HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS

                                                    
      

De kerk in kaart gebracht

Lees de Bijbel     De geschiedenis van de kerk is cruciaal voor ons begrip van de instelling van de Christelijke kerk. Er kan veel geleerd worden over de gebeurtenissen tussen de tijd van de apostelen en het heden.

Over de geschiedenis van het kerkelijk leven door de eeuwen heen is veel geschreven; het beslaat uiteindelijk toch een tijdvak van tweeduizend jaren. De geschiedenis van de kerk lijkt op het eerste gezicht niet relevant voor het Christendom van de 21e eeuw. Maar het Christendom is, in tegenstelling tot alle andere religies, diep in de geschiedenis geworteld. 


Nog een lange weg te gaan . . .
Geschiedenis van de Kerk - Het Christendom
Een verkenningstocht in veertig stappen over het "lichaam van Christus"

Het christendom in de Lage Landen (tot 1550)
In enkele paragrafen worden de hoofdlijnen geschetst van het christendom in ons land vanaf het prille begin tot en met de aanvang van de Reformatie.

Oudste sporen

De oudste sporen van het christendom in ons land zijn gevonden in Zuid-Limburg (Maastricht). Daar was omstreeks het jaar 350 al een bisdom gevestigd. Evangelisatie vond incidenteel plaats door Romeinse soldaten en kooplieden, en vanuit de gekerstende (= al tot het christendom bekeerde) gebieden werd zending bedreven. In de 7e eeuw kreeg het christendom definitief voet aan de grond in de 'lage landen bi der see' door de zendingsactiviteiten vanuit Engeland en Ierland.
Dat het evangelie niet vanuit Frankrijk in ons land werd verspreid heeft te maken met het feit dat de Franken aartsvijanden waren van de Friezen en Saksen.
En daar kwamen ze, de Ierse en Britse zendelingen. Het waren veelal Benedictijner monniken die hier hun kloosters stichtten van waaruit ze hun boodschap verspreidden. Bekende namen:

1) Willibrord, apostel der Friezen. Hij werd aartsbisschop. Hij stierf in 739 te Echternach (Luxemburg) en ligt daar ook begraven.

2) 2) Bonifatius, apostel der Duitsers. Hij is vooral bekend om zijn gewelddadige dood in 754 te Dokkum. Ook hij was aartsbisschop en was een groot kerkelijk organisator. Hij ligt begraven te Fulda (Duitsland).

3) 3) Liudger, iets minder bekend bij ons, maar ook een actieve zendeling die werkte in het gebied van Oost-Friesland tot Helgoland. Hij werd bisschop van Munster.

Middeleeuwse taferelen

De eeuwen die volgden laten zien dat de rooms-katholieke kerk eens steeds belangrijker rol in de samenleving ging spelen. Om twee redenen was de invloed die daarvan uitging niet onverdeeld positief, en later zelfs zeer kwalijk te noemen.
Allereerst kwamen er allerlei dwalingen op doordat men naast de bijbel ook andere geschriften als gezaghebbend erkende.
De hiërarchische structuur, waarin de paus van Rome als opvolger van Petrus en plaatsbekleder van Christus op aarde erkend werd, bood de mogelijkheid deze dwalingen te 'sanctioneren' (letterlijk: heilig te verklaren) en te legitimeren (letterlijk: wettig maken).

Een tweede reden die de kerk eerder een slechte dan een goede invloed deed uitoefenen is het feit dat de paus en de keizer voortdurend in een strijd om de wereldlijke macht verwikkeld waren.
Opmaat tot de Reformatie
Het ontbrak dan ook niet aan pogingen om de kerk van binnenuit te veranderen, te reformeren. Bekende namen in Europees verband:
John Wycliffe (1328-1384): Hij was hoogleraar te Oxford en oefende vanuit die positie scherpe kritiek op de roomse avondmaalsopvatting, het pausdom en de heiligenverering (zie: de rooms-katholieke kerk). In 1377 werden zijn opvattingen door de paus veroordeeld. Wycliffe wilde het gewone volk de bijbel weer in handen geven, in hun eigen taal. Vandaar dat een bekende zendingsorganisatie (vertaal- en alfabetiseringswerk) zijn naam draagt.

Johannes Hus (1369-1415): Hij probeerde in zijn geboorteland de Bohemen tot reformatie te komen. Hij bestreed o.m. de kerkelijke hiërarchie. Op het concilie van Konstanz in 1414 werd hij als ketter veroordeeld. Dat leidde tot zijn verbranding in 1415.

Ook in Nederland was er een ongenoegen merkbaar met de kerkelijke en geestelijke gang van zaken:
Jan van Ruusbroec (1293-1381): Deze schrijver van mystieke werken woonde in de Lage landen. Hij oefende scherpe kritiek uit op zijn tijdgenoten - en daar betrok hij ook de geestelijkheid bij - vanwege hun wereldgelijkvormige leven.
De Moderne Devotie: deze naam staat voor een beweging van 'de broeders en zusters des gemenen levens' die de nadruk legden op persoonlijk geloof en de vertrouwelijke omgang met God. Bekende namen: Geert Grote en Thomas à Kempis.
Het bijbels humanisme: Humanisten (niet te verwarren met hedendaagse humanisten die niet in God geloven) hadden als leus 'ad fontes', terug naar de bronnen, oftewel, de klassieken. Bijbels humanisten wezen daarbij nadrukkelijk op de Bijbel als de bron bij uitstek. Zij leverden ook kritiek op de roomse leer. Bekende namen uit deze kring: Erasmus (1469-1536) en Coornhert (1522-1590).

Vergeet niet dat binnen het kerkelijk 'systeem' een bepaalde diversiteit aan denkbeelden wel mogelijk was. Denk aan de vele verschillende kloosterorden (Augustijnen, Benedictijnen, Dominicanen, Jezuïeten etc). Elke orde legde zijn eigen accent: naastenliefde, wereldmijding, bekeringsijver etc. Hoewel de abdijen hun eigen hiërarchie kenden, was dat wel een die losstond van de kerkelijke. Om een voorbeeld te noemen: over het algemeen werden abten en abdissen niet gekend in het aanstellen van de bisschop. De kloosterorden speelden een belangrijke rol in de maatschappij. Zo deden monniken en nonnen veel aan ziekenzorg en het ontdekken van medicinale kruiden, drankjes en zalf. Voor de adelstand bracht het klooster het bijkomende voordeel dat daar het teveel aan zonen ondergebracht kon worden zodat ze het erfdeel niet hoefden op te delen. Dat dit laatste niet altijd de kwaliteit van het kloosterlingschap ten goede kwam, moge duidelijk zijn.

Reformatie

De genoemde tegenbewegingen, die op zichzelf niet tot een reformatie leidden, maakten dat er in ons land een goede voedingsbodem was voor de Reformatie die Luther vanuit Duitsland in gang zette met zijn 95 stellingen (1517). Wat herkenbaar was in Luthers gedachtegoed waren de nadruk op Schriftonderzoek, het serieus nemen van het geloof en de evangelische beginselen. Voorbeelden van het laatste: Luthers persoonlijke ontdekking van de rechtvaardiging door het geloof alleen en niet door goede werken of aflaat, maar ook de oproep tot levensheiliging en het zelf lezen van Gods woord.

Toch was Luthers invloed minder groot dan men zou verwachten. Zijn avondmaalsleer bijvoorbeeld vond weinig weerklank. Daarin hebben Calvijn en Luther elkaar ook nooit kunnen vinden. Luther was mystieker van inslag dan Calvijn die het avondmaal met name als 'gedenken' zag en niet van als het ware (opnieuw) beleven. Ook Luthers visie op de taak van de overheid sloeg niet aan, waarschijnlijk omdat die op de Duitse situatie was gebaseerd. Duitsland bestond in die tijd uit allerlei kleine deelstaatjes. Luther vond dat het voor de rust het beste was als de onderdanen de leer van hun heer overnamen.

Geloofsvervolging kon niet uitblijven. De afschuwelijke verhalen over de brandstapels zijn bekend en werden breed uitgemeten. Zo werden Hendrik Voes en Jan van Esschen, twee augustijner monniken, in 1523 te Brussel om hun geloof verbrand, en werd twee jaar later in de Noordelijke Gewesten de pastoor Jan de Bakker (Latijn: Johannes Pistorius) uit Woerden te 's-Gravenhage verbrand.
Een decennium later, in 1543, wist Karel V alle Nederlandse gewesten aan zich te onderwerpen. Hij wilde de ketterij (alles wat tegen de bestaande kerkideeën inging) uitroeien, niet alleen om religieuze redenen, maar vooral ook uit politieke overwegingen: kerkscheuringen droegen niet bepaald bij aan zijn centralisatiepolitiek!
Vanaf ± 1550 werd de invloed van de calvinisten merkbaar. Veel predikers hadden hun opleiding genoten bij Calvijn zelf, in Genève. Bekende namen uit die hoek zijn: Guido de Brès en Petrus Dathenus: deze laatste is de vertaler van de Heidelbergse Catechismus en berijmer van psalmen uit de Bijbel.

Anabaptisten

Omstreeks 1520 waren er in Duitsland, Nederland en Zwitserland radicale christenen die niet behoorden bij de R.K. kerk of bij de Lutheranen. Zij hadden hun wortels in de protestbewegingen van de Middeleeuwen (steevast 'ketters' genaamd door de gevestigde orde) die zich wilden oriënteren op het Nieuwe Testament. Zij verwierpen de vele onbijbelse gewoonten en regels voor de eredienst, de kerk of de kerkorde zoals die in de loop der eeuwen waren gegroeid. Ook waren zij sterk gekant tegen de nauwe verbinding tussen kerk en staat en tegen het gebruik van dwang geweld in geloofszaken. Zij verwachtten de spoedige wederkomst van Christus, het eindoordeel en de komst van het Koninkrijk Gods. Deze mensen werden door hun tegenstanders Wederdopers of Anabaptisten genoemd, omdat zij de kinderdoop verwierpen. Deze overtuiging kwam voort uit hun kerkvisie: zij stonden een kerk voor naar Nieuwtestamentisch model - dus van een 'minderheid in de wereld' van vrijwillig en bewust gelovigen - in plaats van een kerk die bestond uit alle (als kind gedoopte) mensen woonachtig in een bepaalde regio. Hun visie op de doop leidde er toe dat velen van hen werden geëxecuteerd door middel van verdrinking in plaats van door verbranding. Helaas hebben ook Luther, Melanchton, Calvijn en Beza met instemming gereageerd of zelfs direct dan wel indirect meegewerkt aan dit soort religieus geweld. Uiteraard viel dit niet Nieuwtestamentisch te rechtvaardigen.
Anderzijds is het zo dat de dopersen een radicale vleugel kenden. Hun revolutionaire optreden leidde tot bloedige botsingen met de overheid. Het kwam zelfs tot een gewelddadige poging het Nieuwe Jeruzalem te vestigen in Munster o.l.v. Jan Beukelszn (Jan van Leiden). De situatie liep uit de hand en werd met evenveel geweld opgelost door o.m. de dood van Jan Beukelszn. In de Lage Landen werd het anabaptisme in rustiger banen geleid door Menno Simons, pastoor te Witmarsum. De namen 'mennisten' en 'doopsgezinden' ontstonden.

Twee lijnen

Vanuit de tijd van de Reformatie zijn grofweg twee lijnen zichtbaar in de historische kaart van protestants Nederland. Eén lijn is die van de Gereformeerde gezindte: kerken die zich in mindere of meerdere mate binden aan de belijdenisgeschriften, hoewel ze in kerkstructuur onderling erg verschillen. Binnen deze lijn vallen alle kerken en gemeenten genoemd de gereformeerden (als verzamelbegrip). Ze zijn terug te vinden in een schema en op deze site via Gereformeerd en Protestants.
De tweede lijn is die van de vrije groepen. Dit zijn gemeentes of genootschappen die zich niet (langer meer) aan de formulieren van Enigheid hebben willen binden. Deze groep is niet met één term te omschrijven omdat ze ook niet uit dezelfde traditie voortkomen. Wat ze met elkaar gemeen hebben is de afkeer van (hoog-)kerkelijke structuren. Hun organisatievorm wordt wel met de term congregationalisme aangeduid. Het congregationalisme stamt uit Engeland, 16e eeuw, waar radicale christenen kozen voor vrije, autonome plaatselijke gemeenten (Engels: congregations).
De groeperingen binnen deze lijn worden beschreven als de verzamelgroep Evangelische protestanten. We geven dit op deze site aan met de link Evangelisch en Protestants.
Een constante lijn in de volledige kerkelijke kaart van ons land - zonder aftakkingen, maar wel bestaand uit vele lijntjes naast elkaar - is natuurlijk de rooms-katholieke kerk. Daar wordt nu eerst bij stil gestaan.

De rooms-katholieke kerk

Wereldwijd zijn er ruim 1 miljard katholieken (2004). Ongeveer 4,5 miljoen van hen woont in Nederland. Over de Moederkerk - zoals katholieken haar noemen - bestaan veel beelden en gevoelens. Maar wat is zij precies, waar staat ze voor en hoe heeft zij zich ontwikkeld tot aan onze tijd toe?

Rooms, Katholiek en Kerk

Rooms

De paus als bisschop van Rome wordt als opvolger van Petrus en als zodanig plaatsbekleder van Christus op aarde, gezien. Vanaf de 3e tot de 10e eeuw was de hoofdzetel Constantinopel (Het huidige Istanbul). Door politieke veranderingen kreeg Rome meer voor het zeggen. Na enige strijd ontstond er een schisma, een breuk, tussen Rome en Constantinopel (1054). Beiden claimden ze de zetel te zijn van de ware opvolger van Petrus.
In onze tijd zoeken de Roomse en de Oosters-orthodoxe kerk elkaar weer op om dat schisma ongedaan te maken. In beide kerken heeft een geheel eigen ontwikkeling plaatsgevonden en is er een eigen hiërarchie ontstaan. Samengaan lijkt dus erg onwaarschijnlijk. Wel zijn tijdens het Tweede Vaticaanse Concilie (begin jaren '60) de wederzijdse anathema's (vervloekingen) opgeheven.
In het Westen hebben we vooralsnog te maken met de visie op de bisschop van Rome als directe opvolger van Petrus. Daarom neemt de paus een centrale plaats in binnen het Rooms Katholieke bisschoppencollege.
Samenwerking met andere kerken binnen de oecumene ketst altijd weer op deze punten af: het vasthouden aan het primaat (het belangrijkste zijn) van de paus en aan het onfeilbare leergezag in alles wat hij 'ex cathedra' (officieel, vanaf zijn 'kansel') zegt.

Katholiek

De betekenis van dit woord is veelkleurig. Allereerst betekent het: 'algemeen'. Zo staat dit woord ook in het Apostolicum: "Ik geloof een heilige. algemene (=katholieke), christelijke kerk". Het kan ook 'gericht op het geheel' betekenen. Dan verwijst het naar de zendingsopdracht (aan iedereen) en het universele karakter (overal en van alle tijden).

