Bijbelstudie VI

De Kánon en Vertalingen

Het woord "kánon" is een Grieks woord en betekent: maatstok, richtsnoer, rechte staf. Figuurlijk gebruikt komt het in de betekenis van "leefregel" voor in Gal. 6 : 16: "En zovelen naar deze "regel" willen wandelen.

Later werd kánon de naam van een lijst van boeken door de kerk als "Goddelijk" erkend. Dus kanoniek zijn de boeken wier echtheid en Goddelijk gezag door de Christenen erkend wordt.

De andere boeken, die niet in de kánon werden opgenomen, omdat er geen overtuigende gronden aanwezig waren voor hun Goddelijk gezag, werden apocriefe boeken genoemd. Apocrief wil zeggen: verborgen, geheim, dus verdacht.

De Bijbel is de kánon: de gezaghebbende standaard voor het leven.

 

De Joodse Kánon

Van de wijze, waarop vóór de ballingschap de heilige Schriften bewaard werden, bestaan slechts vage vermoedens.

Mozes gebood dat het Boek der wet "aan de zijde van de ark" geplaatst zou worden. (Deut. 31 : 26.)

En Hilkia zeide tot Safan: "Ik heb het wetboek in het huis des Heren gevonden." (2 Kon. 22 : 8.)

 

In het vervolg werden aan het wetboek van Mozes het boek van Jozua en andere geschiedkundige boeken toegevoegd en later de Spreuken en sommige profetieën, want Daniël spreekt van "de Boeken".

In Dan. 9 : 2 lezen we: .... merkte ik Daniël "in de boeken", en dan gaat het om de woorden van de profeet Jeremia uit Jeremia 29 : 10.

Zacharia spreekt in hoofdstuk 7 : 12 over "de wet en de woorden", die de Here der heirscharen zond in Zijn Geest, door de dienst der "vorige profeten" en Jesaja zegt: "Zoekt in het "boek des Heren" en leest.... want Mijn mond Zelf heeft het geboden." (Jes. 34 : 16.)

 

De boeken van de Joodse Kanon (het Oude Testament) werden van den beginne af in de Christelijke bijeenkomsten voorgelezen als van Goddelijke oorsprong zijnde.

Vermoedelijk zijn ze in de tijd van Ezra grotendeels samengebundeld.

 

Nieuw-Testamentische Kánon

De verzameling Nieuw-Testamentische boeken werd afgesloten op het concilie te Hippo Regius (393 n. Chr.) en te Carthago (397 n. Christus.)

Het Nieuwe Testament bevat 27 boeken waarvan 5 geschiedkundige boeken (Evangeliën en Handelingen), 14 zendbrieven van Paulus, 7 algemene brieven (n.l. 1 brief van Jakobus, 2 van Petrus, 3 van Johannes, één van Judas), en 1 profetisch boek: de Openbaring.

Ook deze indeling dient slechts om een overzicht te geven.

Het Oude Testament, zoals wij het hebben in de Statenvertaling, heeft 929 hoofdstukken en het Nieuwe Testament heeft er 260, dus totaal 1189 hoofdstukken.

 

Vertalingen van de Bijbel

Gods bijzondere voorziening is merkbaar in de vertaling van het Oude Testament in het Grieks, die omstreeks 285-280 v. Chr. geboorte in Alexandrië tot stand is gekomen ten behoeve van de Joden, die in landstreken woonden waar geen Hebreeuws of Aramees maar Grieks gesproken werd.

Deze vertaling wordt de "Septuaginta" genoemd.

"Septuaginta" is een Latijns woord voor het getal 70, dat in Romeinse cijfers als LXX wordt aangegeven.

Volgens "overlevering" zou deze vertaling door 72 Joodse Schriftgeleerden (6 uit elke stam) tot stand zijn gekomen in 72 dagen.

Het is echter niet meer dan een overlevering.

Aan deze 72 vertalers, afgerond tot het getal 70, heeft deze vertaling haar naam te danken.

Waarschijnlijk is deze vertaling grotendeels ontstaan tussen de jaren 280-247 v. Chr. onder de regering van Ptolemeüs II Philadelphus (285-247), die beroemd is door de stichting van het museum en de bibliotheek van Alexandrië, en onder zijn voorganger.

Van die tijd af bezaten de Joden hun gewijde Geschriften in beide talen, die toen door hen werden gesproken: Hebreeuws en Grieks.

