De verloren zoon

Gods overvloedige liefde voor de tot Hem wederkerende zondaar

"En kuste hem." Lucas 15:20

In de herziene vertaling van het Nieuwe Testament vindt gij in de kanttekening deze lezing van de tekst: "En kuste hem veel." Dit is een zeer goede vertaling van het Grieks, dat men ook zou kunnen overzetten in "Kuste hem vuriglijk," of "kuste hem dikwijls." Ik geef de voorkeur aan het gebruik van zeer eenvoudige woorden en daarom zal ik de lezing van de tekst in de kanttekening van de herziene vertaling "En kuste hem veel," tot tekst nemen voor de overdenking, waarvan het onderwerp zijn zal: Gods overvloedige liefde voor de tot Hem wederkerende zondaar. Het eerste woord "en" verbindt ons aan alles wat vooraf is gegaan. De gelijkenis is zeer bekend; maar zij is zo vol van heilige betekenis, dat wij er altijd weer nieuwe leringen uit kunnen trekken. Laat ons dan verwijlen bij hetgeen aan die omhelzing vooraf is gegaan. Er was iets van de zijde van de zoon en van de zijde van de vader was er nog veel meer. Eer de verloren zoon deze kussen der liefde ontvangen heeft, had hij in het verre land gezegd: "Ik zal opstaan en tot mijn vader gaan." Doch hij had meer gedaan dan dit, want anders zou hij de kus van zijn vader nooit ontvangen hebben. Het besluit was tot daad geworden. Hij stond op en ging tot zijn vader. Een gehele scheepslading van besluiten of voornemens is van weinig waarde; een greintje praktijk is even veel waard als dat alles. Het besluit om naar huis terug te gaan is goed; maar het is wanneer de dwalende jongeling dat besluit werkelijk ten uitvoer begint te brengen, dat hij de zegen nabij komt. Indien iemand uwer, hier tegenwoordig, gedurende lange tijd gezegd hebt: "Ik zal mij bekeren, ik zal mij tot God wenden," zo houd nu op met dit besluit te nemen en kom nu eens tot de uitvoering! En moge God in zijn genade u beiden tot bekering en geloof in Christus brengen Eer de kus der liefde werd gegeven, was deze jonge man op weg naar zijn vader, maar hij zou hem niet bereikt hebben, zo zijn vader hem niet het grootste gedeelte van de weg tegemoet was gekomen. Als gij aan God een duim geeft, zal Hij u een el geven. Indien gij een klein eind weegs aflegt om tot Hem te komen, dan zal Hij, als gij "nog verre van Hem zijt" toelopen om u te ontmoeten. Ik weet niet, of de verloren zoon zijn vader gezien heeft, maar zijn vader zag hem. De ogen der genade zien scherper dan de ogen van het berouw. Vergeleken met het oog van Gods liefde is zelfs het oog van ons geloof nog duister. Hij ziet de zondaar lang voordat de zondaar Hem ziet. Ik denk niet, dat de verloren zoon met grote snelheid heeft gereisd. Ik zou veeleer denken, dat hij zeer langzaam ging.

Met neergeslagen oog en een bezwaard hart,
Met zeer vele zuchten en tranen der smart.

Hij was besloten te komen; maar toch was hij nog half bevreesd. Maar van zijn vader lezen wij, dat hij toeliep. Langzaam is de weg van het berouw; maar zeer snel zijn de voeten der vergeving. God kan toelopen, waar wij nauwelijks kreupel kunnen voortstrompelen; maar als wij hinkend en strompelend tot Hem gaan, dan zal Hij snel op ons toelopen. Die kus werd hem in der haast gegeven. De geschiedenis wordt op zulk een wijze verhaald, dat het ons bijna is, alsof wij het aldus zien gebeuren voor onze ogen; er is zelfs tot in de bewoordingen, die gebruikt zijn, een gevoel van haast. Zijn vader "toelopende, viel hem om zijn hals, en kuste hem," kuste hem met warmte. Hij heeft geen ogenblik gewacht, want schoon hij buiten adem was, was hij toch niet buiten de liefde, hij "viel hem om zijn hals en kuste hem veel." Daar stond zijn zoon, gereed om zijn schuld te belijden, en daarom heeft zijn vader hem des te meer gekust. Hoe gewilliger gij zijt om uw zonde te bekennen, hoe gewilliger God is u te vergeven. Hij zal de zonde uitdelgen, die gij gewillig en ootmoedig voor Hem hebt beleden. Wie vrijwillig was zijn lippen te gebruiken voor belijdenis van schuld, zal bevinden, dat zijn vader gewillig is zijn lippen te gebruiken om hem te kussen. Zie het contrast. Daar is de zoon, die er nauwelijks aan durft denken zijn vader te omhelzen; terwijl zijn vader hem nauwelijks gezien heeft, of hij valt hem reeds om de hals en kust hem. De neerbuigende goedheid van God jegens boetvaardige zondaren is zeer groot. Hij schijnt zich neder te bukken van zijn troon der heerlijkheid ten einde de boetvaardige zondaar om de hals te vallen. God, de zondaar omhelzende! Welk een toneel! Kunt gij het u voorstellen? Ik denk het niet; maar zo gij het u kunt voorstellen, dan hoop ik, dat gij het ook voor uzelf zult kunnen verwezenlijken. Als Gods arm om onze hals is en zijn lippen op onze wang, ons veel kussende, dan begrijpen wij meer van zijn neerbuigende liefde dan predikers of boeken er ons ooit van kunnen verhalen. De vader "zag" zijn zoon. Er ligt in dat woord "zag" zeer veel opgesloten. Hij zag, wie het was; zag waar hij vandaan kwam; zag het kleed van de zwijnenhoeder; zag het vuil en het slijk op zijn handen en voeten; zag zijn lompen; zag zijn boetvaardige, berouwvolle blik; zag wat hij geweest is; zag wat hij toen was; en zag wat hij weldra zou zijn. "Zijn vader zag hem." God heeft een manier van mannen en vrouwen te zien, die gij en ik niet