Tenslotte heeft het ook de betekenis 'alles en allen omvattend' in zich. Dit vertaalt zich in het overkoepelen van verschillende wijzen van christen-zijn en het in alles de eenheid van tegendelen nastreven. Dit laatste is zichtbaar in het opnemen en 'kerstenen' van heidense feesten (Kerst en Pasen) en het opgaan van Germaanse goden in kerkelijke heiligen (St. Nicolaas op schimmel = Wodan op het paard Sleipnir). Deze soepelheid had als gevolg dat de rooms-katholieke kerk veel Romeins recht, Grieks-Hellenistische filosofie en Germaanse religiositeit in zich op kon zuigen.
Ook in de leer zie je dit streven naar een combinatie van tegendelen terug, waarbij de formule 'geloof én goede werken' ongetwijfeld de bekendste is. In schema:

Bron van openbaring:
Heilige Schrift
Traditie (1)
Middelaar:
Jezus Christus
Maria (2)
Leiding:
Heilige Geest
Paus en Clerus
Toe-eigening van het Heil:
Geloof
Goede werken

(protestants)
(katholiek)

Ad 1 – Zelf ziet de katholieke kerk dit niet als tweedeling: "de bron van de openbaring is de Heilige Schrift zoals deze door de kerk der eeuwen met gezag wordt voorgehouden en gepredikt". Het is goed op dit punt ook even naar de gereformeerde gezindte te kijken: ook daar wordt het vasthouden aan de belijdenisgeschriften niet gezien als vasthouden aan iets dat 'boven' de bijbel staat, maar aan iets dat juist de bijbel op de goede manier uitlegt. Katholieken zien dat dus net zo m.b.t. hun geschriften vanuit de geschiedenis.

Ad – 2 Dit betekent niet dat volgens de leer Maria deel van de rechtvaardiging voor haar rekening neemt! Daar is de afgelopen jaren wel discussie over geweest, maar het is niet tot officieel leerstuk gemaakt.

Dit alles willen omvattende en universele karakter heeft als keerzijde dat de kerk heel exclusief is: buiten de (rooms-katholieke!) kerk is er geen zaligheid. Een ander belangrijk verschil met protestanten en vrije groepen is de visie op de kerk. De kerk is er niet in eerste instantie om gelovigen tot (zelfstandige) groei in het persoonlijk geloof te brengen, maar om Gods gaven door te geven. Via de kerk (sacramenten en prediking) ontvang je de gaven (genade, heilige Geest, vergeving etc.) van God
Kerk

De kerk is de gemeenschap der gelovigen, Gods volk onderweg. Die omvat niet alleen de gelovigen op aarde, maar ook "de zaligen in de hemel en de gestorvenen in hun toestand van zuivering". Daarom vereert men de heiligen en vraagt ook voorspraak door hen bij God, en bidt men voor de gestorvenen. Hier past ook de Mariaverering in: zij staat dichtbij God en dichtbij mensen en is de uitgelezen heilige om voorspraak te doen. De kerkstructuur is episcopaal. Dit houdt in dat bisschoppen (episcopus = bisschop) hun bisdommen besturen in verbondenheid met de paus als teken van onderlinge verbondenheid. Deze wereldwijde en hiërarchische structuur hoort tot het wezen van de katholieke kerk.
 
Er zijn in de loop der eeuwen vele bisschoppenconferenties, oftewel concilies, gehouden. De bekendste:

1545-1563 Het Concilie van Trente: Op dit concilie werd de leer van de reformatie vervloekt (anathema sit = die zij vervloekt). Veel misstanden werden wel opgeruimd en daarom spreekt men ook van een ·    Contrareformatie. Om de afvalligen terug te doen keren werd er een en ander veranderd en de officiële leer vastgelegd.
1870 Het Eerste Vaticaans concilie: Op deze conferentie werd het dogma geformuleerd van de pauselijke onfeilbaarheid wanneer het gaat om geloof en zede. Het gold en geldt alleen uitspraken die hij 'ex cathedra', vanaf zijn leerstoel oftewel officieel, deed en doet.

1962-1965 Het Tweede Vaticaans Concilie: Dit concilie stond o.l.v. Paus Johannes XXIII en na diens overlijden van Paus Paulus VI.
Enkele belangrijke zaken die op dit laatste concilie besproken zijn:
Er wordt onderstreept dat de Schrift alleen binnen de overlevering aanvaard en verstaan kan worden; m.a.w. uiteindelijk staat het leergezag van de kerk/paus boven de schrift en de traditie.

Daar staat tegenover dat er meer nadruk wordt gelegd op het collegialiteitbeginsel van de paus en de bisschoppen; in praktijk betekende dat dat er meer oog en ruimte kwam voor regionale verschillen

De kerk wordt o.a. gezien in het beeld van 'het volk Gods onderweg'; daarmee geeft de kerk aan zichzelf als sacrament te zien: "in menselijke woorden en structuren wordt het verbond dat God met mensen heeft gesloten zichtbaar en werkzaam; in de menselijke liefde komt Gods liefde aan het licht"; dit hield in dat er meer nadruk kwam te liggen op de taak van de leken (= gewone gelovigen).

Vandaar de ingrijpende veranderingen in de liturgie: de mis mag in de landstaal bediend worden i.p.v. in het Latijn; de priester verricht zijn werk niet langer met de rug naar de mensen toe maar met het gezicht; leken ontvangen ook brood èn wijn.
Er komt ook meer oog voor de sociale kant van het geloof: gerechtigheid en vrede komen hoog op de agenda.

Er ontstaat een positievere benadering van niet-katholieke kerken: Rome wil zelfs aan het primaat van de paus een andere functie toekennen als daarmee de eenheid met de Oosters-orthodoxe kerken bevorderd wordt. De protestantse kerken worden geen ketters meer genoemd, maar 'afgescheiden broeders'.

Sacramenten

Het hele (roomse) leven wordt begeleid door de sacramenten. In de protestantse kerken zijn er 2 sacramenten: doop en avondmaal. In de katholieke kerk waren het er 7, maar de biecht is afgeschaft.

Hoewel de priester de sacramenten uitvoert is Christus de eigenlijke bedienaar.

1) de doop/het doopsel: Via dit sacrament word je opgenomen in de kerk. De doop is noodzakelijk voor de zaligheid want het wast de erfzonde af. Vandaar de haast bij het dopen van kinderen. Vandaar ook het doopvont aan het begin van de kerk, vaak in een apart kamertje (baptisterium) en niet voorin zoals bij protestantse kerken.

2) het vormsel: Als kinderen een jaar of 7 zijn, ontvangen ze dit sacrament om ze te sterken in hun geloofsgetuigenis (het Middelnederlandse 'vormen' of 'vromen' = 'sterk maken').

3) de eucharistie: Dit is het belangrijkste sacrament, ook wel aangeduid met mis en communie. Dit komt overeen met het protestantse avondmaal maar met (leerstellig) nog steeds een verschil: officieel leert Rome nog steeds de transsubstantiatie, d.w.z. de opvatting dat brood en wijn wezenlijk veranderen in het lichaam en bloed van Christus.

4) de biecht: Het opbiechten van zonden aan de priester, als plaatsbekleder van Christus, leidt tot vrijspraak door de priester en in hem van Christus zelf. Dit is een van de duidelijkste voorbeelden waarin het intermediaire karakter van de kerk zichtbaar wordt: de priester/pastoor als bemiddelaar tussen God en mens. Sinds het Tweede Vaticaanse Concilie heeft dit sacrament wel een gedaanteverandering ondergaan. Men spreekt sindsdien van het Sacrament van Boete en Verzoening. De vorm is nu niet meer zozeer het onzichtbaar voor de geestelijke (in het biechthokje) alle mogelijke zonden opnoemen en daarvoor vergeving (absolutie) dan wel opdrachten (7 maal Wees Gegroet, Maria etc. reciteren) opkrijgen. Nu gaat de geestelijke een persoonlijk, pastoraal gesprek aan met een ieder die daar behoefte aan heeft.

5) het heilig oliesel: Dit wordt ook wel het sacrament der stervenden genoemd. N.a.v. Jac. 5: 14-16 ontvangen stervenden een laatste gave van God middels de kerk(dienaar). Ook dit sacrament is veranderd van vorm: het is weer teruggebracht tot haar oorspronkelijke betekenis: de ziekenzalving.

Deze 5 sacramenten worden aan elke katholiek toebedeeld als ze dat willen. Ze omsluiten het hele leven, van geboorte tot graf. Er zijn nog twee sacramenten die nooit beide aan iemand bediend kunnen worden, omdat de levensstijlen die ermee geïnitieerd worden nooit samen kunnen gaan:

6) het huwelijk: de intermenselijke trouw is 'sacrament', teken van Gods trouw.

7) de priesterwijding: na een theologische opleiding kunnen mannen zich tot priester laten wijden. Hoewel het celibaat een instelling uit de vierde eeuw is, is het - als bijzonder teken van de navolging van Christus - door alle concilies, inclusief het baanbrekende tweede Vaticaanse concilie, beklemtoond, goedgekeurd en bekrachtigd. Vrouwen kunnen niet tot priester gewijd worden.

De Nederlandse kerkprovincie

In Nederland was het katholiek volksdeel tot aan ± 1950 zeer trouw aan Rome. Na het tweede Vaticaans Concilie veranderde er veel. Globaal gesproken zijn er vier groepen te onderscheiden:

1 een vrijzinnig-progressieve vleugel: zij blijft met moeite katholiek. Tot voor kort waren de aanhangers hiervan georganiseerd in de 8-Meibeweging, die zichzelf in 2003 ophief. Een groep als de Mariënburgvereniging (met als doel vormgeven aan een eigentijdse gestalte van het leven in de kerk van Christus in NL) kreeg het niet gedaan door het Nederlandse episcopaat als 'katholiek' bestempeld te worden. De moderne bijbelkritiek overheerst in deze groep en de meeste dogma's - ook die protestanten gemeen hebben met Rome - worden bekritiseerd. Er is sprake van sterk politiek engagement (bevrijdingstheologie, basisgemeenten, gehuwde priesters). Probleem binnen deze groep is de vergrijzing: jongeren voelen zich niet aangetrokken.

2 een orthodox-conservatieve vleugel: zij is bijna nog roomser dan de paus. Verenigingen als Opus Dei en Behoud RK-leven komen uit deze hoek. Het Katholiek Nieuwsblad (vanaf 1980) wordt door velen van hen gelezen. In ethisch opzicht is deze vleugel zeer verwant aan protestanten (abortus, euthanasie, waarde van huwelijk en gezin etc.)

3 het volksgeloof: ongetwijfeld niet zuiver in de leer, maar als groep erg groot, zijn de katholieken die hun leven inrichten met Maria- en andere heiligenverering. Devote mensen, vaak pelgrimerend naar allerlei bedevaartsoorden zoals Lourdes, en afgaand op elk gerucht omtrent huilende Mariabeeldjes.

4 de charismatische beweging: een stroming binnen de kerk die de nadruk legt op de vernieuwende werking van de Heilige Geest en de geestelijke gaven (charismata). Persoonlijk geloof en bijbelstudie worden benadrukt. Ze worden geduld, omdat ze nieuw elan de kerk inbrengen, maar Rome zal niet achter al hun ideeën staan, vooral omdat de geestelijke gave van leiderschap niet strookt met de hiërarchische structuur, vastgelegd in procedures, van de kerk.

De oud-katholieke kerk

Een kerk die in naam hetzelfde lijkt, maar qua leer zeer afwijkend is. Ze houden vast aan de oude dogma's van de kerk, maar verwerpen de nieuwe van na 1500. Dat betekent dat het leergezag van de paus niet erkend wordt, noch alle Maria-uitspraken.

De kerk is ontstaan in de 17e eeuw om twee redenen. In die tijd wilde de paus Nederland tot missiegebied verklaren en daar ging een groep gelovigen niet in mee. Aanhangers van Jansenius voegden zich bij hen toen de inzichten van bisschop Jansenius over de genadeleer van Augustinus door Rome werden veroordeeld. Een derde groep kwam er in de 19e eeuw bij als gevolg van het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid. Dat ging hen te ver.

Er is een zekere mate van dialoog tussen de Oud-Katholieke en de Rooms-Katholieke Kerk. Voor de Rooms-Katholieke Kerk is de openstelling van het ambt voor vrouwen uiteraard een groot struikelblok. Andersom is het voor de Oud-Katholieken moeilijk te verteren dat in 2000 paus Pius IX zaligverklaard werd door Rome. In hun ogen was deze paus een omstreden figuur in zaken als antisemitisme, heeft hij het kerksysteem absolutistisch gemaakt.

De Oud-Katholieke Kerk kent niet het celibaat voor priesters (bisschop Vercammen is getrouwd en heeft 3 kinderen, om maar een voorbeeld te noemen) en sinds 2000 staat het priesterambt ook open voor vrouwen

De Oud-Katholieken zijn georganiseerd in 9 parochies en worden bestuurd door een Collegiaal Bestuur bestaande uit de 2 bisschoppen (te Utrecht en Haarlem), enkele geestelijken maar ook enkele leken. De synode is samengesteld uit afgevaardigden uit elke gemeente. Evenals de Rooms-Katholieke Kerk kent de Oud-Katholieke Kerk het fenomeen ‘persbureau’: een loket voor allerlei informatie over de kerk (zie hun website: https://www.okkn.nl )

In ons land telt deze kerk ongeveer 10.000 leden. Grote gemeenten zijn Utrecht en Egmond aan Zee (rond 1990 was 67% van de Egmondse bevolking Oud-Katholiek).
Een bekend Oud-katholiek is de Utrechtse dichter Guillaume van der Graft (pseudoniem van Willem Barnard).

De Nederlandse Protestanten

De grootste groep protestanten in Nederland heetten lange tijd lid te zijn van de Nederlandse Hervormde Kerk, een kerkverband dat in 2004 opging in de Protestantse Kerk Nederland (PKN). Deze Nederlandse Hervormde Kerk (NH of NHK) is ontstaan ± 1570. De Nederlandse Geloofsbelijdenis, opgesteld door Guido de Brès heeft men wel de geboorteakte van de Hervormde Kerk genoemd (1561). We vervolgen de geschiedenis van het vorige college over de Katholieke gelovigen.

Structuur

De periode na de Middeleeuwen was voor Nederland een tijd van verdrukking en vervolging. Vele reformatorische christenen moesten uitwijken naar het buitenland (bijvoorbeeld naar Londen of Emden). In den vreemde stichtten zij vluchtelingenkerken van calvinistische signatuur. Die kerken weken - zoals te verwachten viel - in structuur af van de rooms-katholieke kerk. De kerken begonnen met het aanstellen van kerkenraden (of 'consistoriën') en die raden hadden onderling veel contacten. In 1568 belegden een veertigtal gereformeerde, uitgeweken predikanten en ouderlingen o.l.v. ds. Petrus Dathenus een vergadering in Wezel, waar zij de kerkstructuur officieel instelden. En in 1571 kwam de eerste Nationale Synode in Emden bijeen, van de 7 Nederlandse Gewesten, de Nederlandse Republiek. De officiële naam werd: De Nederduits Gereformeerde Kerk.

In tegenstelling tot de rooms-katholieke kerk hadden de calvinistische kerken het presbyteriale-synodale stelsel. Presbyterianisme is het systeem van kerkorganisatie waarbij de leiding van de plaatselijke gemeente berust bij de presbyters of ouderlingen, die samen met de predikant over het welzijn van de gemeente waken, o.a. door middel van tuchtoefening. De plaatselijke gemeenten worden samengevoegd in een (regionaal) kerkverband. De leiding van zo'n kerkverband berust bij de classis (meervoud: classes): vergaderingen samengesteld uit en door de kerkenraden van in elkaars nabijheid gelegen gemeenten. Een synode is een bijeenkomst van vertegenwoordigers van de diverse classes. Het is dus een 'bottom-up' systeem i.t.t. bijvoorbeeld het rooms-katholieke en Anglicaanse 'top-down' model (episcopaal = bischoppelijk).

Langzamerhand breidde de Hervormde Kerk zich uit: er werden ook veel mensen lid die minder streng-calvinistisch waren. Daarmee werd de kiem gelegd voor de latere twisten tussen 'rekkelijken' en 'preciesen' en voor het ontstaan van de verschillende modaliteiten zoals we die nu kennen in deze kerk.