Deze vertaling had echter een veel verdere verbreiding en bereikte velen, die niet tot het uitverkoren volk behoorden: de heidenen, en het verlevendigde de hoop op de komst van een machtige Bevrijder, die in het land van Israël zou verschijnen.

De Geest van God gebruikte de Septuaginta om de weg te bereiden voor de komst van de Heer Jezus. De wijzen uit het Oosten waren schijnbaar niet onbekend met de profetieën.

Vele aanhalingen van de schrijvers van het Nieuwe Testament zijn ontleend aan de Septuaginta.

 

Het boek der wet wordt de "Pentateuch" genoemd. Dit betekent vijfdelig, dus een werk op 5 rollen geschreven, en is de naam van de eerste vijf boeken van de Bijbel: Genesis tot Deuteronomium. De Joden noemen de "Pentateuch" de "Thora".

 

De handschriften van de Bijbel

Het Nieuwe Testament is oorspronkelijk in het Grieks geschreven.

Er is een zwak vermoeden, dat het Evangelie van Mattheüs eerst in het Aramees verscheen, maar in elk geval werd dit handschrift spoedig in het Grieks vertaald.

 

Wij willen enkele handschriften van de Bijbel noemen, doch alleen de meest bekende.

Het teken dat gebruikt wordt voor een Bijbels handschrift is: MS Dit betekent "Manuscript".

Als er dus over de manuscripten, de handschriften van de Bijbel, wordt gesproken, worden deze letters gebruikt: MSS (manuscripten).

 

Een afzonderlijk MS (handschrift) wordt een "Codex" genoemd. Codex betekent eigenlijk plank. Vroeger schreef men op met was bestreken plankjes. Na de uitvinding van de boekdrukkunst noemde men een handschrift van de Bijbel "Codex", de tot een boek samengevoegde handschriften.

 

Er zijn duizenden MSS (manuscripten), daar vóór de boekdrukkunst alles geschreven werd. Er werden dus ook afschriften van de Bijbel of gedeelten van de Bijbel gemaakt.

 

1e Codex Vaticanus, van de 4e eeuw, die bewaard wordt in de Bibliotheek van het Vaticaan te Rome.

2e Codex Sinaïticus, van de 4e eeuw, die bewaard wordt in de Bibliotheek te Londen.

Deze werd gevonden door Tischendorf in het klooster aan de voet van de Sinaï in 1859. Het Nieuwe Testament is geheel compleet en bijna het gehele Oude Testament.

3e Codex Alexandrinus, van de 5e eeuw, die bewaard wordt in het Britse Museum. Een geschenk van de patriarch van Constantinopel aan de Engelse koning Karel 1 in 1627. Enkele gedeelten van het Nieuwe Testament worden gemist.

4e Codex Ephraïmiticus, van de 5e eeuw, die in de bibliotheek van Parijs bewaard wordt. Hij bevat delen van de vertaling van de LXX en gedeelten van het Nieuwe Testament.

 

Deze bevatten geheel of gedeeltelijk ook het Gr. Oude Test. en de laatste de Vulgata van Hieronymus.

Behalve deze handschriften zijn er nog vele duizenden, maar deze zijn de meest bekende en de meest volledige.

Kort na de verschijning van de geschriften van de Apostelen en die van de andere schrijvers van het N. Test. zag, in het begin van de 2e eeuw n. Chr., de Oud-latijnse uitgave van de Griekse Bijbel het licht.

De vertaling van de Griekse Bijbel in het Latijn had ten doel, de Christenen die in Noord-Afrika woonden, een Bijbel te geven in hun eigen taal. Zij kenden geen Grieks.

Deze vertaling werd herzien door Hieronymus (329-420). Zijn herziene uitgave werd de "Vulgata" d.w.z. "algemeen verbreide", genoemd.

De Vulgata is de Bijbel die door de R. Kath. kerk wordt gebruikt.

 

Tot slot nog deze enkele woorden uit Psalm 119:

"Ontdek mijn ogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet" : 18.
"Ook zal ik voor koningen spreken van Uw getuigenissen en mij niet schamen" : 46.
"De opening Uwer woorden geeft licht, de slechten (eenvoudigen) verstandig makende" : 130.
"Ik ben vrolijk over Uw toezegging, als een die een grote buit vindt" : 162.
"Mijn lippen zullen Uw lof overvloediglijk uitstorten, als Gij mij Uw inzettingen zult geleerd hebben" : 171.
"Uw inzettingen zijn mij gezangen geweest, ter plaatse mijner vreemdelingschappen" : 54.