kunnen begrijpen. Met een enkele blik doorziet hij ons, alsof wij van glas waren gemaakt. Hij ziet ons verleden, ons heden, onze toekomst. "Als hij nog ver van hem was, zag hem zijn vader." Het was niet met ijskoude ogen, dat de vader zijn tot hem wederkerende zoon aanblikte. Er was liefde in die ogen en terwijl hij hem aanzag, werd hij met "innerlijke ontferming bewogen"; dat is: hij gevoelde voor hem. Er was in zijn hart geen toorn jegens zijn zoon, hij had niets dan medelijden voor de arme jongeling, die in zulk een ellendige toestand was gekomen. Wel is waar, het was alles zijn eigen schuld; maar dit kwam zijn vader thans niet in gedachte. Het was de toestand, waarin hij hem zag, zijn armoede, zijn verlaging, zijn bleek uitgehongerd gelaat, dat zijn vader door de ziel sneed. En God is met innerlijke ontferming bewogen over het wee en de ellende van de mensen. Zij kunnen zich wel zelf hun benauwdheden op de hals gehaald hebben, en dat hebben zij ook werkelijk, maar toch ontfermt God zich over hen. "Het zijn de goedertierenheden des HEEREN dat wij niet vernield zijn, dat zijn barmhartigheden geen einde hebben." Wij lezen, dat de vader "toeliep." De ontferming Gods wordt gevolgd door snelle bewegingen. Hij is traag tot toorn; maar Hij is snel en ijverig om te zegenen. Hij behoeft er niet lang over na te denken, hoe Hij zijn liefde aan boetvaardige verloren zonen betonen zal: dat is reeds lang geleden geschied in het eeuwig verbond. Hij behoeft zichzelf niet voor te bereiden op hun ontvangst, dat is alles geschied op Golgotha. In de grootheid van zijn mededogen komt God snellijk tot iedere boetvaardige ziel om haar te helpen. En als Hij komt, komt Hij om hen te kussen. Trapp zegt dat, zo wij gelezen hadden, dat de vader zijn zoon met voeten had getreden, wij daar niet zeer over verwonderd zouden geweest zijn. Mij zou dit echter zeer hebben verbaasd, wijl de vader in de gelijkenis God moest voorstellen. Evenwel, de zoon had de ruwe behandeling ten volle verdiend, waarop hij door sommige harteloze mensen onthaald zou zijn geworden. En indien dat verhaal slechts een zelfzuchtig, aards vader had gegolden, dan zou er geschreven hebben kunnen zijn: toen hij naderbij kwam, liep zijn vader op hem toe en vertrad hem onder zijn voeten. Er zijn zulke vaders in de wereld, die schijnen niet te kunnen vergeven. Indien hij hem aldus had behandeld, dan zou dit niet meer zijn dan hij verdiend had. Maar neen, wat in het Boek staat geschreven, staat er, en is waar voor alle tijden en voor elke zondaar - "Hij viel hem om zijn hals en kuste hem"; kuste hem vurig, kuste hem herhaaldelijk. Wat betekent dit kussen? Het betekent, dat de zondaren als zij tot God komen, liefdevol ontvangen en hartelijk welkom geheten worden. Indien iemand uwer, terwijl ik tot u spreek, tot God komt, zo verwacht genade te zullen vinden vanwege het grote zoenoffer van Christus. Dit zal waar wezen van u, gelijk het waar is geweest van velen onzer: "Hij kuste hem veel."

I. Ten eerste, dit vele kussen betekent VEEL LIEFDE. Het betekent veel liefde, werkelijk gevoeld; want God geeft nooit een uitdrukking van liefde, zonder haar in zijn oneindig hart te gevoelen. God zal nooit een Judaskus geven en verraden, die Hij omhelst. Er is in God geen geveinsdheid; nooit kust Hij hen, die Hij niet liefheeft. O, hoezeer heeft God de zondaren lief. Gij, die berouw hebt van uw zonde en tot Hem komt, zult het ontdekken, hoe grotelijks Hij u liefheeft. Deze zijn liefde tot u kan niet gepeild of gemeten worden. Hij heeft u liefgehad van voor de grondlegging der wereld, en Hij zal u blijven liefhebben, als de tijd niet meer is. O, hoe onmetelijk groot is Gods liefde voor de zondaren, die tot Hem komen en zich aan zijn genade en ontferming overgeven. Dit vele kussen betekent ook veel betoonde liefde. Gods kinderen weten niet altijd hoe groot zijn liefde jegens hen is. Doch somwijlen wordt zij uitgestort in ons hart door de Heilige Geest, die ons gegeven is. Er zijn tijden, wanneer sommigen van ons weten wat het is schier te gelukkig te zijn om te leven. De liefde van God is bij sommige gelegenheden met zo overweldigende kracht door ons ervaren, dat wij schier moesten vragen, dat het daar nu maar bij blijven mocht, omdat wij niet meer hadden kunnen dragen! Indien de heerlijkheid niet een weinig omsluierd was geworden, wij zouden aan overmaat van geluk en zielsverrukking gestorven zijn. Geliefden, God heeft wondere wegen om het hart van zijn volk te openen voor de tentoonspreiding van zijn genade. Hij kan, niet slechts nu en dan een enkele druppel, maar stromen van die liefde er in uitstorten. Mevrouw Guyon placht te spreken van de stromen der liefde, die door hart en geest heen gaan en alles met zich voeren. Aan de verloren zoon in de gelijkenis werd zó veel liefde geopenbaard, dat hij ook wel van de stromen der genegenheid van zijn vader had kunnen zingen. Dat is de wijze waarop God hen ontvangt, die Hij verlost en zalig maakt; daar Hij hun geen kleine, karige mate van genade schenkt, maar een overvloeiende liefde jegens hen openbaart. Dit vele kussen betekent ook veel liefde opgemerkt. Indien die verloren zoon nooit te voren geweten heeft, dat zijn vader hem liefheeft, dan wist hij het voorzeker wèl, nadat