Al spoedig werd de kerk, met name in de gewesten Holland, Zeeland en Utrecht staatskerk (althans in de praktijk). Er werd bepaald, dat alle ambtenaren (ieder die een staatsambt bekleedde) lid moesten zijn van de Hervormde Kerk en minstens eenmaal per jaar aan het Avondmaal moesten deelnemen. Dit werkte natuurlijk de verwereldlijking in de hand; mensen werden/bleven lid van de kerk omdat ze anders een baan verloren / niet konden krijgen, niet uit innerlijke overtuiging. Hier kwam natuurlijk verzet tegen In de zeventiende eeuw keerden de schrijvers van de Nadere Reformatie zich ertegen (zie hieronder).

Wat geloven gereformeerde protestanten

Naast de drie oudchristelijke oecumenische belijdenissen (het Apostolicum, de belijdenis van Nicea/Con-stantinopel en de belijdenis van Athanasius: zie eerdere teksten) kennen de Nederduits Gereformeerde Gemeenten drie reformatorische belijdenisgeschriften:

- De Nederlandse Geloofsbelijdenis: in 1561 door Guido de Brès opgesteld. Het was primair bedoeld als een verdediging van de reformatorische leer tegenover die van de wederdopers. Guido de Brès wilde koning Filips II duidelijk maken, dat de calvinisten geen revolutionair-radicale opvattingen huldigden zoals sommige militante dopers. Dit geschrift fungeerde als het ware als een schild naar buiten.
 
- De Heidelbergse Catechismus: (1563) was bedoeld voor de opbouw van de gemeente. In vraag en antwoord vorm werd nieuwe en jonge leden de bijbelse leer zo goed mogelijk aangeleerd. Bijbels onderricht was vanuit de calvinistische visie op het belang van persoonlijk geloof erg belangrijk. Wat nu door velen als tamelijk vervelend wordt ervaren (catechisatie) begon dus als een ongekende luxe! De inhoud van de HC is gematigd calvinistisch.
- De Dordtse Leerregels, of Vijf Artikelen tegen de Remonstranten: (1618-1619) ze zijn opgesteld n.a.v. de twist met de remonstranten (zie hieronder).
Deze drie geschriften noemt men de drie formulieren van enigheid (= eenheid).

De Nederlands Hervormde Kerk

Verdeeldheid (19e en 20e eeuw)

Pas in 1816 werd de naam Nederlandse Hervormde Kerk. Tot 1816 sprak men meestal van de Nederduytse Gereformeerde Kerk (hoewel de plaatselijke gemeenten al langer 'Hervormde Gemeente te X' heetten, dus zonder de toevoeging Nederlandse). In de Franse tijd had de scheiding van kerk en staat plaatsgevonden (1795). Na 1813 bleef dat zo. Toch gaf koning Willem I in 1816 aan de Hervormde Kerk een reglementenbundel en hij stelde een minister van eredienst aan. Dit alles was volledig in strijd met de Dordtse Kerkorde (autonomie!), maar de meeste mensen accepteerden dit, omdat zij na de woelingen tijdens de Franse overheersing naar rust en vrede verlangden. Slechts enkelen waagden het te protesteren, maar die werden door Willem I onmiddellijk tot de orde geroepen.
Het Réveil

De tijdgeest was gematigd rationalistisch. Maar ook nu was er verzet tegen de geest van de tijd. Bekende namen uit deze tijd zijn: Bilderdijk, Da Costa en Groen van Prinsterer.

Het Réveil is een geestelijke opwekkingsbeweging van Frans-Zwitserse oorsprong, die de nadruk legde op beleefd geloof (ervaring) en het doen van werken van barmhartigheid. De Bijbel had absoluut gezag, in de leer wenste men reformatorisch te zijn. In het begin kwamen er mannen en vrouwen uit de Hervormde Kerk bij elkaar, later voegden zich ook mensen uit de Afscheiding (zie ) bij het Réveil, maar ook mensen die zich kerkelijk nergens thuis voelden. Hun geestelijk voedsel haalden zij zowel uit geschriften van Reformatie en Nadere Reformatie, als uit de werken van opwekkingspredikers. Bij sommigen was er weinig kerkbesef: het idee dat je als gelovigen een geheel moet vormen met vaste regels en leiding (een instituut). Het is dan ergens ook logisch dat er al spoedig aparte groepen en gemeenten ontstonden. Deze groeperingen verzetten zich over het algemeen tegen elke binding aan een overkoepelende kerk (i.c. de Nederlands Hervormde Kerk) of aan de staat. Ze wilden dan ook geen officiële erkenning door de staat als kerkgenootschap. Op dit punt zijn ze vergelijkbaar met de Afgescheidenen. Zij wilden vrij zijn. Vandaar dat zij vrije groepen genoemd worden, resp. vrije kerken.

Gescheiden wegen

Naast de kleine, vrije groepen die zich afscheidden van de Hervormde kerk kwamen er ook twee grote uittochten. De groepen die uittraden zochten het niet in het isolement, maar wilden juist de kerk 'hervormen', terugbrengen naar zijn oorspronkelijke staat in de Reformatie. Een hoog kerkbesef dus!
Dit verzet tegen de aantasting van de kerkorde en de leer van de reformatoren openbaarde zich eerst in 1834 bij de Afscheiding. De afgescheidenen verwierpen de reglementenbundel en de leervrijheid die daarvan het gevolg was. Zij keerden terug naar de Dordtse kerkorde en handhaafden krachtig de drie formulieren van enigheid. Uiteindelijk leidde dit tot wat we nu de Christelijk Gereformeerde kerken noemen.

In 1886 verliet opnieuw een groep gereformeerde belijders de kerk o.l.v. dr. Abraham Kuyper: de Doleantie en vormden al gauw de Gereformeerde kerken in Nederland.tekst1

Volkstelling 1899 (indeeling naar kerkelijke gezindten en den leeftijd)
Kerkelijke gezindten

Totale bevolking (absoluut)
5.104.137
Nederduitsch Hervormden (absoluut)
2.471.021
Waalsch Hervormden (absoluut)
9.857
Remonstranten (absoluut)
20.807
Christelijk Gereformeerden (Afgesch.) (absoluut)
54.629
Doopsgezinden (absoluut)
57.789
Evangelisch Lutherschen (absoluut)
70.246
Hersteld Lutherschen (absoluut)
22.651
Behoorende tot de Gereformeerde Kerken (absoluut)
361.129
Roomsch Katholieken (absoluut)
1.790.161
Oud Roomschen (absoluut)
8.754
Nederlandsche Israëlieten (absoluut)
98.343
Portugeesche Israëlieten (absoluut)
5.645
Overige kerkelijke gezindten (absoluut)
17.815
Geen kerkelijke gezindte (absoluut)
115.179
Kerkelijke gezindte onbekend (absoluut)
111
(Bron: CBS/NIWI - 2006-07-19)(eigen constructie GRJ via exell)

Modaliteiten

Binnen de Hervormde Kerk woedde ondertussen de strijd tussen de vrijzinnigen en orthodoxen. Vrijzinnige predikanten ondertekenden de belijdenisgeschriften 'quatenus', d.w.z. voor zover ze met de Bijbel in overeenstemming waren, orthodoxe predikanten 'quia', omdat ze met de Bijbel in overeenstemming waren. Je zou kunnen zeggen dat met elke uittocht er ook een groep bleef die het qua gedachtegoed met de uittreders eens was, maar graag de kerk van binnenuit wilde blijven beïnvloeden en zo mogelijk veranderen. Zo waren er voorstanders van handhaving van de belijdenisgeschriften binnen de hervormde kerk. Zij verenigden zich in 1864 in de Confessionele Vereniging (Confessie = belijdenis).

Na de Doleantie is in de Hervormde Kerk de strijd voor kerkherstel voortgezet. Naast de Confessionele Vereniging werd in 1906 de Gereformeerde Bond opgericht. Directe aanleiding was het optreden van dr. Bähler, hervormd predikant, die Boeddha boven Christus stelde en toch door de synode werd gehandhaafd. De synode stelde zich namelijk op het standpunt, dat de reglementenbundel echte leertucht niet toeliet, wat in feite tot een totale ontaarding heeft geleid.

Dat de Gereformeerde Bond naast de Confessionele Vereniging werd gesticht, had onder andere te maken met een verschil in 'geestelijke ligging'. De Gereformeerde Bond wist zich geïnspireerd door de Reformatie en de Nadere Reformatie en had een afkeer van al te grote betrokkenheid bij de cultuur. Bovendien wilde de Confessionele Vereniging vooral juridisch bezig zijn, nl. kerkelijke handhaving van de belijdenis, terwijl de Gereformeerde Bond veel meer wilde strijden voor de handhaving van de gereformeerde waarheid; zij wilde dus niet alleen juridisch, maar ook 'medisch' bezig zijn: nadruk op het echt gereformeerde karakter van de Hervormde Kerk.

In 1951 werd een nieuwe kerkorde ingevoerd

Dat betekende, dat de oude reglementenbundel had afgedaan en dat de mogelijkheid geopend was voor de Hervormde Kerk om weer een presbyteriaal-synodale kerk van gereformeerde signatuur te worden. Helaas is echter juist het artikel over de belijdenis een twistpunt geworden tussen de Gereformeerde Bond enerzijds en de middenorthodoxie en de vrijzinnigheid anderzijds. In artikel 10 wordt gezegd dat de kerk in 'gemeenschap met de belijdenis der vaderen' wil leven. Voor de Gereformeerde Bond ging dit niet ver genoeg, er had moeten staan: in overeenstemming met de belijdenis der vaderen.

De invoering van deze kerkorde was een duidelijke verbetering t.o.v. de situatie sinds 1816: de Hervormde Kerk was teruggekeerd tot een presbyteriaal-synodale kerkorganisatie. Toch is daarmee de richtingenstrijd niet ten einde gekomen, ook al spreekt men na 1951 ietwat eufemistisch over 'modaliteiten'. Het Latijnse woord 'modus' betekent manier, wijze, en het zou dus in feite alleen maar gaan over een andere geloofsbeleving. De modaliteiten zijn dan de vrijzinnigheid, de middenorthodoxie, de orthodoxie (confessionelen en Gereformeerde Bonders samen) en rechts van de Gereformeerde Bond nog het 'Het Gekrookte Riet', een groep die samen met de Gereformeerde Gemeenten e.a. wel met de term 'bevindelijken' wordt aangeduid (zie hoofdstuk 9). De vrijzinnigheid heeft zich georganiseerd in de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden, maar op veel plaatsen treden mensen toe tot de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap NPB. Leden van deze laatste komen verder uit de Remonstranten en Doopsgezinden (zie 10), vrijzinnig katholieken en de voormalige Nederlandse Protestantenbond. Vrijzicht is het orgaan voor deze modaliteit.

De ontwikkelingen op dit front tot aan mei 2004 vielen onder het zogenaamde Samen op Wegproces (SOW) met de Gereformeerde kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk. Dit belangrijke stuk hedendaagse kerkgeschiedenis wordt hieronder verder behandeld.

Organisatie en leden

Wat hieronder wordt opgemerkt, is uiteraard deels verouderd wegens de nieuwe structuur van de PKN (ik beschrijf de situatie tot aan mei 2004). Niettemin is het van belang kennis te nemen van hoe de Hervormde Kerk was georganiseerd toen zij nog 'zelfstandig' was.

Zoals gezegd kende de Hervormde Kerk een presbyteriaal-synodale kerkorganisatie. Dat houdt in dat een kerkenraad ambtsdragers stuurde naar een classis; een classis vertegenwoordigers stuurde naar een classes (vergadering van classes uit een regio); classes waren op hun beurt weer vertegenwoordigd in een Provinciale synode (bij de Gereformeerde kerken in Nederland heet dat Particuliere synode). Het landelijke kerkoverleg heette Generale (= algemene) synode. Tenslotte was er nog de triosynode van de 3 Samen op Wegkerken (Hervormde Kerk, Gereformeerde kerken en Evangelisch-Lutherse kerk).

In de loop van het Samen op Wegproces zijn er verschillende 'soorten' gemeenten ontstaan: gefedereerde en 'eigen'. Als je kijkt naar Ede e.o (rond het jaar 2000) dan bestaat de classis Ede uit 12 gemeenten waarvan er 1 een gefedereerde is, namelijk Scherpenzeel: hier kerken een kleine 700 gereformeerden samen met de ruim 2000 hervormden. In totaal zijn er ongeveer 1320 hervormde gemeentes, waarvan er 259 uit de federatie met Gereformeerde kerken en Evangelisch-Lutherse kerk komen.
Daarnaast bestonden er nog subclasses of ook wel 'ringen' genaamd. Dit zijn samenwerkingsverbanden van predikanten in een bepaald gebied. Vaak op grond van herkenning van elkaars - voornamelijk orthodox - gedachtegoed.
Zowel op classicaal, provinciaal en nationaal niveau kende de Hervormde kerk allerlei commissies en organen met betrekking tot specifieke onderwerpen. Zo waren er op alle niveaus zendingscommissies en commissies voor kerkelijke aangelegenheden; commissies Kerk en Israël, of ziekenhuispastoraat etc. Ook waren er deputaatschappen ingesteld: een soort onderzoekscommissies die over een bepaald onderwerp de Provinciale, Generale of triosynode ergens over moesten inlichten en adviseren en zorg dragen voor de uitvoering.

Verder bestonden er in de Hervormde kerk de al eerder genoemde organisaties de Confessionele Vereniging en de Gereformeerde Bond (orthodoxie). Er is ook een Evangelisch Werkverband van Hervormde (en door het Samen Op Wegproces ook Gereformeerde) predikanten die niet zozeer gereformeerde beginselen als wel het 'terug naar de bijbelse basis', de persoonlijke relatie met God, voorop willen stellen.

Leden

De Hervormde kerk heeft tot voor kort nooit onderscheid willen maken tussen belijdende leden, doopleden en overige (lees: niet-actieve) leden, daar zij volkskerk wilde zijn - interessant genoeg een categorie die het Nieuwe Testament niet kent, maar dat terzijde. Toch zijn ze nu overgegaan op deze indeling. Het levert de volgende gegevens op: ongeveer 670.000 belijdende leden, ongeveer 880.000 doopleden en ongeveer 421.000 overige leden. Dat brengt het totale ledenaantal op bijna 2 miljoen namelijk:1.970.000 (1-1-2001).

De Christelijke Gereformeerde Kerken

We maken weer een sprong terug in de geschiedenis. Ver voor het Samen op Wegproces en de PKN in zicht was. Sterker, we maken de sprong naar een tijd waarin het leek dat er niet langer samengegaan kon worden, het begin van de negentiende eeuw. Het motief: terug van de verwereldlijking en het modernistisch denken naar het oprechte reformatorische belijden. Als dat niet binnen de kerk kan, dan maar er buiten.

