17. HANDWERK
Lederbereiding
Pottenbakker aan het werk bij de draaischijf
Pottenbakkers bij de oven
Barbier aan het werk.


Lederbereiding
(Egyptische voorstelling). Links boven is een arbeider (a) die met een scherpe steen de haren van de huid schrapt; hij houdt de huid met de voeten vast. Daaronder is een arbeider, die riemen snijdt uit het leer (b); terwijl een ander het vel strak aantrekt (c). Daarnaast wordt de huid strak getrokken over een bok (d); een geprepareerde huid (e) is daarboven afgebeeld. Meer naar rechts is iemand, die doorgeeft, wat al klaar is (f); er werden verschillende artikelen van leer vervaardigd bijv. sandalen (g); onderdelen van een bespanning (h) en omhulsels voor actestukken (i). De Joodse wet schreef voor, dat een lederbereider zijn bedrijf meer dan 50 ellen van de stad moest hebben. Simon de leerlooier woonde in Joppe (Hand. 9: 43) "wiens huis bij de zee ligt" (Hand. 10: 6); misschien was dat om water voor zijn bedrijf te hebben (volgens Krauss IJ blz. 260).
Pottenbakker aan het werk bij de draaischijf
(Egyptische voorstelling) . De eerste pottenbakker (a) heeft op de draaischijf (b) een leemElomp (c); hij vormt met zijn hand het inwendige van het vat. Enkele vaten (d, e, f, g, h, i) zijn al gereed. Een tweede pottenbakker (j) vormt de buitenkant van een vat; met zijn linkerhand houdt hij de bodem van het vat (k). Een derde pottenbakker (I) is juist klaar gekomen met een vat (m); de laatste begint met een verse leemklomp (n); leem in de hand van de pottenbakker (Jer. 18: 6), hij maakt een werk op de schijf (Jer. 18: 3).
Pottenbakkers bij de oven
(Egyptische voorstelling). De eerste (a) vormt van leem een plat bord tussen zijn handen; een ander (b) maakt het vuur in de oven (c) heet; een derde (d) geeft de vormen aan de pottenbakker (e) die slechts met een gordelschort (f) gekleed is; hij plaatst de vormen op de verhitte oven. Het aardewerk, dat gereed kwam, wordt door een arbeider met een juk (g) weggebracht. Zulk transport geschiedde wel door slaven; de Psalmist zegt van Israëls redding uit Egypte: Ik heb zijn schouder van de last ontheven, zijn handen werden vrij van de draagkorf (Psalm 81: 7).
Barbier aan het werk.
De barbier oefende in de oudheid zijn beroep in de buitenlucht uit, onder de schaduw van een boom. De barbier bond het hoofdhaar om de schedel hoog op en sneed de haren bij de slapen kort af, of schoor deze. De klant zat tijdens de bewerking op een driepoot (a) daarvoor stond dan een zeepbekken (b). Voor scheren en haarsnijden benutten de barbieren een "scheerrnes der barbieren" (rechts) dat zeer merkwaardig van vorm was en diende om "te laten gaan over het hoofd en over de baard" (Ezech. 5: 1).