zijn vader hem zo herhaaldelijk had gekust. Hij twijfelde er niet aan; hij had er een helder besef van. Zeer dikwijls gebeurt het, dat de zondaar in de eerste ogenblikken, nadat hij in Jezus heeft geloofd, die "vele" liefde ontvangt. God openbaart haar hem en hij bemerkt haar en geniet er van, reeds bij de aanvang. Denkt niet, dat God de beste wijn altijd voor het laatst bewaart; Hij geeft ons sommigen van de beste dingen op zijn tafel, zodra wij er aan zitten. Ik herinner mij het genot, dat ik smaakte, toen ik voor het eerst in Jezus geloofde, en zelfs thans is de herinnering er van nog even vers, alsof het gisteren pas gebeurd was. O, ik zou het niet hebben kunnen geloven, dat een sterfelijk mens, na zó lang belast en beladen te zijn geweest en zo schrikkelijk terneder gebogen, zó gelukkig kon zijn! Ik heb slechts op Jezus gezien aan het kruis, en de verpletterende last was onmiddellijk weggenomen; en het hart, dat niets kon doen dan zuchten en wenen vanwege deszelfs last, begon thans op te springen van vreugde. In Christus had ik alles gevonden wat ik behoefde, en terstond kon ik toen rusten in de liefde Gods. Zo kan het ook met u wezen, indien gij slechts door Christus wilt wederkeren tot God. Van u zal het, evenals van die verloren zoon, worden gezegd: Zijn vader zag hem, en toelopende viel hem om zijn hals en kuste hem met veel liefde.

II. Ten tweede: dit vele kussen betekende VEEL VERGEVING. De verloren zoon had vele zonden te belijden; maar eer hij tot de bijzonderheden er van kwam, had zijn vader hem vergeven. Ik bemin belijdenis van zonden na vergeving. Sommigen denken, dat wij, eenmaal vergeving ontvangen hebbend, nooit meer onze zonden behoeven te belijden, maar o, geliefden, dan is het juist dat wij de zonden het oprechtst, het wezenlijkst belijden, omdat wij dan het best de schuld, het snode der zonden begrijpen. Als ik bedenk, dat Christus mij van mijn zonden gewassen heeft in zijn eigen bloed, dan gevoel ik mijn zonde daardoor des te scherper en zal haar dus ook des te ootmoediger belijden voor mijn God. Het beeld van deze verloren zoon is verwonderlijk waar in de ervaring van hen, die wederkeren tot God. Zijn vader kuste hem met de kus van de vergeving, en toch ging de jongeling voort te zeggen: "Vader, ik heb gezondigd tegen den hemel en voor u en ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden." Aarzel dus niet uw zonden voor het aangezicht van God te bekennen, al weet gij ook, dat zij in Christus allen zijn weggedaan. Uit dit oogpunt beschouwd betekenen deze kussen ten eerste: "Uwe zonde is geheel weggenomen" en er zal nooit meer melding van worden gemaakt. Kom aan mijn hart, mijn zoon! Gij hebt mij zwaar gegriefd en vertoornd; maar ik delg uw overtredingen uit als een nevel en uw zonden als een wolk." Terwijl de vader hem aanzag en veel kuste kwam er waarschijnlijk nog een kus, die zei: "Er is niets pijnlijks van overgebleven: ik heb niet slechts vergeven, maar ook vergeten. Het is alles volkomen voorbij. Ik zal het nooit meer als een beschuldiging tegen u inbrengen. Ik zal er u nooit minder om liefhebben. Ik zal u nooit behandelen, alsof gij nog een onwaardig, onbetrouwbaar persoon waart." Daarop kwam waarschijnlijk nog een kus; want vergeet niet, dat zijn vader hem vergaf en veel kuste om te tonen, dat de zonde geheel en al was vergeven. Daar stond de verloren zoon, overstelpt door de goedheid van zijn vader, maar toch gedenkende aan zijn voorbijgegane leven. Terwijl hij op zichzelf zag en dacht: "Ik ben nog altijd in mijn lompen gekleed en kom regelrecht van het weiden van de zwijnen," kan ik mij voorstellen, dat zijn vader hem weer een kus gaf, als om tot hem te zeggen: "Mijn kind, ik denk niet meer aan het verleden; ik ben zó verblijd u te zien, dat ik geen onreinheid aan u bespeur en ook geen lompen. Ik ben er zó van verrukt u weer bij mij te hebben, dat ik, gelijk ik een verloren diamant uit het slijk zou oprapen en blij zou zijn van hem weer terug te hebben, u ook wederom tot mij neem, want gij zijt mij zeer dierbaar." Dat is de genaderijke en heerlijke manier waarop God handelt met hen, die tot Hem wederkeren. Wat hun zonden aangaat, Hij heeft haar weg gedaan, zodat Hij haar niet meer zal gedenken. Hij vergeeft als God. "Wel," zegt iemand, "kan zulk een wondervolle verandering ooit plaats hebben met mij?" Door Gods genade kan die verandering plaats hebben met een iegelijk, die gewillig is tot God terug te keren. Ik bid God, dat het thans geschieden moge en dat gij de verzekering ontvangt uit het Woord van God door de kracht van zijn Heilige Geest, zodat gij door de aanschouwing van het dierbaar bloed van Christus, gestort ter uwer verlossing, in staat zult zijn te zeggen: "Ik begrijp het nu. Ik zie, hoe Hij al mijn zonden wegkust en als zij wederom bij mij opkomen, kust Hij ze nogmaals weg; en als ik er met schaamte aan denk, dan geeft Hij mij wederom een kus; en als ik bloos bij de herinnering aan mijn boze daden, dan kust Hij mij wederom, en nog eens, om mij te verzekeren, dat ik volkomen vergiffenis heb ontvangen. Aldus hebben de vele kussen van die vader er alleen toe bijgedragen om zijn dwalende zoon te doen gevoelen, dat al zijn zonden waren weggenomen. Zij openbaarden veel liefde en veel vergeving.

