de aanzienlijken de luit van
almuggimhout = sandelhout maken (1 Kon. 10: 12).
Reidans met muziekinstrumenten
(Egyptische voorstelling). De vrouwen
met palmrakken (a), handtrommels (b) en lieren (c) begeleiden de dans
met muziek. Dansen bij godsdienstige feesten met muziek kwamen ook in
Israël voor (de meisjes van Silo uittrekken om reidansen uit te
voeren, Richt. 21: 21; in het midden de jonkvrouwen, die de tamboeriin
slaan, Ps. 68: 26).