De Afscheiding

In 1834 kwam het in Ulrum (Noord Friesland) tot een breuk met de Hervormde Kerk, toen de kerkenraad en bijna alle gemeenteleden de "Akte van Afscheiding of Wederkeering" tekenden waarin zij verklaarden zich af te scheiden van het Hervormde kerkgenootschap en terug te keren tot de ware kerk zoals die leven moet overeenkomstig haar gereformeerde belijdenis en de Dordtse Kerkorde van 1618-1619. De plaatselijke predikant, ds. Hendrik de Cock, was de stuwende kracht bij dit alles. Hij was als modern predikant begonnen, tot bekering gekomen onder meer door het lezen van Calvijns Institutie. De Cock trok vele mensen die een graag een bijbelse preek hoorden. Op verzoek van ouders uit omliggende plaatsen bediende hij ook de doop aan hun kinderen, wat uiteraard tegen de regels was. Ook nam hij catechisanten aan die het bij andere predikanten niet konden vinden. Dit alles zette kwaad bloed bij zijn collega's. De Cock trad soms zeer fel op: zo betitelde hij de Evangelische Gezangen die sinds 1806 in de kerk waren ingevoerd, als 'sireense minneliederen'. In onze tijd zouden we misschien iets zeggen als sentimentele softpop! Uiteindelijk leidde dit tot een schorsing.
I
n tal van plaatsen heeft men het voorbeeld van Ulrum gevolgd, maar kerkdiensten werden door de overheid onmogelijk gemaakt, tenzij de afgescheiden gemeenten zich als een nieuwe kerkformatie bij haar wilden aanmelden. De regering beriep zich nota bene op het wetboek van strafrecht uit de tijd van Napoleon. Talrijke vernederende maatregelen volgden: inkwartiering, gevangenisstraf, boete e.d. Veel vervolgden besloten te emigreren naar Amerika. Zij vestigden zich in Holland (Michigan), met als belangrijkste plaats Grand Rapids. Groen van Prinsterer, zelf hervormd gebleven, nam het op voor de afgescheidenen en richtte in zijn eigen kerk de Confessionele Vereniging op (1864).
 
Verscheidenheid

In de Christelijke Gereformeerde Kerken kan men nogal wat verscheidenheid aan theologische opvattingen tegenkomen. Zij nemen binnen de Gereformeerde gezindte in zekere zin een tussenpositie in. Binnen de rechterflank van de CGK bevindt zich een groep bevindelijken die zich verbonden weet met de Nadere Reformatie en ds Kerstens gedachtengoed (zie en hoofdstuk 9), wat o.a. blijkt uit de nadruk op een bevindelijke prediking, strikte handhaving van de Statenvertaling en, politiek gezien, voorkeur voor de S.G.P. Sinds 1966 groeperen zij zich rondom het blad Bewaar het Pand. In 2000 had dit blad 3500 abonnees, nu ongeveer 4100. Een linkervleugel heeft grote belangstelling voor nieuwe opvattingen in de theologie, met name op het gebied van de bijbelwetenschap (prof. Oosterhof, dr. Loonstra), liturgische vernieuwingen e.d. Het 'brede middengedeelte' tracht eenzijdigheden die links en rechts voorkomen, te vermijden en streeft naar een eigentijdse, verantwoorde prediking, gebaseerd op Schrift en belijdenis.

Onderling is men het echter vaak niet eens over liturgische vernieuwingen (gezangenkwestie, Nieuwe Vertaling) en ethische vraagstukken (gebruik van TV, radio- en televisiekerkdiensten).

Afscheiding en toenadering

In 1892 verenigden de meeste gemeenten van de Christelijk Gereformeerde kerk zich met de uit de Doleantie van 1886 voortgekomen Nederduitsch Gereformeerde Kerken. Samen vormden ze de Gereformeerde Kerken in Nederland (zie ). Maar vier gemeenten en een aantal losse leden bleven van deze vereniging afzijdig. Zij bleven zich de Christelijke Gereformeerde Kerken noemen en gingen zo de 20e eeuw in. (noot 1)
In 1952 scheidden 6 gemeentes zich af en gingen verder onder de naam Christelijke Gereformeerde Gemeenten. Daarbinnen is o.l.v. Van Minnen een verdere afsplitsing ontstaan, de Christelijke Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Voor meer informatie van dit lemma op wikipedia.

De Christelijke Gereformeerde Kerken hebben zich in 1950 aangesloten bij de ICCC, dat is de International Council of Christian Churches, de tegenhanger van de Wereldraad van Kerken. Er leefden echter ernstige bezwaren binnen de Christelijk Gereformeerde Kerken tegen dit lidmaatschap, zodat in 1979 de band werd verbroken. Ook de Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt) hadden kritiek op de deelname van de Christelijk Gereformeerde Kerken aan de ICCC, omdat zij daaruit afleidden, dat de pluriformiteitsleer impliciet geaccepteerd was.

Er werden vanuit de Christelijke Gereformeerde kerken samensprekingen met de Nederlands Gereformeerden en, zij het moeizaam, met de gevoerd. Recentelijk is het contact met de Nederlands Gereformeerden op een zeer laag pitje gezet, omdat die kerken het diaken- en ouderlingenambt plaatselijk hebben opengezet voor vrouwen. Ook wordt er naar Christelijke Gereformeerde smaak te makkelijk over de 'toeëigening des heils' gesproken. Dit laatste argument geldt ook voor de Vrijgemaakten.
Op theologisch gebied wordt er veel gepubliceerd, vooral vanuit de Theologische Universiteit te Apeldoorn. Er is een goede samenwerking met theologen uit de Gereformeerde Bond (Tijdschrift: Theologia Reformata).

Organisatie en leden

De kerkorganisatie is identiek aan die van de Gereformeerde kerken in Nederland. In de twintigste eeuw zijn de Christelijke Gereformeerde Kerken sterk gegroeid: ± 75.000 leden, inclusief de doopleden, verdeeld over 189 gemeenten.

(1) De afgescheidenen noemden zich Gereformeerde Kerk onder het Kruis. Later vroeg een andere, grote groep afgescheidenen bij de overheid wel vrijheid van godsdienst aan. Men moest toen wel afstand doen van de naam 'hervormd' en zich Christelijke Afgescheiden Gereformeerde Kerk noemen. In 1869 verenigde deze kerk zich met de Gereformeerde Kerk onder het Kruis, waarna men de naam aanvaardde van Christelijke Gereformeerde Kerk. Een deel van de gemeenten deed niet mee en bleef voortbestaan onder de naam Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis.
De Christelijke Gereformeerde Kerken zoals wij die nu kennen, achten zich een voortzetting van de Christelijke Gereformeerde Kerk, die in 1869 ontstond door de samensmelting van de Christelijke Afgescheiden Gereformeerde Kerk en de Gereformeerde Kerk onder het Kruis. Vandaar ook de naam in meervoud: kerken.

De Gereformeerde Kerken in Nederland

De afscheidingsbeweging uit 1886 o.l.v. dr. Abraham Kuyper uit de Hervormde Kerk gestapt. In 1892 bracht hij twee groepen bijna in hun geheel bij elkaar. De kerk is een samengegaan van de dolerende gemeenten (1886) met het grootste deel van de Christelijke Gereformeerde Kerk uit de Afscheiding (1834). De eenheid bleek echter in de 20e eeuw broos (zie ).

1886: De Doleantie

Het kraakte in de Hervormde Kerk. Modernistische standpunten m.b.t. Schriftkritiek en leefregels wonnen terrein. Reden voor afscheiding was deze opmars van het modernistische gedachtegoed in de Hervormde kerk. Een directe aanleiding was een conflict tussen een Hervormde gemeente in Amsterdam en de synode. Het begrijpen van de situatie vergt enige uitleg. Het is in de meeste kerken goed gebruik om mensen die verhuizen en elders lid willen worden een 'attest' mee te geven. Daarmee draagt een kerkenraad de verantwoordelijkheid voor het desbetreffende lid over aan de zustergemeente. Een dergelijk attest is tevens een verklaring van de kerkenraad aan de zustergemeente dat een waardig lid hun gelederen komt versterken.

Nu was het zo dat eerdergenoemde kerkenraad weigerde aan moderne dooplidmaten zo'n attest, zo'n bewijs van goed zedelijk gedrag te geven waarmee ze elders konden worden "aangenomen". Daarmee stelden ze een daad! Ze wisten dat reactie van synodale zijde niet uit kon blijven en hadden alvast op voorstel van de kerkelijke commissie die met het beheer van de goederen (kerkgebouw enz.) was belast, besloten dat deze commissie bij een eventueel conflict zou voortgaan "met de oorspronkelijke kerkenraad, die de gemeente bij Gods Woord zocht te houden, als de enige wettige te erkennen".

Met andere woorden: als de kerkenraad het af moest leggen tegen de synode, dan zou de commissie van beheer toch die kerkenraad als wettige erkennen en de goederen dus onder haar hoede stellen. Helaas, de ambtsdragers die vóór deze besluiten stemden, werden geschorst! Geen zeggenschap meer. Ze onttrokken zich daarna aan de "synodale hiërarchie" en keerden terug tot de gereformeerde belijdenis en de Dordtse Kerkorde. Hun naam werd de historische (vóór 1816) naam Nederduitsch Gereformeerde Kerken, "met de toevoeging: dolerende, d.i. klagende (over het begane onrecht tegen hen). De Hoge Raad bepaalde namelijk dat de kerkelijke goederen zouden blijven aan de Hervormde Kerk." Uit deze laatste zin blijkt wel dat er erg veel menselijks aan het gebeuren zat. Hoewel oprecht verontrusten ook oprecht treurden - doleerden - om de breuk, was de treurnis voor velen ingegeven door gekrenkte trots en van materiële aard.

Kuyper

Men noemde Abraham Kuyper wel de 'klokkenist der kleine luyden' omdat hij de arbeiders, de boeren en de kleine middenstand tot emancipatie heeft gebracht. Ook werd hij 'de Geweldige' genoemd. Geweldig was hij, door zijn grote kennis en zijn organisatietalent. Hij was een groot redenaar, schrijver, journalist, theoloog, denker en vooral strijder. Hij streed op kerkelijk en wereldlijk terrein.
Kerkelijk: tegen de reglementenbundel van 1816; tegen de staatsinmenging t.a.v. het beheer van kerkelijke goederen, tegen het modernisme, tegen de ethische richting in de hervormde kerk.

Op wereldlijk gebied was het vooral de politiek die hem bezig hield, o.a. de strijd tegen De Savornin Lohman (CHU). Op sociaal gebied streed hij voor sociale hervormingen en was daarmee zijn tijd ver vooruit. De sociaal-democraten en de liberalen heeft hij met alle mogelijke middelen bestreden. In zijn visie op kerk en wereld hadden zowel tegenstelling (antithese) tussen die twee als ook betrokkenheid een plaats. Hij heeft een 'Gereformeerde zuil' opgericht met als doel niet-Gereformeerden voor Christus te winnen. Maar dat laatste schoot er vaak bij in: de veiligheid van de zuil werd gezocht, niet de uitdaging daarmee in de samenleving te staan.

De oprichting van de Vrije Universiteit (VU) is belangrijk geweest voor de emancipatie van de gereformeerden (daar werd in vele gereformeerde gezinnen regelmatig geld voor opzij gelegd).
Aan de VU werden theologen 'orthodoxer' opgeleid. Een zodanige student beroepen bood gemeentes zekerheid dat hij confessioneel (naar de confessie, de belijdenis) preekte. Maar de Hervormde Kerk erkende de VU niet als opleiding. Als een kerkenraad een VU-er beriep, dan was er een conflict met de Hervormde Kerk. Kootwijk was de eerste gemeente die zich om die reden losmaakte van het Hervormde kerkverband.

Abraham Kuyper drukte, ook theologisch, zijn stempel op de Gereformeerde Kerken. Dat bleek in 1905 op de synode, toen hij voorstelde een gedeelte van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis te schrappen. Dit artikel handelt over de overheid. In de geschrapte passage staat, dat het ook de taak van de overheid is "te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst, om het rijk van de anti-christ te gronde te werpen". Door dit besluit werd de kloof tussen de Gereformeerde Kerken en de kringen waarin de Nadere Reformatie voortleefde (bevindelijken, zie De (Oud) Gereformeerde Gemeenten (in Ned.) (hoofdstuk 9 reader) veel groter.
Op dogmatisch gebied rezen er problemen over Kuypers opvatting van de "veronderstelde wedergeboorte" als grond voor de kinderdoop, en het genadeverbond, problemen die voor een grote groep aanleiding was zich aan te sluiten bij de Christelijk Gereformeerde Kerk. Hoewel de synode vaststelde dat de opvatting van Kuyper niet de leer van de kerk was, bleef dit punt toch steeds een twistappel, wat bij de Vrijmaking in 1944 (zie ) duidelijk werd. Na de dood van Kuyper in 1920 kwamen er verschillen van inzicht openbaar op theologisch en wijsgerig gebied.

Leervrijheid?

In 1926 ontstond er een heftige discussie over de vraag hoe Genesis 2 en 3 geïnterpreteerd moesten worden. Dr. J.G. Geelkerken e.a. bestreden de in de Gereformeerde Kerken gangbare opvatting, dat de beschrijving van paradijs en zondeval letterlijk moest worden opgevat. De Synode van Assen (1926) veroordeelde Geelkerken, waarna deze met zijn medestanders de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband vormde. In 1946 verenigden deze kerken zich weer met de Nederlands Hervormde Kerk. Een bekende predikant uit deze kring was ds. J.J. Buskes. In 1967 hebben de Gereformeerde Kerken het vonnis over Geelkerken herroepen. De polemieken in de diverse bladen werden steeds scherper van toon. In 1944 ontstond een breuk, die aangeduid wordt als de Vrijmaking (zie 7).

Na de Tweede Wereldoorlog vond er in de jaren 1950-1960 een theologische omwenteling plaats.
De invloed van de moderne theologie en filosofie - tot dan aan de VU fel bestreden - deed zich gelden. Het gezag van de Heilige Schrift werd ter discussie gesteld met alle gevolgen van dien.

Tot 1960 waren de Gereformeerde Kerken doorgaans behoudend, na die tijd volgde een 'stille revolutie'. Sinds 1967 is zonder veel protest de vrouw toegelaten tot de ambten. Liturgische vernieuwingen zijn doorgevoerd, o.a. de invoering van het Liedboek.
In de jaren 1970-heden zijn er nota's en rapporten verschenen over o.a. het oorlogsvraagstuk, de homofiele naaste, relatievormen en het Schriftgezag. Uit de benadering van al deze problemen blijkt de sterk veranderde houding van de gereformeerden t.o.v. de normativiteit van de Bijbel als Gods Woord.

Samen op weg en PKN

De veranderingen op theologisch gebied hebben grote consequenties gehad: de Gereformeerde Kerken verwijderden zich steeds verder van de gereformeerde belijdenis en gingen lijken op de middenorthodoxie in de Nederlands Hervormde Kerk. Deze tendens zet zich nog steeds voort, ook en vooral in het proces Samen op Weg. Vandaar dat de Confessionele Vereniging en de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk moeite hebben met een fusie met de Gereformeerde Kerken in de huidige vorm.
Gevreesd kan worden, zo redeneren zij, dat het vrijzinnige element, dat in de Hervormde Kerk altijd al aanwezig was, nu versterkt zal worden. Zie verder het desbetreffende hoofdstuk.

Organisatie en leden

De Gereformeerde Kerken zijn lid van de Wereldraad van Kerken en van de Raad van Kerken in Nederland. Ook participeren zij in de GOR, dat is de Gereformeerde Oecumenische Raad, waar zij echter veel kritiek te verduren hebben vanwege hun vaak vrijzinnige opvattingen. Binnen de Gereformeerde Kerken bestaat er echter ook nog een belangrijke bijbelgetrouwe stroming. Deze wordt gedeeltelijk vertegenwoordigd door het Confessioneel Gereformeerd Beraad (CGB). Door onder andere de omstreden theologie van Den Heyer (over de verzoening) is er in de Gereformeerde kerken een schifting gaande, lijkt het wel. Steeds meer predikanten 'bekennen kleur' door lid te worden van het CGB. Met de komst van de PKN is hierin wel wat veranderd.

De Gereformeerde Kerken kennen evenals de Hervormde kerk een presbyteriaal-synodaal stelsel. Het verschil met de Gereformeerde invulling van dat stelsel is dat de Hervormden ambtsdragers afvaardigen en Gereformeerde kerken zich ook door niet-ambtsdragers laten vertegenwoordigen. Verder kennen zij ook een Generale synode, die landelijk is; ze participeren in de triosynode met de Samen op Wegpartners en hebben ze afzonderlijke synodes op provinciaal niveau die bij hen echter Particuliere Synodes worden genoemd (verschil met de Hervormde benaming Provinciale synode).