III. Deze herhaalde kussen betekenden ook VOLKOMEN WEDERHERSTELLING. De verloren zoon was op het punt van tot zijn vader te zeggen: "Maak mij als één van uw huurlingen. In het verre land had hij het besluit genomen dit verzoek tot zijn vader te richten, maar zijn vader had hem door een kus hiervan teruggehouden. Door die kus was zijn zoonschap erkent; door die kus zeide de vader tot de ongelukkige afgedwaalde: "Gij zijt mijn zoon." Hij gaf hem zulk een kus, als hij slechts aan zijn zoon kon geven. Ik zou wel eens willen weten, hoeveel hier tegenwoordig zijn, die ooit aan iemand zulk een kus hebben gegeven. Daar zit iemand, die wel iets weet van zulke kussen als de verloren zoon heeft ontvangen. De dochter van die vader ging de verkeerde weg op, en na jaren van zonde is zij ziek en uitgeput thuis gekomen om er te sterven. Hij ontving haar, vond haar boetvaardig en heeft haar met blijdschap en een kus welkom geheten. Ach, mijn vriend, gij weet wel iets van zulke kussen En gij, goede vrouw, uw zoon is van huis weggelopen en gij verstaat ook wel iets van kussen als deze. Hij heeft u verlaten en gij hebt in jaren niet van hem gehoord en hij heeft zich in een leven van zonde gestort. Toen gij eindelijk wèl van hem hoorde, heeft het schier uw hart gebroken; en toen hij terugkwam, hebt gij hem nauwelijks herkend. Herinnert gij het u nog, hoe gij hem in huis ontvangen hebt? Het was u, alsof gij wenste dat hij nog een klein knaapje was, dat gij aan uw hart placht te drukken; maar nu is hij opgegroeid tot een volwassen man en een groot zondaar; maar toch hebt gij hem zulk een kus gegeven en hebt uw welkom zó dikwijls herhaald, dat hij het nooit zal vergeten, evenmin als gij zelf het zult vergeten. Gij kunt het verstaan, wat deze overstelpende begroeting was als toen de vader zeide: "Kind, gij zijt mijn zoon. In weerwil van alles wat gij gedaan hebt, behoort gij mij toe; hoe diep gij ook gezonken zijt, toch erken ik u als mijn zoon. Gij zijt been van mijn been en vlees van mijn vlees." Door deze gelijkenis wil Christus u, arme zondaar, doen verstaan, dat God u zal erkennen, zo gij door Jezus Christus tot Hem komt en Hem uw zonde belijdt. Hij zal u met blijdschap ontvangen, want alles is voor uw komst bereid. De vader ontving zijn zoon met vele kussen en zo bewees hij, dat zijn gebed was verhoord. Ja, zijn vader heeft zijn gebed verhoord vóór het nog was uit- gesproken. "Vader ik heb gezondigd" ging hij zeggen en vergeving vragen; maar hij ontving de zegen en de kus om haar te bezegelen, eer het gebed nog was uitgesproken. Ook dit zal waar wezen van u, o zondaar, die door Jezus Christus tot uw God terugkeert. Het zal u vergund zijn te bidden en God zal u verhoren. Hoor het, arme vertwijfelde zondaar, wiens gebed buiten de hemel schijnt gesloten. Kom thans tot de boezem van uw Vader en Hij zal uw gebed verhoren en voordat nog vele dagen voorbij zijn zult gij de helderste bewijzen hebben, dat gij ten volle in Gods gunst zijt hersteld door zodanige gebedsverhoringen, dat gij u moet verwonderen over de goedheid van de Heere jegens u. Meer nog; - gij zult in al uw voorrechten worden hersteld evenals deze dwalende jongeling terstond bij zijn terugkomst onder de kinderen gesteld was. Gelijk gij hem thans ziet in zijns vaders huis, waar hij met de vele kussen werd ontvangen, draagt hij het kleed der zonen, met de familiering aan zijn vinger en de schoenen van het huis aan de voeten. Geen zwijnendraf eet hij meer, maar het brood der kinderen. Evenzo zal het met u wezen, als gij tot God terugkeert. Ofschoon gij er zo onrein en zo diep gezonken uitziet en in werkelijkheid nog meer verontreinigd zijt dan gij er uitziet; en ofschoon de reuk der zwijnen, waarmee gij omgegaan hebt, nog zo sterk aan u is, dat sommige mensen zich met walging van u zouden afkeren, zal uw Vader deze kenmerken van uw bedrijf in het vergelegen land, met alle afschuwelijke verontreinigen, die er aan verbonden zijn, niet bij u opmerken. Zie, hoe de vader met zijn zoon handelt. Hij kust hem, en hij kust hem nog eens, omdat hij zijn eigen kind kent en hem als zijn kind erkent; en zijn vaderlijk hart, in ontferming over hem bewogen gevoelende, kust hij hem herhaaldelijk. Dit doet hij om hem te doen weten, dat hij in al zijn rechten en voorrechten ten volle hersteld is. In dit herhaalde kussen zien wij alzo deze drie dingen: veel liefde, veel vergeving en volkomen wederherstelling.

IV. Doch die vele kussen betekenen zelfs nog meer dan dit. Zij openbaarden des Vaders ZEER GROTE BLIJDSCHAP. Het hart van de vader vloeit over van vreugde en hij kan die vreugde niet bedwingen. Ik denk, dat hij zijn blijdschap getoond moet hebben door hem herhaaldelijk aan te zien. Ik zal u zeggen, hoe de vader zich, naar ik geloof, gedragen heeft tegenover zijn zoon, die dood geweest is, maar weer levend was geworden; verloren was en gevonden is. Laat mij trachten het toneel voor u te schetsen. De vader had zijn zoon gekust en hij nodigt hem plaats te nemen. Dan gaat hij voor hem staan en ziet hem aan en gevoelt zich zó gelukkig, dat hij zegt: "Ik moet u nog eens omhelzen," en dan gaat hij een ogenblik van hem weg, maar weldra is hij weer terug, bij zichzelf zeggend: "Ik moet hem nog een kus geven" Hij doet het, want hij gevoelt zich zo uitermate gelukkig. Zijn hart klopt van blijdschap; de grijsaard wil, dat de muziek zich doet horen; hij verlangt bij de dans tegenwoordig te zijn; maar intussen geeft hij zich het genot van zijn lang verloren kind voortdurend aan te zien. O, ik geloof, dat God de zondaar aanziet, ja, hem blijft aanzien, zich verlustigende in die aanblik, als die zondaar oprecht boetvaardig is en tot het huis van zijn Vader wederkeert. Dat herhaalde kussen betekent ook een herhaalde zegen, want telkenmale als hij hem omhelst, zegt hij: "God zegene u, mijn zoon, o, God zegene u" Hij gevoelde, dat zijn zoon een zegen met zich gebracht heeft door terug te komen, en nu roept hij opnieuw zegeningen in over zijn hoofd. O zondaar, indien gij slechts wist, hoe God u zou verwelkomen, hoe Hij u zou aanzien en u zou zegenen, voorwaar gij zoudt u terstond tot Hem bekeren, in zijn armen komen en aan zijn hart en u gelukkig vinden in zijn liefde. De vele kussen betekenden ook een herhaalde verlustiging. Het is een zeer wondervolle zaak, dat het in de macht is van een zondaar om God blijdschap te geven. Hij is de volzalige God, de bron en oorsprong van alle gelukzaligheid, wat kunnen wij aan zijn zaligheid nog toedoen? En toch, naar de mens gesproken is het Gods grootste vreugde zijn eigenzinnige Efraïms aan zijn hart te drukken, als Hij gehoord heeft, dat zij zichzelf bewenen en gezien heeft, dat zij opstaan en naar huis terugkeren. God geve, dat Hij ook thans dit gezicht moge zien en dat Hij zich kan verblijden, omdat zondaars tot Hem wederkeren. Ja. wij geloven, dat dit zal geschieden, omdat Hij met ons is en zijn Heilige Geest genadiglijk onder ons werkt. Dit is het voorzeker wat de woorden van de profeet ons leren: "De HEERE, uw God, is in het midden van u een held die verlossen zal; Hij zal over u vrolijk zijn met blijdschap, Hij zal zwijgen in zijne liefde, Hij zal zich over u verheugen met gejuich." Denk u de eeuwige God juichende, en herinner u, dat Hij juicht wijl een afgedwaald zondaar tot Hem wedergekeerd is. Hij verheugt zich in de terugkeer van de verloren zoon en de ganse hemel deelt in zijn vreugde.