Ook zij kennen deputaatschappen waaronder worden verstaan de verantwoordelijken voor dienstverlening. De dienstverlening is regionaal georganiseerd en behelst o.m. jeugd- en jongerenpastoraat, missionaire gemeenteopbouw, kerk- en bedrijfsleven.
Voor de bijna 900 gemeentes geldt ook hier dat ze in een federatief samenwerkingsverband staan met Hervormde en/of Evangelisch-Lutherse kerken, of op zichzelf staan. Aantal leden: 677.000 (1-1-2000), waarvan ongeveer 401.500 belijdend en ongeveer 275.000 dooplid zijn. Een snelle terugloop van het kerkbezoek is te constateren.

Bevindelijken

In dit hoofdstuk worden de verschillende gemeenten beschreven die vallen onder de term 'bevindelijkheid'. Ze hebben als gemeenschappelijk kenmerk de nadruk op (een bepaalde vorm van) geloofservaring ('bevinding'). Het is voor buitenstaanders moeilijk door te dringen in de geheel eigen traditie van geloofsvoorstellingen van de 250.000 'bevindelijken' die Nederland kent. Een combinatie van kennis van de geschiedenis en een groot inlevingsvermogen worden gevraagd!

Historische wortels van de bevindelijke theologie

De geloofservaring waarop in bevindelijke kring gedoeld wordt, is niet de evangelische nadruk op het in tot rust komen in een persoonlijke relatie met een liefdevolle en genadige God, maar het smartelijk ervaren van je eigen schuld en de volkomen onverdiende vrijspraak door Christus, gestoeld op de uitverkiezing door God.
De wortels van de bevindelijkheid liggen eigenlijk al in de middeleeuwse (rooms-katholieke) vroomheid en die van de Moderne Devotie (hoofdstuk 1). Maar het is vooral de Nadere Reformatie die een grote rol heeft gespeeld. Zoals al in hoofdstuk 3 werd gezegd, lag binnen deze stroming het accent op de persoonlijke beleving van het geloof. De beweging ontstond als reactie op de gezapigheid die optrad treden nadat de hervorming een officieel kerkinstituut geworden was en het moest stellen zonder de uitdaging zich te moeten verdedigen of afschermen voor verkeerd gedachtegoed uit rooms-katholieke hoek.

De beweging benadrukte Gods persoonlijke omgang met mensen, zij het dat geloofservaringen buiten bekeringservaringen verdacht waren. In de theologie betekende dit een nadruk op de beschrijving hoe God mensen voorbereidt op de ommekeer (bekering of wedergeboorte genoemd) in hun leven. Hoe je tot geloof kwam werd dus belangrijk. Het Calvinisme leerde dat dit het werk van de Heilige Geest is; predikers uit deze beweging voegden daar aan toe de ervaringen die ze tegenkwamen bij zichzelf en gemeenteleden. Daar kwam het engelse puriteinse stempel bij (onder meer via Willem Teellinck) van strenge levensheiliging: niet dansen, geen feesten, geen overdaad, maar netjes en sober leven ('calvinistisch' noemde men dit later, hoewel Calvijn zelf beduidend minder streng was).

Dit alles was gegroeid vanuit onder meer de invloed van een gewezen monnik, ene Jean de Labadie (17e eeuw), die de bevinding het voornaamste teken van Gods beloften noemde. Ook Van Lodenstein (17e eeuw) hing dat idee aan. Van Lodestein meende zelfs dat ware gelovigen aan "zigtbare utstekendheid" te herkennen waren en stelde zulke hoge eisen dat hij zelfs weigerde het avondmaal te vieren in zijn gemeente.

Ook was het zo dat in de achttiende eeuw men in de kerken steeds meer uitging van de optimistische mensvisie van de Verlichting; het ging er meer om dat je deugdzaam naar Gods geboden leefde (en dat ook kon en eigenlijk ook altijd al wilde!) dan dat je afhankelijk was van de genade van God. Als reactie daarop kwam in de Nadere Reformatie de nadruk steeds meer te liggen op het theoretiseren van hoe je tot geloof komt.

Grote invloed had de Schot Alexander Comrie met zijn nieuw soort nadruk binnen de gereformeerde theologie op Gods omgang met mensen, namelijk de uitverkiezing. Vanouds werd dit begrip in de theologie verbonden met de bijbelse context van Gods barmhartigheid (in de Nederlandse Geloofsbelijdenis bijvoorbeeld). Gods liefde bleek uit die onverdiende keus om mensen te redden. Comrie ging de nadruk leggen op het aspect 'van alle eeuwigheid'. Hij interpreteerde dat als 'buiten de tijd'. God had al buiten de tijd besloten wie er zouden geloven en wie niet. Comrie's inzet was om de genade weer helemaal in het middelpunt te stellen. Het effect was dat een oproep tot geloof en bekering zinloos leek, als het bij God toch allemaal al vaststond. In de preken over de bekeringsweg kwam een nieuw element binnen: Het bekeringsmoment werd voorgesteld als een in gedachten voor de rechterstoel van God geplaatst worden. Daar hoor je de aanklacht over je zonden aan, je geeft dat volmondig toe; dan verschijnt Jezus voor de rechtbank en zegt dat Hij voor jou betaald heeft aan het kruis. Jij kan nog slechts stamelen dat Jezus jouw redder is.

Deze 'vierschaarbeleving' (vierschaar is het achttiende-eeuwse woord voor rechtbank) werd in de twintigste eeuw een onderdeel van de officiële theologie in een deel van de bevindelijke gemeenten. Dat maar weinig mensen deze ervaring opdeden gaf alleen maar aan dat er maar weinig echt gelovigen zijn. In andere bevindelijke groeperingen werd deze ervaring als een extraatje gezien, niet een noodzaak.

Bij dit alles moet niet vergeten worden dat de achttiende-eeuwse cultuur een hoogemotionele was. Dominee W. Schortinghuis is een voorbeeld van iemand die de emotionele beleving van de omgang met God heeft bevorderd door zijn boeken en preken. "Liefdetranen van verbazing" en "wegsmelten in de liefde Gods" zijn uitdrukkingen van hem. Bij hem kregen het zuchten en steunen om je zondigheid en al die tranen om Gods liefdevolle bedoelingen de aandacht als de emoties passend bij een ware gelovige, niet de vierschaarervaring.

Onderling zijn er dus wel degelijk theologische verschillen, maar die zijn voor buitenstaanders moeilijk voor te stellen of te volgen.
Ontwikkeling van binnen naar buiten de (Hervormde) kerk

Tot nu toe ging het over gemeentes binnen de Hervormde kerk

In de loop van de achttiende en negentiende eeuw tekende de tendens zich af dat mensen steeds meer buiten hun gemeente in 'gezelschappen' samen kwamen om over hun zieleroerselen te spreken. Theologie werd naar de achtergrond verdrongen. Tegelijkertijd kwamen dominees verder van de gewone man af te staan doordat ze zich deel van de deftige burgerij gingen voelen en verhuisden over steeds grotere afstanden. Hierdoor kwam ook het nieuwe fenomeen op van 'lekenprediker' of 'oefenaar'. Mannen zonder theologische opleiding die voorgingen in gebed en preekten.

Toen de grote afscheidingsbewegingen van de negentiende eeuw plaatsvonden (Afscheiding en Doleantie), waar respectievelijk de en de uit voortkwamen, hielden de bevindelijke (dorps)gemeentes zich afzijdig van kerkorganisatorische zaken. Zij scheidden zich wel af van wat vanaf 1816 de Hervormde kerk heette, maar voegden zich niet direct onder een nieuwe naam als kerkverband samen. Het waren echt 'vrije groepen' in de zin van niet gebonden aan kerkelijke organisatie of erkenning door de overheid. Dat wil echter niet zeggen dat er geen leidende figuren optraden, of dat er geen samenwerking c.q. wederzijdse erkenning kwam. Integendeel.

We gaan de verschillende bloedgroepen langs. We kijken achtereenvolgens naar:

De Gereformeerde Gemeenten
De Oud-Gereformeerde Gemeenten in Nederland
De Gereformeerde Gemeenten in Nederland
Overigen: vrije groepen
De Gereformeerde Gemeenten

Ontstaansgeschiedenis

Toen in 1834 in navolging van ds. H. de Cock vele gemeenten zich afscheidden van de Nederlandse Hervormde Kerk, had dit allerlei consequenties. Eén daarvan was dat deze gemeenten niet bij de wet erkend waren, en dus geen bescherming genoten.
In 1838 besloot een aantal gemeenten erkenning bij de overheid aan te vragen. Zij vormden de Christelijke Afgescheiden Gemeenten. Een aantal andere gemeenten zag hierin echter een toegeven aan de overheid en diende geen aanvraag in. Zij vormden de Gereformeerde Gemeenten onder het kruis. In deze naam werd nadrukkelijk aangegeven, dat men zich beschouwde als de wettige voortzetting van de Gereformeerde (Hervormde) Kerk. Deze gemeenten stonden - vanwege hun weigering erkenning aan te vragen - bloot aan vervolging. Ze leden verdrukking, vandaar de toevoeging: onder het kruis.

In 1869 vormden beide groepen samen . Sommige kruisgemeenten weigerden evenwel hierin mee te gaan. Zij verschilden van de CGK in geloofsopvatting als het ging om zondeval en onmacht van de mens en over het zogenoemde 'welmenend aanbod van genade aan allen'. Hun theologie is verder niet zo van belang.

Intussen waren er nog nieuwe gemeenten ontstaan die zich hadden losgemaakt van de Hervormde Kerk. Deze gemeenten waren gevormd om de persoon en het werk van ds. L.G.C. Ledeboer (zie 10.3).

Een deel van die "Ledeboeriaanse" gemeenten (22; allemaal in Zeeland en Zuid-Holland) en 14 kruisgemeenten (Noord- en Zuid-Holland, Zeeland, Utrecht, Overijssel en Gelderland) die niet op wilden gaan in de Christelijke Gereformeerde Kerk zijn in 1907 onder leiding van ds. G.H. Kersten samengesmolten tot het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten.

Ds. G.H. Kersten bond de onderling sterk verschillende gemeentes samen door een kerkblad, 'de Saambinder' (vanaf 1919), door het stichten in 1918 van de SGP, de Staatkundig Gereformeerde Partij en het opzetten van een theologische opleiding. Je zou kunnen zeggen, wie Kuyper was voor de Gereformeerden en Schilder voor de Vrijgemaakten, is Kersten geweest voor de Gereformeerde Gemeenten. Hoewel hij in het begin de bevindelijkheid wilde terugdringen en het gereformeerde meer naar voren wilde halen, maakte zijn emancipatiezin t.o.v. de Christelijke Gereformeerde Kerk (die zich ook op de Nadere Reformatie beriep) en zijn eenheidsstreven binnen de Gereformeerde Gemeenten dat hij steeds meer opschoof richting bevindelijkheid. In 1931 werden er 6 stellingen aangenomen als toevoeging op de drie formulieren van enigheid (Nederlandse Geloofsbelijdenis, Dordtse Leerregels, Heidelbergse Catechismus, zie hoofdstuk 2). In die stellingen stond de uitverkiezing voorop en de geloofsoproep achteraan.

Kersten spoorde de 'bekommerden' in de kerkbanken, zij die wel wilden en naarstig hun stadium in de bekeringsweg navorsten, aan richting einddoel: het geloof. Rond 1980 kwam ds Moerkerken naar voren. Hij hield de bekommerden voor dat waar geloof een extraatje voor de enkeling was en twijfelen dus de norm.

Cultuur

Het aantal dienstdoende predikanten is betrekkelijk gering, vandaar dat in veel gemeenten "leesdienst" wordt gehouden. In zo'n dienst worden preken gelezen van de eigen predikanten of van predikanten uit de Nadere Reformatie. In de prediking wordt grote nadruk gelegd op de wedergeboorte en de bekering, op de kennis van de zonde en op de uitverkiezing en de bevinding. In de levenswandel valt een grote nauwgezetheid op die soms kan leiden tot wetticisme (strenge zondagsheiliging, bezwaren tegen vaccinatie en assurantie, al ziet men ook hier duidelijke veranderingen optreden die volgens sommigen dan weer als wereldgelijkvormigheid moeten worden bestempeld). In het algemeen geldt dat men in de Gereformeerde Gemeenten waarschuwend optreden tegen allerlei uitingen van de moderne cultuur (bioscoopbezoek, schouwburg, dans e.d.). Een verrassende ontwikkeling is dat waar gebruik van televisie en radio op veel verbod en waarschuwing konden rekenen, het Internet met zijn vele gevaren ongemerkt via de achterdeur de bevindelijke huizen is binnengedrongen.
Velen lezen het Reformatorisch Dagblad, waarin ter onderscheiding van andere kranten geen televisie-informatie, uitgaansrubrieken of sportpagina's te vinden zijn. Ook in de invalshoek en positiebepaling van verslaggevers is de reformatorische gezindheid duidelijk te herkennen.

Organisatie en leden

In de contacten met verwante kerken is men terughoudend, al komt men plaatselijk heel vaak tot goede samenwerking. De Gereformeerde Gemeenten staan op het kerkelijk terrein dicht bij de Gereformeerde Bond in de Hervormde kerk en worden beschouwd als de 'lichtsten' onder de bevindelijken.

Zendings- en evangelisatiewerk is pas laat op gang gekomen. Op het ogenblik is men zeer actief (in West-Iran, Nigeria en Zuid-Afrika).

De kerkstructuur is gelijk aan o.a. die der Gereformeerde Kerken in Nederland (synodaal-presbyteriaal). De 156 Gereformeerde Gemeenten tellen ruim 84.000 leden.

De Oud-Gereformeerde Gemeenten in Nederland

Geschiedenis; ds Ledeboer

Dominee Ledeboer werd in 1841 afgezet als predikant van de Hervormde Gemeente Benthuizen, omdat hij zich niet wenste te onderwerpen aan de reglementenbundel van 1816 en omdat hij geen gezangen wilde laten zingen. Demonstratief had hij de gezangenbundel van de kansel gegooid en daarna begraven in de pastorietuin. Hij erkende zijn afzetting niet, omdat hij die onwettig achtte.

Bij de eenwording van de Kruiskerken en de Ledeboeriaanse gemeenten in 1907 hield een aantal gemeenten zich afzijdig. Die gemeenten bleven voortbestaan onder de naam Oud-gereformeerde Gemeenten in Nederland. De bezwaren tegen de vereniging waren vooral uiterlijk: de voorgangers moesten een voorgeschreven ambtsgewaad dragen - bef, korte broek en schoenen -, in de gemeente moest de psalmberijming van Petrus Datheen (16e eeuw) gezongen worden en niet de psalmberijming van 1773. Ds. Kersten c.s. namen deze eisen niet over en daarom bleven deze gemeenten apart staan.

De theologische opleiding die ds. G.H. Kersten in leven geroepen had in de Gereformeerde Gemeenten, riep ook veel bezwaren op. Men wilde geen "fabrieksdominees"! Men kan in de Oud-Gereformeerde Gemeenten predikant worden op grond van 'singuliere gaven' (bijzondere, aan jou geschonken gaven). Zo maakte men van artikel 8 van de Dordtse Kerkorde dat als uitzondering bedoeld was, een gewone regel. De gemeenten leven vrij sterk in een isolement, al ontkomen ook zij niet aan een bepaalde vorm van emancipatie onder invloed van reformatorisch onderwijs, het lezen van het Reformatorisch Dagblad en participatie in de politiek (SGP).