V. Ik heb nog niet afgedaan met mijn onderwerp. Als wij voor de vijfde maal zien, dan bemerken wij, dat die vele kussen betekenen EEN OVERVLOEIENDE VERTROOSTING. Deze arme jongeling, die in zijn hongerige, zwakke en ellendige toestand een zeer verre weg had afgelegd, kan toen niet heel veel moed hebben bezeten. De honger had hem van alle veerkracht en geestkracht beroofd en hij was zich zo zeer bewust van zijn schuld, dat hij nauwelijks de moed had zijn vader onder ogen te komen. Daarom kust hem zijn vader, als om tot hem te zeggen: "Kom, mijn zoon, wees niet terneergeslagen, ik heb u lief." "O mijn vader, het verleden, het verleden" kon hij wel zuchten, als hij dacht aan zijn verspilde jaren; maar niet zodra had hij die verzuchting geslaakt, of hij ontving wederom een kus, alsof zijn vader zeide: "Laat het verleden rusten, ik heb het geheel en al vergeten." Dat is des Heeren wijze van doen met zijn verlosten. Hun verleden ligt verborgen onder het bloed der verzoening. De Heere heeft door de mond van zijn dienstknecht Jeremia gezegd: "In die dagen zal Israëls ongerechtigheid gezocht worden, maar zij zal er niet zijn, en de zonden van Juda, maar zullen niet gevonden worden: want Ik zal ze dengenen vergeven, die Ik zal doen overblijven." Maar de jongeling zal toen wellicht een blik hebben geslagen op zijn vuil, bezoedeld gewaad en gezegd hebben: "Het heden mijn vader, het heden hoe ontzettend is de toestand, waarin ik mij bevind" En met wederom een kus kwam het antwoord: "Bekommer er u niet om, mijn zoon. Ik ben tevreden u te hebben, zoals gij zijt. Ik heb u lief." Ook dit is Gods woord tot hen, die "begenadigd zijn in de Geliefde," of, gelijk het oorspronkelijke in Efeze 1:6 ook gelezen kan worden, "die aangenaam gemaakt zijn in de Geliefde." In weerwil van al hun snoodheid en onreinheid zijn zij in Christus rein en vlekkeloos en God zegt tot een iegelijk van hen: "Van toen af, dat gij kostelijk zijt geweest in mijn ogen, zijt gij verheerlijkt geweest. Daarom zijt gij, al hoewel onwaardig in u zelf, in mijn geliefde Zoon welkom in mijn huis." "Ach maar de toekomst, mijn vader, de toekomst" zou de zoon hebben kunnen zeggen. "Hoe zou het u te moede zijn als ik opnieuw afdwaalde?" En daarop volgde dan wederom een heilige kus en zijn vader antwoordt: "Voor de toekomst zal ik zorgen, mijn zoon, ik zal mijn huis zo vriendelijk en vrolijk voor u maken, dat gij het nooit weer zult begeren te verlaten." Maar God doet nog meer dan dat voor ons, als wij tot Hem terugkeren. Hij omringt ons niet slechts met de tekenen van zijn liefde, maar Hij zegt van ons: "Zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn. En Ik zal hun enigerlei hart en enigerlei weg geven, om Mij te vrezen al de dagen, hun ten goede, mitsgaders hunne kinderen na hen. En Ik zal een eeuwig verbond met hen maken, dat Ik van achter hen niet zal afkeren, opdat Ik hun weldoe; en Ik zal mijn vreze in hun hart geven, dat zij niet van mij afwijken." En voorts zegt Hij tot ieder, die tot Hem wederkeert: "Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwe geest geven in het binnenste van u: en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlezen hart geven. En ik zal mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in mijn inzettingen zult wandelen, en mijn rechten zult bewaren en doen." Bij alles wat er was om de zoon te benauwen, gaf zijn vader hem een kus, om die benauwdheid van hem weg te nemen; en evenzo heeft onze God een teken der liefde voor iedere tijd van twijfel of verslagenheid, die over zijn nog niet verzoende kinderen komen kan. Wellicht spreek ik tot iemand, die zegt: "Al zou ik ook mijn zonden belijden en Gods barmhartigheid zoeken te verkrijgen, toch ben ik in zeer grote benauwdheid, want door mijn zonde heb ik mij in grote armoede gedompeld." "Hier is een kus voor u," zegt de Heere: "Uw brood zal u worden gegeven, uw wateren zijn gewis." "Maar ik heb mij door mijn zonde zelfs krankheid op de hals gehaald," zegt een ander. "Daar is een kus voor u, want ik ben Jehovah-Rophi, de Heere, die u geneest, die al uw ongerechtigheid vergeeft, die al uw krankheden geneest." "Maar ik ben in zeer kommervolle omstandigheden," zegt een ander. De Heere geeft ook u een kus en zegt: "Ik zal u opheffen en in alle uwe behoeften voorzien. Ik zal het goede niet onthouden dengenen, die in oprechtheid wandelen." Al de beloften in dit Boek behoren aan iedere boetvaardige zondaar, die tot God terugkeert, gelovende in zijn Zoon Jezus Christus. De vader van de verloren zoon kuste hem veel en maakte hem aldus te eigener plaats en stond gelukkig. Bekommerde zielen bevinden zich in een zeer moeilijke toestand, als zij tot Christus komen en weten nauwelijks, wat aan te vangen. Ik heb er velen gekend, die in hun wanhoop allerlei onzin spraken en in hun schrikkelijke twijfelmoedigheid ook harde dingen van God hebben gesproken. De Heere geeft op dat alles geen ander antwoord dan door een kus. Niets brengt de boetvaardige zo zeer tot rust als des Heeren herhaalde verzekering van zijn onveranderlijke liefde. De Heere heeft zo iemand dikwijls ontvangen en "veel gekust," ten einde hem op te halen uit de ruisende kuil en zijn voeten op een rotssteen te stellen en zijn gangen vast te maken. Geve de Heere, dat velen van hen, tot wie ik thans het woord richt, de dingen zullen begrijpen, waarvan ik spreek.