Organisatie en leden

In 1948 gingen Ledeboeriaanse gemeenten die zich in 1907 o.l.v. ds Boone afzijdig hielden van Kerstens eenheidsstreven en de gemeenten van een in de jaren '20 opgerichte federatie samen verder in het officiële kerkverband 'Oud-Gereformeerde Gemeenten in Nederland'. Sinds 1977 hebben zij een gezamenlijk kerkblad, het 'Kerkblad der Oud-Gereformeerde Gemeenten in Nederland' en in 1975 kwam er een eenvoudige predikantenopleiding. Het in 1979 begonnen 'kerkelijk bureau' heeft zich ontwikkeld tot een soort klein dienstencentrum. Uniformiteit in de prediking is bij Oud-Gereformeerden minder belangrijk dan bij de Gereformeerde Gemeenten. Toch ligt in veel gemeenten het accent van de prediking op 'helwaardigheid' als eis voor bekering (lijkt op vierschaarbeleving).
Ook deze kerk kent de synodaal-presbyteriale organisatievorm (naar de Kerkorde van Dordt). Er zijn 63 gemeenten met een totaal aantal leden van 18.000.

De Gereformeerde Gemeenten in Nederland

Ontstaansgeschiedenis

In 1953 ontstond er binnen de Gereformeerde Gemeente een conflict met dr. C. Steenblok, predikant te Gouda en docent aan de Theologische School te Rotterdam. Men verweet hem, dat hij zeer eenzijdig de nadruk legde op de uitverkiezing waardoor de menselijke verantwoordelijkheid tekort gedaan werd. Hij werd ontheven van zijn taak als docent. Steenblok accepteerde dit niet en scheidde zich af. Enkele predikanten volgden hem. Zo ontstond dit kerkverband.

De kern van de zaak waarom de scheuring is gekomen, is de leer van een algemeen onvoorwaardelijk aanbod der genade. Steenblok c.s. wezen deze leer met alle beslistheid af. Het evangelie mag niet gebracht worden aan alle zondaren, maar alleen aan "gekwalificeerde" zondaren. Dat zijn mensen die aan een eerst te stellen voorwaarde voldoen, namelijk dat zij 'hun zonde als zonde hebben leren zien en gevoelen en onder zeer diepe indruk zijn gebracht van hun doemwaardigheid voor God'. Pas als de 'ontdekte zondaar' om genade schreit, kan en mag het evangelie gebracht worden. Degenen die het algemene aanbod aan iedereen brengen, verwijt men dat ze bewust of onbewust op remonstrantse wijze bezig zijn, als zou de mens van nature in staat en bereid zijn het Evangelie te aanvaarden.

Organisatie en leden

Voor kerkorganisatie: zie voorgaande groeperingen. Er zijn 52 Gereformeerde Gemeenten in Nederland die gezamenlijk 21.648 leden tellen (in 2003) waaronder drie predikanten en een emeritus-predikant.

De Gereformeerde Gemeenten in Nederland (buiten verband)

In 1980 is er nog een afsplitsing geweest van enkele gemeentes die nu onder de toevoeging (buiten verband) bekend staan. Hun theologische meningsverschil had te maken met het benoemen van de eerste stadia in de bekeringsweg als onderdeel van de wedergeboorte. Volgens hen was dat onjuist. Aan het kerkrecht wordt strikt de hand gehouden en jeugdverenigingen zijn niet toegestaan.
Deze 7 gemeenten (o.a in Veenendaal) hebben nog 1 dienstdoende predikant en kennen uiteraard geen landelijke organisatievorm. Het aantal leden is ongeveer 3000.

Overigen: vrije groepen

Naast al deze officieel geregistreerde kerkverbanden komen er nog zo'n kleine veertig 'vrije' gemeenten en ongeveer 15 vrije evangelisaties (of comités; zij organiseren doordeweeks kerkdiensten) voor die nergens bij aangesloten zijn en die vaak geleid worden door bijvoorbeeld een 'lerend ouderling' die veel gezag heeft vanwege zijn bekering. Over het algemeen geldt: hoe kleiner een kerkgemeenschap, hoe meer gebonden aan een persoon en hoe meer vatbaar voor persoonlijke conflicten. Als zo'n leidersfiguur wegvalt, blijft de gemeente als kleine groep getrouwen vaak nog jaren voortbestaan. Een extreem voorbeeld vormen de Pauwianen, die na het overlijden van ds. Pauwe (Nederlands Hervormd) thuis preeklezen, omdat er geen enkele goede predikant meer is in Nederland.

Er is ook nogal wat grensverkeer tussen oud-gereformeerden en uiterst rechts-hervormden rondom het inmiddels opgeheven blad 'Het Gekrookte Riet'. Ook binnen de Christelijke Gereformeerde kerk bestaat zoals gezegd een bevindelijke groep, rondom het blad 'Bewaar het Pand' en zijn er contacten met de hervormde gemeenten die niet met de PKN samengingen (de HHK, de Hersteld Hervormde Kerk).

De Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt)

Op 11 augustus 1944 kwamen in Den Haag verschillende leden van de Gereformeerde Kerken bijeen, die zich bezwaard en in gewetensnood gevoelden over wat er in hun kerk sinds 1942 was gebeurd.

Bezwaard

Hun bezwaren waren tweeërlei:

- dogmatisch: In 1942 waren er op de synode leeruitspraken gedaan (over de doop en het genadeverbond) waarmee zij het niet eens waren. Bovendien had de synode een toelichting bij de leeruitspraken opgesteld en die bindend aan de kerkenraden voorgeschreven.

- kerkordelijk: De synode had op 4 augustus 1944 prof. dr. K. Schilder afgezet als hoogleraar aan de Theologische Hogeschool te Kampen en hem ook zijn rechten als predikant ontnomen. Volgens de Dordtse Kerkorde - die toen in de Gereformeerde Kerken gebruikt werd - was dit onjuist: alleen een kerkenraad van een plaatselijke kerk heeft, in samenwerking met de classis, het recht van schorsing en afzetting.
In de vergadering van 11 augustus 1944 werd nu door prof. Schilder een 'Acte van Vrijmaking of Wederkeer' voorgelezen. Deze titel herinnert sterk aan de akte van afscheiding en wederkeer van 1834, daarmee suggererend, dat er een soortgelijke kwestie speelde. Hoe het ook zij, vele kerkenraden en individuele leden onttrokken zich aan de Gereformeerde Kerken. Zij pretendeerden de wettige voortzetting te zijn van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Om "postale redenen" voegde men dan toe "onderhoudende art. 31 D.K.O." (= Dordtse Kerkorde).

De vrijgemaakte zuil

Direct na de oorlog werd de opbouw van het kerkelijk leven ter hand genomen. De Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt) zochten hun kracht in het isolement. Zij beschikken over een goed kader, de leden zijn bereid grote financiële offers te brengen. Zo stichtte men een eigen Theologische Hogeschool (nu: Universiteit) in Kampen; er werden veel scholen opgericht, van basisonderwijs tot Hbo. Op politiek terrein meende men niet meer te kunnen samenwerken met de Anti-Revolutionaire Partij, vandaar dat er een eigen partij werd gevormd, het G.P.V. (Gereformeerd Politiek Verbond). Inmiddels is deze partij opgegaan in de ChristenUnie (samenwerking met de RPF). Binnen de kring van de Vrijgemaakte Gereformeerden fungeerde het Gereformeerde Gezinsblad (onder redactie van P. Jongeling, toenmalig kamerlid) als belangrijk communicatiemiddel. Later heeft men dit blad het Nederlands Dagblad genoemd, om daarmee aan te geven dat men in beginsel iedereen in Nederland wil aanspreken. De subtitel van het blad luidt sinds 2003: 'christelijk betrokken', dus niet langer: gereformeerd. (Overigens werd aanvang 2004 nog wel een ND-fotograaf ontslagen die zich had aangesloten bij een evangelische gemeente.) Ook heeft men een eigen omroepvereniging, die echter in Nederland geen zendtijd heeft. Kivive is het jongerenblad van de Vrijgemaakten.

Exclusief ?

Theologisch gezien staat men dicht bij de opvattingen van de Christelijke Gereformeerde Kerken, maar de contacten die er tot nu toe geweest zijn, hebben weinig resultaat opgeleverd. Samenwerking stuit nog steeds op weerstand bij enkele vrijgemaakt-gereformeerden. Hun visie op de kerk - met name de interpretatie van art. 27 en 28 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis - is zo exclusief, dat samenwerking met anderen, zelfs op niet-kerkelijk terrein, nagenoeg onmogelijk gemaakt wordt.

In de laatste jaren begint met name onder jongeren de twijfel op te komen of men wel zo exclusief mag denken. De redactie van het Nederlands Dagblad heeft een voorzichtige poging gedaan om ook journalisten van niet-Vrijgemaakten huize aan te trekken, zij het dat deze van harte moeten instemmen met de gereformeerde belijdenisgeschriften. Ook binnen het GPV is men voorzichtig een ruimer beleid te gaan voeren, wat tot de fusie met de RPF heeft geleid in de ChristenUnie. De plaatselijke samenwerking van Vrijgemaakten met Christelijke Gereformeerden en soms zelfs met Nederlands Gereformeerden en de samenwerking op politiek terrein maken wel duidelijk dat het exclusieve karakter van 'de Vrijgemaakten' langzaamaan het verdwijnen is.

Er tekenen zich duidelijke groepen af binnen de Vrijgemaakten, in te delen naar lidmaatschap/lezen van een bepaald tijdschrift:

1) een sterk exclusieve zuil, met als orgaan Reformanda; negen gemeenten uit deze zuil (Zwolle e.o.) hebben zich inmiddels 'afgescheiden', omdat de landelijke kerkvergadering te weinig stelling neemt tegen vernieuwingen in liturgie, organisatie, theologie (met name het 4e gebod wordt te weinig serieus genomen, vinden zij), of deze zelfs bevordert. Tot nu toe (2006) is er slechts één predikant, dr. P. van Gurp (ruim 80 jaar oud).

2) een (grote) middengroep, Reformatie lezend;

3) een enigszins evangelisch getinte groep die zich makkelijk aansluit bij bijv. de EO en het kritisch-vernieuwende blad Bij-de-tijd heeft opgericht (progressief en vernieuwend); inmiddels is dit blad echter ter ziele.

Organisatie en leden

Ook dit kerkverband kent het synodaal-presbyteriale stelsel van kerkenraden aan de basis, vertegenwoordiging in classis, classes en synode. Het aantal gemeenten is 272, en het aantal leden per 2004: ruim 120.000 (Er is enig sprake van groei, zelfs na de lichte daling wegens de 'nieuwe vrijgemaakten').

De Nederlands Gereformeerde Kerken

Binnen de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) was niet iedereen het eens met de opvatting, dat deze kerk exclusief de ene ware kerk van Christus in Nederland zou zijn.

De Open brief

Op 31 oktober (!) 1966 richtten een 25-tal leden (waaronder 19 predikanten) zich in een Open Brief tot hun geloofsgenoten om hun bezwaren kenbaar te maken tegen de dominerende kerkvisie. Deze "Open Brief" werd in 1967 door de synode van Amersfoort veroordeeld als zijnde in strijd met de belijdenis. Ongeveer een kwart van alle Vrijgemaakt-Gereformeerden was het daarmee niet eens. Zij traden uit het kerkverband - of raakten ongewild buiten het kerkverband - en noemden zich "Gereformeerd Vrijgemaakt buiten verband". Ook keerden sommige predikanten terug naar de Gereformeerde Kerken.

Kopschuw

De "buiten-verbanders", zoals zij al gauw genoemd werden, kozen enige jaren geleden de naam Nederlands Gereformeerde Kerken. Zij zijn kopschuw geworden van alle synodale bemoeienissen en hebben daarom kerkordelijk een vrij los verband wat tendeert naar een vorm van congregationalisme.

De autonomie van de plaatselijke gemeente is groot. Om de twee jaar houdt men een landelijke vergadering, maar die bijeenkomst is beslist géén synode. Door de nadruk op de autonomie van de plaatselijke gemeente (congregationalistisch) zijn er onderling nogal wat verschillen: liturgisch (wel of geen opwekkingsliederen met wel of geen band, een cantorij of niet), in kerkorganisatie (vrouwelijke diakenen en/of ouderlingen wel of niet; aanvang 2004 heeft de Landelijke Vergadering zich uitgesproken vóór openstelling van alle ambten voor vrouwen, zie het rapport op www.ngk.nl) en, naar langzamerhand duidelijk wordt, ook theologisch (orthodox, evangelisch, en hier en daar toch ook tendenzen naar lichte vormen van vrijzinnigheid).

Er is op plaatselijk niveau een goede samenwerking met de Christelijke Gereformeerde Kerken, al lijkt een fusie niet reëel.

Organisatie en leden

Er wordt aan de plaatselijke kerkenraad het meeste 'gezag' toegekend. Er is wel overleg op regionaal niveau (een soort classis dus), waar zowel ambtsdragers als gewone leden naar toe afgevaardigd kunnen worden. Dat geldt ook voor de landelijke vergadering doe elke drie jaar wordt gehouden.

Alle gemeenten houden zich aan het Akkoord voor Kerkelijk Samenleven (AKS), hoewel afwijkingen mogelijk zijn. De vergaderingen zijn bedoeld elkaar te informeren en vast te houden bij een gemeenschappelijk belijden zonder elkaar daarin te willen dwingen. Politiek gezien voelen Nederlands Gereformeerden zich voor het merendeel thuis bij de ChristenUnie (voorheen RPF). Aantal leden: rond 27.000.

Overige protestantse groeperingen

Ten tijde van de Reformatie ontstonden er ook andere groeperingen dan de strikt calvinistische. Zij onderscheidden zich door dogmatische en/of kerkstructurele verschillen. We noemen hier kort twee broederschappen: de Remonstrantse Broederschap en de Doopsgezinde Broederschap.

De Remonstrantse Broederschap

Geschiedenis en belijden

Dit kerkgenootschap is ontstaan na de veroordeling van de remonstranten op de Nationale Synode van Dordrecht, 1618-1619 (zie Gereformeerd & Protestant). Er werden toen ± 200 predikanten afgezet. Deze stichtten daarop in 1619 te Antwerpen de Remonstrantse Broederschap. Onder de regering van Maurits werden de remonstranten vervolgd, onder Frederik Hendrik, die zelf remonstrantse opvattingen koesterde, mochten zij schuilkerken bouwen (dat zijn kerken die er aan de buitenkant niet als zodanig uitzien, ook wel privehuizen genoemd). In de 19e eeuw kwam de kerk onder invloed van het modernisme tot bloei. Sindsdien is zij het enige geheel vrijzinnige kerkgenootschap in ons land. Verdraagzaamheid is het belangrijkste kenmerk van een gelovige, vinden zij. Ook ten opzichte van wat je gelooft over Jezus. Ze belijden een algehele verzoening voor iedereen, ongeacht gelovig of niet. Strikt genomen hoort dit kerkgenootschap bij de kerken van de Gereformeerde Gezindte behandeld te worden. Plaatselijk duidt men de kerk soms nog aan met "remonstrants-gereformeerde gemeente", om daarmee aan te geven, dat men, hoewel vrijzinnig, toch wil staan in de lijn van het gereformeerde protestantisme.

Organisatie en leden

De broederschap is wars van kerkorganisatie en kent dan ook alleen een jaarlijkse Algemene Vergadering van het Algemeen bestuur. Aantal leden ca. 11.000.

De Doopsgezinde Broederschap

Geschiedenis en belijden

Ook de oorsprong van de Doopsgezinde Broederschap ligt in de tijd van de Reformatie (zie ook deze link op deze website). De beweging van deze Anabaptisten - 'opnieuw' dopers - verzandde na het debacle van Jan Beukelszn (van Leiden) in Münster, 1535: de revolutionaire elementen waren verdwenen en stille vromen bleven, onderling krakelend over detailpunten van het geloof, berooid achter. Een deel van deze Anabaptistische vromen werd door Menno Simons, ex-pastoor van Witmarsum in Friesland, verenigd met andere gelovigen die tot de "nieuwe leer" waren overgegaan. Zij vormden doopsgezinde gemeenten ('mennisten' of 'mennonieten' genoemd; hun gewone naam was 'Dopersen' of 'Doopsgezinden'). Menno Simons legde de nadruk op stille vroomheid en wereldmijding. Ten tijde van de vervolgingen onder Karel V en Philips II zijn er onder de dopersen de meeste slachtoffers gevallen, ook al vanwege hun leer van de volstrekte weerloosheid: 70 % van de martelaren is afkomstig uit deze kring. Het bekende martelarenboek "Het offer des Heren" legt daarvan getuigenis af.

Twee belangrijke kenmerken zijn:

1 Scheiding van kerk en staat: een christen moet zich zelfs niet bemoeien met de politiek, dus:
geen staatsambten bekleden e.d.
geen eed afleggen
overtuigd pacifist zijn

2 Geen officiële geloofsbelijdenis: zij willen zich houden aan de Bijbel, beter nog: hun fundament is Jezus Christus. Bij de doop spreken mensen hun eigen persoonlijke geloofsbelijdenis uit. Toch bestaan er wel uitgangspunten:
geen kinderdoop
geestelijke vrijheid
geen strakke organisatie (maar vrije vorm van een heilige gemeente)

Hieruit volgt dat doopsgezinden zeer tolerant zijn. Aanvankelijk oefenden zij het beroep uit van koopman of handwerksman. Hun ijver en spaarzaamheid bracht sommigen tot grote welstand. In de 17e eeuw laten zij prachtige huizen bouwen langs de Vecht (de "Mennistenhemel"). Een bekende doopsgezinde was de vaderlandse dichter Joost van den Vondel (1587-1679). In hun kring nam de vrijzinnigheid toe, al zijn er tot op de dag van vandaag ook in ons land rechtzinnige doopsgezinden. Hun opvatting over geestelijke vrijheid voorkwam scheuringen over bepaalde geloofsstukken.

Maatschappelijk hebben ze veel betekend

De Maatschappij tot nut van het Algemeen (1784) is door hen gesticht, evenals de wijkverpleging en het Groene Kruis. De hofjes en weeshuizen hadden een goede naam.

Vanaf het begin zijn wel een tweetal stromingen te onderscheiden:

a een christologische, ecclesiologische groep, die nadruk legde op de gehoorzaamheid aan Gods Woord en het belijden van Christus. Ze zijn vooral te vinden in Zeeland en Zuid-Holland en vormen daar voor Hervormden een alternatief als ze hun eigen gemeente als te 'strak' ervaren.

b een spiritualistische groep, die de nadruk legde op de inspraak van de Heilige Geest, soms zelfs op de autonomie van de menselijke geest. Deze inspraak, een soort innerlijk licht, werd in feite gesteld boven de Bijbel, die men slechts als "papieren paus" behandelde. In de 17e en 18e eeuw vereenzelvigden sommige doopsgezinden dit licht met de Rede of Ratio. Uit doopsgezinde kring zijn veel vrijzinnige denkers en geleerden voortgekomen.

In 1911 waren ze de eersten met een vrouwelijke predikant; thans is 40% van de voorgangers en pastorale werkers vrouw. Zusterkringen, verenigd in de Landelijke Federatie van Doopsgezinde Zusters, vormen voor veel gemeentes de kurk waar ze op drijven. De laatste tijd is er een grote terugloop in ledenaantal. Hete hangijzers zijn de betekenis van het vredesgetuigenis, en de relatie tussen politiek en kerk.Organisatie en leden

Hun kerk in Nederland bestaat uit zelfstandige gemeenten die geleid worden door een kerkenraad. Als een soort advies- en vertrouwenscollege hebben zij de "Algemene Doopsgezinde Sociëteit" gesticht (1811). Zij zijn zeer oecumenisch en medeoprichters van de Wereldraad van Kerken. Verder zijn ze lid of deelnemer van het InterKerkelijk Vredesberaad (IKV), Ikon en Kerken in Actie. Voor samenwerkingsverbanden met andere kerkgenootschappen, bijvoorbeeld SOW of de Remonstrantse Broederschap, voelen ze niets, hoewel er op plaatselijk niveau wel samenwerking is.
Aantal leden in Nederland, rond 2004: 15.000. Deze zijn verdeeld over 120 gemeenten, met 75 voorgangers.

Buitenland

In Amerika wonen veel Doopsgezinden, evenals in Duitsland, Polen en Rusland. Opvallend is, dat de doopsgezinden daar veel orthodoxer zijn dan in ons land. Er zijn in Amerika zelfs groepen, die alle modern comfort verwerpelijk achten. Zij leven nog als in de 17e eeuw (de Amish, bijvoorbeeld).

Met deze site openen we de rij Evangelische groeperingen of ook wel vrije groepen genoemd. Deze gemeenten zijn in de 19e en 20e eeuw ontstaan, soms als reactie op de kerk, soms als evangelisatiebeweging.

Wat is 'evangelisch'?

Voordat we verder gaan bezien hoe deze gemeenten zich ontwikkelden, is het goed om eerst een definitie van 'evangelisch' te geven. Er zijn tegenwoordig immers heel veel mensen en stromingen die zichzelf 'evangelisch' noemen of die als zodanig worden aangeduid.

Een recente definitie is die van Pieter Boersema: "Een beweging in de protestantse 'hoek, waar de mensen zich aangesproken voelen om te getuigen in woord en daad van een persoonlijke bekering waarin Jezus Christus centraal staat en waarbij de Bijbel het belangrijkste richtsnoer voor hun leven is en ze het werk van de Heilige Geest onmisbaar vinden."

Hij geeft het volgende schema (verder uitgelegd op het hoorcollege):

traditionele kerken
vrije groepen
accent op charismata
kerkelijk charismatisch
onafhankelijk charismatisch
accent op bijbel
kerkelijk evangelisch
onafhankelijk evangelisch

Dit wat betreft de Nederlandse situatie. Opgemerkt moet worden dat er wereldwijd zo'n 500 miljoen 'evangelicals' zijn en dat deze groep sterk groeit.
In Engeland heeft men in de jaren '90 van de twintigste eeuw twaalf soorten 'evangelicals' van elkaar weten te onderscheiden, de "twelve tribes of evangelicalism":

1. Anglican Evangelicals
2. Pentecostals
3. Ethnic churches (black churches of African or Caribbean origin)
4. Renewal groupings (charismatic evangelicals in the Anglican Church and the RC Church)
5. Seperatists (mostly Reformed, Calvinist in their theology)
6. Reformed Evangelicals (reformed evangelicals in e.g. the Anglican Church)
7. Evangelical Majorites (denominations like the Salvation Army, Presbyterian Church of Ireland and the Baptist Union)
8. Evangelical Minorites (Evangelicals in the Methodist Church, the Congregational Union and the United Reformed Church)
9. Evangelical Non-Denominational Groups (independent churches, loosely affiliated together)
10. The New Churches (the former House Church Movement)
11. Independents
12. Evangelical Denominations (Free Church of England, the Churches of Christ and the Independent Methodist)

Met deze gemeenten openen we de rij Evangelische groeperingen of ook wel vrije groepen genoemd. Deze gemeenten zijn in de 19e eeuw ontstaan als reactie op de invoering van de reglementenbundel door koning Willem I èn vanwege de invloed van de vrijzinnigheid in de Hervormde Kerk.

Vele blijmoedige gelovigen verlieten de Hervormde Kerk. Zij voelden zich in hun geloofsbeleving niet thuis bij de afgescheiden gemeenten, die zij te zwaar op de hand vonden en te weinig evangelisch.

De Vrij-Evangelischen willen gemeenten van gelovigen zijn. De eerste voorwaarde voor het lidmaatschap is, dat men zich een kind van God weet te zijn. Een strakke kerkorganisatie kent men niet. De Bijbel wordt aanvaard als het Woord van God, de prediking is rechtzinnig, maar men aanvaardt niet de Drie Formulieren van Enigheid. Niet een dogmatisch, maar een bijbels christendom, is hun leuze.
In hun theologie wordt veel aandacht geschonken aan de leer van het Duizendjarige Rijk, het chiliasme. Liturgisch laat men elkaar erg vrij: er zijn gemeenten die de Psalmberijming van 1773 nog gebruiken, andere hebben een nieuwere berijming. Ook worden er gezangen en geestelijke liederen gezongen, o.a. uit de bundel van Johannes de Heer. De afgelopen decennia heeft de moderne theologie grote invloed gekregen in veel (Bond)gemeenten.

Organisatie en leden

In 1881 verenigden de meeste gemeenten zich in de "Bond van Vrije Evangelische Gemeenten": vrij van het synodale juk van de Hervormde Kerk en vrij van staatsinmenging. Men beschouwde zichzelf als een voortzetting van de Hervormde Kerk. De gemeenten die een te grote invloed van de Bond vreesden, hielden het bij een federatieve vorm. Gemeenten die lid zijn van de Bond verplichten zich bijvoorbeeld predikanten te beroepen die lid zijn van de Bond en hun zendingswerk (belangrijk punt bij de VEG) op Bondsniveau te regelen en niet mensen vanuit een plaatselijke gemeente uit te zenden.

De gemeenten kennen net als de kerken uit de Gereformeerde gezindte en de Hervormde kerk de ambten van predikant, ouderling en diaken. Grote nadruk leggen zij op het ambt aller gelovigen.

Er is wederzijdse erkenning van predikanten tussen VEG die bij de Bond zijn aangesloten en de Hervormde Kerk.

Er zijn ongeveer 13.500 leden, verspreid over een kleine 50 gemeenten.

Baptisten Gemeenten in Nederland

Volwassendoop

De eerste Baptistengemeente werd in ons land gesticht in 1845 te Gasselte-Nijeveen. De Hervormde predikant aldaar, dr. Feisser, was tot de overtuiging gekomen, dat de kinderdoop bijbels niet goed te verdedigen was. Hij onttrok zich aan de Hervormde Kerk, liet zich overdopen en werd de eerste baptistenpredikant. Na hem kwam ook ds. J. de Liefde, de stichter van "Tot heil des volks" te Amsterdam. Deze laatste is niet lang bij de Baptistengemeente gebleven, maar is medeoprichter van de VEG geweest (zie 11). Aanvankelijk noemde men zich lid van de Gemeenten van Gedoopte Christenen, maar in navolging van het buitenland duidde men zich al gauw aan als Baptistengemeente. De bijbel heeft het hoogste gezag, uitverkiezing wordt niet als dogma beleden, maar juist de keuzemogelijkheid en vrijheid van de mens.

General en particular

Beroemde Baptisten waren John Bunyan, Spurgeon, Martin Luther King, en iemand als Jimmy Carter (die wekelijks in een bijbestudie, met veel pers, voorgaat). Vanouds onderscheidt men General-Baptists en Particular-Baptists. De eersten (ontstaan in de 17e eeuw uit engelse vluchtelingen in Amsterdam) staan de algemene verzoening voor, de laatsten (ontstaan in 1638) houden zich in de lijn van Calvijn aan de leer van de predestinatie (uitverkiezing: niet iedereen wordt zalig bij Jezus' wederkomst, alleen zij die in Hem geloven).

Organisatie en leden

De Baptistengemeenten zijn plaatselijk erg zelfstandig. Zij hebben geen vast omschreven geloofsbelijdenis. Hun grondslag is: de Openbaring Gods, zoals die door de Bijbel tot hen gekomen is. De leer is rechtzinnig, al doet zich hier en daar de invloed van de moderne bijbelkritiek gelden. Veel Baptistengemeenten zijn aangesloten bij de Unie van Baptisten Gemeenten. De toenemende invloed van de moderne theologie heeft ertoe geleid, dat plaatselijke gemeenten zich uit deze Unie hebben losgemaakt of helemaal niet zijn toegetreden. De niet-aangesloten Baptistengemeenten zijn doorgaans bijbelgetrouw en leggen een grote zendingsijver aan de dag. Gelukkig kan dat ook nog van de meeste aangesloten gemeenten gezegd worden.

De Unie regelt zeken als pensioenfonds voor predikanten, de uitgave van het blad De Christen, de samenstelling en uitgave van de zangbundel en heeft een zendingscommissie onder zich.
De Unie heeft zich in 1948 bij de toen opgerichte Wereldraad van Kerken aangesloten.
Er zijn ongeveer 90 gemeenten, inclusief kinderen en aanhangers is het totaal ongeveer op 28.000 te stellen.

In 1982 hebben 22 zogenaamde "vrije baptistengemeenten" zich verenigd in de "Broederschap van Baptistengemeenten in Nederland"

Theologisch is er nauwelijks verschil met Unie, maar men kiest hier voor een nog losser samenwerkingsverband, die zich voornamelijk beperkt tot onderling contact. In totaal telt men meer dan 33 plaatselijke kerken met 7.000 leden (2007) Het totaal van deze vrije gemeenten kan op ca. 15.000 aanhangers worden gesteld.

De Pinkstergemeenten wortelen, evenals veel andere geestelijke groeperingen, in de traditie van de 18e-eeuwse opwekkingsbewegingen. Bij methodistische predikers als Wesley en Whitefield kwamen er verschijnselen voor, die men aanduidt met charismata (charis = genade), de gaven van de Heilige Geest (spreken in tongen; gebedsgenezing e.d.).

Aan het eind van de 19e eeuw waren er in Amerika revivalbewegingen (opwekkingsbewegingen) o.l.v. figuren als Moody en Sankey, waar ook de nadruk gelegd werd op het werk van Gods Geest. In Engeland/Wales kwam er een grote opwekking tot stand in 1904, die ook in ons land grote indruk maakte, o.a. op Abraham Kuyper.

Ontstaan

Een precies moment, waarop de Pinkstergemeenten zijn ontstaan, kan men niet aanwijzen, evenmin als een bepaalde leider. Als begin ziet men doorgaans de gebeurtenissen in Los Angeles in 1906, waarbij er velen de geestesdoop ontvingen. Onder hen was een Noorse predikant, Barratt, die later in zijn vaderland enthousiaste verhalen zou vertellen over wat hij had meegemaakt. De berichten uit Amerika en uit Noorwegen drongen door tot in ons land. In de jaren ’20 en ’30 leefde nog het idee om binnen de kerken te blijven. Er kwamen toen veel buitenkerkelijken tot geloof, vooral onder de arbeiders en de middenstand. Verschillende broeders werden met de Heilige Geest gedoopt en gingen als evangelist aan het werk (broeder Polman, lang het samenbindend element landelijk gezien, en later de broeders Van der Woude, Klaver en Vetter). Allerlei bladen werden gedrukt: Kracht van Omhoog, Spade Regen, Het Middernachtelijk Geroep.

Al gauw ontstonden overal Pinkstergemeenten, vaak onder namen als Volle Evangeliegemeenten (niet te verwarren met Vrije Evangelische Gemeente, zie ...)
of Gemeente Gods, die - na Polman - betrekkelijk los van elkaar voortleefden.