VI. En nu ten zesde, ofschoon gij wellicht gaat denken, dat ik ben als de oude Puriteinen met deze vele hoofden. (dat is: onderwerpen van bespreking). Maar het is mijn schuld niet, want deze vele kussen hadden velerlei betekenissen: liefde, vergeving, wederherstelling, blijdschap en vertroosting zijn er in opgesloten, en ook nog STERKE VERZEKERDHEID. De vader heeft zijn zoon veel gekust om hem volkomen zeker te doen zijn, dat het alles werkelijkheid was. Door zo herhaaldelijk gekust te worden kon de verloren zoon bij zichzelf zeggen: "Al die liefde moet echt zijn, want voor een wijle heb ik nog het geknor van de zwijnen gehoord, en nu hoor ik niets dan de kussen van de lippen van mijn lieve vader." En zo gaf de vader hem nog een kus, want niets is zo geschikt om hem er van te overtuigen, dat de eerste kus werkelijk gegeven werd, als er hem wederom en nog eens een te geven, en zo er bij de tweede nog enige twijfel was overgebleven, geeft de vader hem een derde kus. Als in de dagen vanouds een droom herhaald werd, dan was de uitlegging gewis: deze herhaalde kussen lieten geen twijfel meer overig blijven. De vader hernieuwde de tekenen van zijn liefde, opdat zijn zoon ten volle overtuigd zou zijn van haar werkelijkheid. Hij deed dit, opdat er ook in de toekomst geen twijfel aan zou bestaan. Sommigen van ons waren vóór onze bekering zó zeer naar de diepte gebracht, dat God ons een overmaat van blijdschap schonk, toen Hij ons heeft verlost, opdat wij het nooit zouden vergeten. Soms zegt de duivel tot mij: "Gij zijt geen kind van God." Ik heb het reeds lang opgegeven hem te antwoorden, want ik vind het maar tijdverspillen om met die listige oude leugenaar te redetwisten. Doch zo ik hem moet antwoorden dan zeg ik: "Wel, ik gedenk hoe ik door de Heere werd verlost. Ik kan zelfs het plekje grond niet vergeten, waar ik voor het eerst mijn Zaligmaker gezien heb; daar is mijn blijdschap als met grote Atlantische golven over mij heen gekomen, om mij geheel en al met zegeningen te overdekken. Ik kan het niet vergeten. Dat is een argument, waarop zelfs de duivel geen antwoord weet, want hij kan mij niet doen geloven, dat zoiets nooit heeft plaatsgehad. De Vader heeft mij veel gekust en dat herinner ik mij zeer goed. De Heere schenkt aan sommigen van ons zulk een onmiskenbare verlossing, zulk een heldere, zonnige dag bij onze bekering, dat wij aan onze staat voor Hem nog niet meer kunnen twijfelen, maar moeten geloven, dat wij voor eeuwig behouden zijn. De vader heeft de verzekerdheid van de verloren zoon boven alle twijfel gesteld. Indien hem de eerste kussen zonder getuigen gegeven werden, daar niemand dan de vader en de zoon tegenwoordig waren, zo is het toch volkomen zeker, dat hij hem later ook in de tegenwoordigheid van anderen heeft gekust. Hij kuste hem veel in tegenwoordigheid van zijn gezin, opdat ook zij er niet aan zouden twijfelen, dat hij zijns vaders kind was. Het was te betreuren dat de oudste broeder daar ook niet bij was. Maar, ziet gij, deze was in het veld. Hij stelde meer belang in de oogst dan in de ontvangst van zijn broeder. Ik heb zo iemand gekend. Het was een man die geen weekbeurten in de kerk bijwoonde. Hij had het zó druk met zijn zaken, dat hij op donderdag niet kon komen en nu kwam juist de verloren zoon op zulk een donderdag terug, zodat de oudste broeder niet zag, dat zijn vader hem ontving. Indien hij nog leefde, hij zou waarschijnlijk ook niet in onze bijeenkomsten verschijnen, want hij zou het te druk hebben. En zo zou hij ook niets weten van de ontvangst van

boetvaardige zondaren. Maar toen de vader zijn zoon ontving, was het zijn bedoeling, dat allen het zouden weten, eens voor altijd zouden weten, dat hij zijn kind is. O dat gij thans die vele kussen mocht ontvangen. Indien zij u gegeven worden, dan zult gij voor het overige van uw leven sterke verzekerdheid hebben, ontleend aan het geluk, dat gij in uw eerste dagen hebt gesmaakt.

VII. Ten besluite: ik denk, dat wij hier een voorbeeld hebben VAN DE INNIGE GEMEENSCHAP, die de Heere dikwijls oefent met zondaren, als zij voor het eerst tot Hem komen. "Als zijn vader hem zag, werd hij met innerlijke ontferming bewogen; en toelopende viel hem om zijn hals, en kuste hem veel." Ziet gij, dat was vóór dat er gemeenschap geoefend was met de familie, het gezin. Eer de dienstboden het maal hadden bereid, vóór dat er muziek en dans in het huisgezin was, heeft zijn vader hem gekust. Hij zou weinig gegeven hebben om hunne liederen, hij zou zijn ontvangst door de dienstknechten slechts weinig hebben gewaardeerd, indien hij niet vóór alles welkom was geweest aan het hart van de vader. Zo is het ook met ons; eerst moeten wij gemeenschap hebben met God, eer wij veel kunnen denken aan eenheid met zijn volk. Eer ik mij bij een gemeente voeg, moet ik eerst de kussen van mijn Vader hebben. Eer de leraar mij de rechterhand der gemeenschap geeft, heb ik de rechterhand van mijn hemelse Vader nodig om mij welkom te heten. Eer ik erkend wordt door Gods volk hier beneden, moet ik in de binnenkamer erkend zijn door de grote Vader hier Boven en dat doet Hij voor allen, die tot Hem komen, zoals de verloren zoon tot zijn vader kwam. Moge Hij het thans doen voor sommigen van u. Dit kussen geschiedde ook, eer zij aan de tafel der gemeenschap aanzaten. Gij weet, dat de verloren zoon naderhand aan zijns vaders tafel moest aanzitten