In 1943 werd besloten om een Broederschap van Pinkstergemeenten te stichten. Er ontstond veel onderlinge rivaliteit. Na de Tweede Wereldoorlog ging het werk door en breidden de gemeenten zich snel uit. In 1947 kwam het tot een verbroedering en ging men onder de naam Volle Evangelie Gemeenten verder. Eind jaren vijftig spoelde een nieuwe golf pinkstervuur over Nederland. Mensen als Johan Maasbach en Ben Hoekendijk begonnen genezingscampagnes.

Door de tijd heen zijn er veel vertakkingen ontstaan, onder meer omdat er uitgaan wordt van het delingsprincipe: zodra een gemeente erg groot wordt, splitst ze zich in twee zelfstandige gemeenten. [noot 1] Denk bijvoorbeeld aan de Morgenstondgemeenten in Den Haag en omgeving, opgericht door Peter Rothuizen in de jaren ’70. Inmiddels zijn er in de regio diverse nieuwe Morgenstondgemeenten ontstaan, variërend van 50 tot 500 leden, en verenigd op de website www.morgenstond.org. Ook de Bereagemeente heeft als één van de doelstellingen nieuwe gemeenten te stichten. Die vele groeperingen staan overigens niet vijandig tegenover elkaar, al vindt men ook in deze kringen vaak kleinmenselijke onenigheden die weer aanleiding geven om uit elkaar te gaan. Bekende benamingen van gemeenten zijn: Berea-gemeenten, Philadelphia-gemeenten, Volle evangelie Gemeenten, Gemeenten Gods (Assemblies of God), Pinkstergemeenten, Evangeliegemeente De Deur, Bethel Pinksterkerken, Broeders in Christus. Sinds 2002 is er sprake van een Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten in Nederland (= VPE), dit is een vereniging van de Broederschap van Pinkstergemeenten en van de Volle Evangelie Gemeenten in Nederland.

Boodschap

De boodschap van de Pinkstergemeenten varieert van bijbelgetrouw - met vanzelfsprekend nadruk op charismata - tot extreem fundamentalistische overaccentuering van deelwaarheden, bijv. de tongentaal als het kenmerk bij uitstek van de echte christen. Bij de zgn. neo-Pentecostals is dit echter niet meer het geval.
Enkele hoofdpunten:

a) De doop met of in de Heilige Geest. Het N.T.(Nieuwe Testament) maakt onderscheid tussen twee soorten christenen, zo zegt men: wedergeborenen, die de Here Jezus hebben aangenomen en die reeds iets van de Heilige Geest hebben ontvangen (vgl. de discipelen vóór de Pinksterdag) en de met Geest gedoopten. [noot 2]

b) De gaven van de Heilige Geest (zie 1 Kor.12:8-10).

c) De doop op belijdenis en door onderdompeling ('volwassendoop')

d) Kerk als organisatie kent men niet, evenmin als de ambten in kerkelijke zin. In feite hebben zij een congregationalistische kerkopvatting, d.w.z. men beschouwt alleen de plaatselijke congregatie of gemeente als de kerk.

e) Chiliasme: een duidelijke visie op de eindtijd, waarin er sprake is van een 1000-jarig rijk. In dat rijk zullen de gelovigen met God regeren, maar het laatste oordeel is het nog niet.

f) Nadruk op persoonlijke overgave en bekering

g) Nadruk op heiliging: gebed, vasten, offervaardigheid.

Organisatie en leden

De organisatie van Pinkstergemeenten is congregationalistisch, zo moge duidelijk zijn. De plaatselijke gemeente bepaalt beleid, visie en aanpak. Er is sprake van gavengericht toekennen van taken. Dat houdt in dat men in de gemeente gespitst is op het inzetten van ieders gave(n). Andersom ook: als er een taak ligt die uitgevoerd moet worden, wordt er niet gevraagd wie er tijd heeft, maar wie er de juiste gave(n) voor heeft.

Omdat er naast de genoemde gemeenten nog zoveel huisgemeenten bestaan en er elke keer grote wijzigingen zijn in ledental is het haast ondoenlijk een inschatting van het ledental te geven. Bij de VPE zijn 125 pinkster- en volle evangeliegemeenten aangesloten, met 200 predikanten. De VPE is verbonden aan de World Assemblies of God Fellowship, waarbij 236.000 gemeenten zijn aangesloten met zo'n 50 miljoen leden wereldwijd. (Bron: https://www.vpe.nl/) Hiernaast zijn er nog vele tientallen ‘losse’ Pinkstergemeenten, maar daar zijn weinig betrouwbare gegevens over.

De Vergadering van gelovigen

Een voorbeeld van een vrije groep die in de leer nog tamelijk dicht bij de Reformatorische kerken staat, is de Vergadering van gelovigen. Het is een vrije groep, omdat de "broeders", zoals zij zich graag noemen, elke kerkorganisatie en binding aan een of meer belijdenisgeschriften afwijzen. Zij noemen zich geen lid van de Vergadering van gelovigen, maar eenvoudig "Christen".

Darby

De Vergadering is ontstaan in de 19e eeuw door het werk van John N. Darby, die zijn predikantschap in de Engelse Kerk vaarwel gezegd had en die groepen Christenen om zich heen verzamelde, die ijverig aan bijbelstudie gingen doen buiten de officiële kerkelijke leiding om. Al spoedig verbreidde Darby zijn opvattingen in heel West-Europa, Amerika en Egypte. Hij was namelijk een reislustig man en overal waar hij kwam, wist hij oprechte gelovigen voor zijn inzichten te winnen. Het meest opvallende leerstuk van hem was zijn radicale afwijzing van de ambten en de kerkorganisatie. In Nederland kwamen in de 19e eeuw o.a. de broeders Willink, Bronkhorst, Lemkes en Voorhoeve tot het inzicht, dat zij moesten gaan samenkomen, zoals Darby dat op grond van de Bijbel hen voorhield.

Dispensationalisme

Weldra komt de Heer op aarde / Om zijn koninkrijk t'aanvaarden / Met de zijnen te regeren duizend jaar
Dan zal heel de schepping juichen / Alle knie voor Jezus buigen / Vrede en recht heerst dan op aarde, duizend jaar / Zie, de tijden, zich bereiden / Dat het koninkrijk van Christus / hier op aard wordt openbaard
Maranatha, halleluja, / Jezus komt en heerst als koning duizend jaar.
Een tegenpool van het pentecostalisme binnen de evangelische beweging is het dispensationalisme. Het woord dispensationalisme is afgeleid van dispensation en komt voor in de bijbel als vertaling van het woord oikonomia; in het Nederlands is dit woord wel vertaald met bedeling, daarom wordt deze stroming ook wel aangeduid met de bedelingenleer. Voor deze leer moeten we terug naar John Nelson Darby, die commentaren op de bijbel schreef en tevens enkele bijbelvertalingen maakte (in Frans en Engels).

C.I. Scofield was degene die het dispensationalisme van Darby populariseerde en structureerde

In de geschiedenis onderscheidde hij zeven bedelingen, afgemeten tijdperioden waarbij God zich elke keer op een andere manier openbaarde. Momenteel leven wij in de bedeling van de genade, de zesde bedeling, die gevolgd zal worden door de zevende en laatste bedeling voordat de nieuwe hemel en nieuwe aarde zullen ontstaan, de bedeling van het millennium, het 1000 - jarig vrederijk. Scofield heeft een studiebijbel geschreven, de Scofield Reference Bible, die in evangelische kringen nog steeds veel gebruikt wordt. Binnen het dispensationalisme houdt men zich veel bezig met de eindtijd. De term die binnen deze beweging is ontstaan en binnen veel evangelische kringen opgang heeft gemaakt is die van de Rapture, de opname van de gemeente voor de grote verdrukking. Men gelooft dat, voordat het 1000-jarig vrederijk aanbreekt, er een periode van grote verdrukking zal zijn. Op grond van vooral Openb. 3:10 en 2 Thes. 2 gelooft men dat voor die periode de gemeente van Christus, en dat zijn de waarlijk wedergeborenen (dwars door alle denominaties heen) zal worden opgenomen in de hemel, en zo hoeven zij de verdrukking niet mee te maken.

Er is veel gespeculeerd over de toekomst. Of de antichrist een paus zal zijn, of de Rooms-katholieke Kerk of de Wereldraad van Kerken de hoer van Babylon is, welke rol Israël speelt in het hele gebeuren, dat Europa het beest met de tien koppen is, enz. De Maranatha-beweging, die begin deze eeuw opkwam hield zich bezig met dergelijke zaken. Voor Nederland kan de naam van Johannes de Heer worden genoemd. Het dispensationalisme en de maranatha-beweging hebben vooral grote invloed gehad in fundamentalistische kringen en in baptistengemeenten, maar ook de Vergadering der Gelovigen zijn een bron van maranatha-literatuur, pamfletten en tijdschriften.
Het dispensationalisme is uitgesproken anti - charismatisch. Zij zet zich af tegen de pinksterbeweging omdat er in deze tijd geen gaven van de Geest kunnen voorkomen; deze zijn na de apostolische tijd opgehouden. Voor wat betreft Nederland kan de bekende Vergadering-professor W.J. Ouweneel genoemd worden die in zijn boek Het domein van de slang uit 1984 de pinksterbeweging tot het 'domein van de slang' rekende. Dat hij destijds de bedelingenleer aanhing blijkt ook uit het feit dat hij gebedsgenezers mensen noemde die 'in een verkeerde bedeling' opereren. Inmiddels heeft Ouweneel deze opvatting herroepen in zijn boek Geneest de zieken! (Meinema 2003).

Regels

De broeders komen samen op de grondslag van het Woord van God, waarbij zij Handelingen 2 e.v. als uitgangspunt nemen voor hun samenzijn als gemeente: volharden bij de leer der apostelen, de breking des broods en de gebeden. Er zijn geen ambten en geen belijdenissen. Wel uitgangspunten.
In de gemeente gaat niet één persoon voor, maar iedere broeder die in zijn hart gevoelt, dat hij een woord van de Here te spreken heeft, mag dat doen.
De vrouwen moeten, overeenkomstig het woord van Paulus, in de samenkomsten zwijgen.

Het Avondmaal wordt elke zondag bediend. Er vindt daarnaast (ervoor of 's avonds) ook een lofprijs- en bijbelstudiedienst plaats.
De volwassendoop wordt beschouwd als de schriftuurlijke doop, al aanvaarden de broeders in Nederland wel de kinderdoop van iemand die vanuit een kerk tot hen toetreedt (althans, de open vergaderingen)
Strikt genomen kun je geen lid worden want er is geen officieel kerkverband. Er zijn plaatselijke 'vergaderingen van christenen'.

Er is geen kerkenraad, maar alle broeders van de gemeente zijn welkom op de avonden waarop de koers en de praktische zaken van de vergadering worden besproken. Ook worden er wel organisatieraden ingesteld die bijvoorbeeld de financiële zaken van de vergadering regelen.
Grote aandacht is er in de verkondiging voor het Duizendjarig Rijk en de opname van de gemeente.

De onderlinge tucht is doorgaans streng. In de vorige eeuw heeft dat al geleid tot een splitsing in gesloten en open broeders: de eersten handhaven een strenge tucht, vooral bij de vraag of iemand toegang mag hebben tot het Heilig Avondmaal, de laatsten zijn daarin veel soepeler. Verder zijn de open broeders meer evangelisatiegericht dan de gesloten vergaderingen. Er is sinds enige jaren weer wat toenadering tussen gesloten en open broeders, maar dat leidt bij meer behoudende groepen tot grote spanningen.

Het aantal 'leden' wordt geschat op tussen de 7000 en 12.000 leden. In Nederland tellen de gesloten broeders 87 plaatselijke geloofsgemeenschappen met ongeveer 10.000 leden. De open broeders tellen 37 gemeenten, met ongeveer 1.500 leden.

Het Leger des Heils

De stichter van de "Salvation Army" is William Booth. Hij is op jonge leeftijd bekeerd en gaat daarna het verlorene zoeken. Gered om te redden, zou later zijn leuze worden. Hijzelf is methodist. Het methodisme stamt uit de 18e eeuw; kenmerkend was onder meer dat in de prediking een bepaalde methode werd voorgestaan: eerst scherpe oordeelsprediking, waardoor de zondaar in benauwdheid komt, dan de belijdenis van zonden en de aanbieding van het heil in Christus, waarna de bekeerde er zelf op uitgestuurd werd om anderen te redden. Bij Booth vinden wij een zelfde aanpak terug. In 1865 begon hij met straatevangelisatie (the East London Christian Mission). Deze activiteit groeide uit tot de stichting van de Salvation Army (1878).

Grondregels

Geheel overeenkomstig zijn opvatting over een heilsleger, voerde Darby een vlag in, een wapen met motto en een militaire hiërarchie. Vier grondregels gaf hij aan de "heilsoldaten" mee:
a Wacht niet tot mensen bij u komen, ga er zelf op af;
b Spreek zo tot de mensen dat zij u kunnen begrijpen en zing er veel bij (makkelijke melodieën, soms straatliedjes, begrijpelijke tekst);
c Spoor de zondaren aan te knielen en Jezus aan te nemen ("Do it now!") en bij de zondaarsbank te knielen en Jezus aan te nemen;
d Zet de geredde zondaar onmiddellijk zelf aan het werk.
In 1887 drong het Leger des Heils door tot in Nederland met als hoofdkwartier Amsterdam (nu: Almere).
In zijn organisatie lijkt het Leger des Heils niet op enige kerk, het kent ook geen sacramenten, maar in de leer staat het leger des Heils tamelijk dicht bij de reformatorische kerken.

Organisatie en leden

Naast het geestelijke doel zielen te redden voor Jezus stelde Booth ook een sociaal doel. Aanvankelijk werden de heilsoldaten bespot, maar door het vele sociale werk in de achterbuurten en op plaatsen waar grote nood heerste, kreeg men meer waardering voor hun werk. Op het ogenblik kent het Leger des Heils twee poten: een (vergrijzend) kerkgenootschap dat zich o.a. bezighoudt met evangelisatiewerk en een soort organisatie voor maatschappelijk werk, waarin reclassering, arbeid onder voogdijkinderen, drugsverslaafden, alcoholisten, prostituées, zwervers en daklozen centraal staan. Ook in dat opzicht is deze groepering een correctie op de kerken: waar deze niet meer kunnen of willen komen, komt het Leger des Heils. De organisatie heeft haar hoofdkantoor (met communicatie-afdeling!) in Almere. Het blad dat ze uitgeven heet De Strijdkreet. Aantal leden: 12.000.

Lees ook eens: De Geschiedenis van de kerk
 

 READ THE BOOK - THE BIBLE CHANGE YOUR LIFE

   

Heer, wees mijn Gids

                                

INFO: DE WEG - DE WAARHEID HET LEVEN FILM

Handige Bijbel

Remember all victims of violence worldwide   

GEBED  LEEFREGEL  BELIJDENIS  

DE WEG | DE WAARHEID HET LEVEN | FILM | AUDIO

CREATOR

HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS

Waard om te weten :

Een hartelijk welkom op de site
Deze pagina printen
Sitemap

Wie zoekt zal vinden

FAQ - HELP

Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
 
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen


Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden"Lees eens: Het zwijgen van God

God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.
Lees eens:  God's Liefde

Schat onder handbereik


Bemoediging en troost

Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible -
 great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps

Read more for Study  
Apocrypha, Historic Works
 GELOOF EN LEVEN een
          KLEINE HULP VOOR  ONDERWEG
 

Wie zoekt zal vinden           


www Holyhome.nl

Boeiende Series :

Bijbelvertalingen
Bijbel en Kunst

Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten

De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard

De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus

Goede Vruchten
Geestesgaven

Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid

Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen

De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen

Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels

Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
 
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!  

Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels

Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron

Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels

Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken

Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
 Luisterbijbel

Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst   -1-   -2-

Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk opOnline-bijbel.nl
         
  (
What's good, use it)