om van het gemeste kalf te eten; maar eer dit geschiedde, had de vader hem gekust. Hij zou nauwelijks in staat zijn geweest om gerust aan die maaltijd aan te zitten, als hij niet eerst die kussen der liefde had ontvangen. De gemeenschap van de tafel, waaraan wij genodigd worden is zeer liefderijk. Het is zalig om in de inzetting van het Avondmaal in symbolische zin het vlees van Christus te eten en zijn bloed te drinken; maar eer ik hier kom, verlang ik, bij wijze van kussen der liefde, gemeenschap te oefenen met God. "Hij kusse mij met de kussen zijns monds." Dit is iets verborgens, iets liefelijks, iets dat het hart bekoort en verkwikt. God geve het aan velen uwer. Mocht gij de vele kussen van uw Vader ontvangen, eer gij komt tot de gemeente, en ook eer gij aanzit aan zijn tafel. Die vele kussen kwamen ook vóór het openbare vreugdebetoon. De vrienden en geburen waren mede aan de feestmaaltijd genodigd. Maar denk u eens in, hoe beschaamd de zoon in hun tegenwoordigheid geweest zou zijn, indien hij niet vóór alles een plaats had gevonden in zijns vaders liefde of indien hij er ook maar niet volkomen zeker van was geweest. Dan zou hij wel schier geneigd zijn geweest weg te vluchten. Maar de vader had hem veel gekust, en zo kon hij de nieuwsgierige blik van de geburen met glimlachend gelaat verdragen, tot dat elke onvriendelijke aanmerking, die zij dachten te maken, wegstierf, gedood door zijn blijkbare blijdschap in zijn vader. Het is moeilijk Christus te belijden, zo men niet te voren een overstelpende bewustheid van gemeenschap met Hem heeft gehad. Maar als wij opgeheven zijn tot de wolken in de zielsverrukking, die God ons geeft, dan wordt het gemakkelijk, niet slechts om de wereld het hoofd te bieden, maar zelfs om de sympathie te winnen van hen, die anders tegengestaan zouden hebben. Daarom is het, dat pas bekeerden zo dikwijls het middel zijn om anderen in het licht te brengen. Des Heeren vele kussen van vergeving zijn hun nog zo kort geleden geschonken, dat hun woorden iets van de geur der goddelijke liefde hebben. Ach, hoe treurig is het, dat sommigen hun eerste liefde verliezen en de vele kussen vergeten die zij van hun hemelse Vader hebben ontvangen Eindelijk, dit alles werd geschonken, vóórdat de ontmoeting met de oudste broeder plaats had. Indien de verloren zoon had geweten, wat de oudste broeder dacht en zeide, dan zou het mij volstrekt niet hebben verwonderd, zo hij spoorslags weg was gegaan om nimmermeer terug te keren. Hij zou dicht bij het huis hebben kunnen komen, om dan, na gehoord te hebben, wat zijn broeder zeide, stil en ongemerkt weer weg te gaan. Ja, maar eer dat kon gebeuren, had zijn vader hem vele kussen gegeven. Arme zondaar Gij zijt hier binnen gekomen en gij hebt wellicht de Zaligmaker gevonden. Het kan wezen, dat gij nu met de een of andere Christen gaat spreken en hij zal bang zijn u al te veel aan te moedigen. Het verwondert mij niet, dat hij nog aan u twijfelt, want in u zelf zijt gij thans nog niet juist een aangenaam persoon om mee te spreken. Maar indien gij uws Vaders vele kussen ontvangt, dan zult gij het niet zeer ter harte nemen, zo uw oudste broeder een weinigje hard voor u is. Ik hoor nu en dan wel eens van iemand, die zich bij de gemeente wenste te voegen, zeggende: "Ik ben in de kerkenraad geweest, maar één der ouderlingen heeft mij zó ruw toegesproken, dat ik wegging en niet meer terug denk te komen." Hoe dwaas is deze ruwe redenering Is het dan hun plicht niet een weinig ruw te zijn met sommigen van u, opdat gij uzelf niet zult bedriegen en omtrent uw wezenlijke toestand voor God niet in dwaling zult blijven verkeren? Het is onze innige, vurige wens u tot Christus te brengen en zo wij vrezen, dat gij niet wezenlijk tot God zijt teruggekeerd met boetvaardigheid en geloof, moeten wij als eerlijke mannen, u dit dan niet zeggen? Maar gesteld eens, dat gij wel waarlijk gekomen zijt en dat uw broeder zich vergist, zo ga heen, ontvang een kus van uw vader en bekommer u niet om uw broeder. Hij kan u er aan herinneren, hoe gij uw leeftocht hebt doorgebracht, hij kan de schilderij zelfs met wat donkerder kleuren malen dan nodig is, maar de kussen van uw Vader zullen u de donkere blikken van uw broeder doen vergeten. Indien gij denkt dat gij in het huisgezin van het geloof iedereen even beminnelijk zult vinden en iedereen even gewillig om u te helpen, dan zult gij u grotelijks vergissen. Jonge Christenen worden dikwijls verschrikt als zij in aanraking komen met sommigen, die vanwege herhaalde teleurstelling in hunne hoop, of wel vanwege een aangeboren omzichtigheid, of ook wel door gebrek aan geestelijk leven, diegenen slechts koud en koel ontvangen, aan wie de Vader reeds zeer veel liefde heeft bewezen. Indien dit met u het geval is, zo stoor u niet aan deze onvriendelijke oudste broederen, maar vraag om nog een kus van uw Vader. Wellicht is de reden, waarom er geschreven is: "Hij kuste hem veel" dat de oudste broeder hem zo koud zou bejegenen en zo toornig zou weigeren aan de feestmaaltijd mede aan te zitten. Heere, geef aan vele arme, sidderende zielen de wil om tot U te komen! Breng veel zondaren aan uw gezegende voeten en ga Gij, terwijl zij nog verre van U zijn, hen haastelijk tegemoet. O, omhels hen, geef hun vele kussen der liefde en vervul hen met hemelse blijdschap en zielsverlustiging, om Jezus Christus wil Amen.

C.H.Spurgeon