HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS

                                                    
                            

HANDIGE WOORDENLIJST

Woorden die in godsdienstig en kerkelijk verband gebruikt worden (of werden). De oma's en de opa's kennen de meeste woorden wel. De oudere vaders en moeders misschien nog de helft. Maar de jongere generatie heeft meestal geen notie waar het over gaat. Deze woordenlijst kan wat helderheid brengen.


Aalmoes : een gift aan een arme .

Aalmoezenier : een priester die in het leger is. Hij wordt ook wel een veldprediker genoemd, omdat hij zijn diensten vaak in de open lucht moet houden.

Aanbidden : een vorm van bidden, zoals je alleen tot God bidt. Hem vereer je als de enige die echt goddelijke macht heeft.

Aangezicht: een ander woord voor het gezicht van God. We noemen het zo, omdat we niet weten hoe God er echt uitziet.

Aanklagen :Jezus werd door de Hogepriesters bij Pilatus gebracht. Zij beschuldigden Hem er van dat Hij gezegd had, dat Hij de Zoon van God was. Dit was dus een aanklacht en Jezus werd door de hogepriesters aangeklaagd.

Aanroepen: wanneer we ergens niet alleen uitkomen, roepen we hulp aan. Dan vragen we God om ons te helpen, of we vragen dit aan Maria of een andere heilige.

Aäron:  de broer van Mozes; hij ging samen met Mozes naar de Farao om te vragen het Joodse volk te laten gaan.

Aartsbisschop: Een groep bisdommen vormt samen een kerkprovincie en aan het hoofd van zo'n kerkprovincie staat een aartsbisschop.  Kleine landen als Nederland zijn maar één kerkprovincie, in grote landen zijn er verscheidene.

Aartsvaders:  belangrijke figuren in het ontstaan van het Joodse volk; Abraham was de eerste aartsvader, maar ook Isaak en Jacob waren het.

Abdij:  een klooster van monniken (= paters en broeders)  of monialen (=zusters), vaak al heel oud.  Benedictijnen ( volgelingen van Sint Benedictus),  maar ook andere oude ordes hebben abdijen. Vroeger hoorde bij de abdij ook veel land, waarop de kloosterlingen werkten, want ze moesten zo de kost verdienen. Soms hadden/hebben ze een bierbrouwerij. Vroeger was er ook dikwijls een school bij. Vanuit de eerste abdijen is het geloof in Jezus in onze streken verspreid. Ze hebben veel gedaan voor de ontwikkeling van onze cultuur. Hier werden vroeger de boeken geschreven.

Abraham: de stamvader van het Joodse volk. Hij woonde eerst in Ur, een stad in Mesopotamië; daar kreeg hij van God de opdracht om naar het "Beloofde Land " te trekken. Zo kwam hij in Israël terecht en stichtte daar het Joodse volk. Zijn vrouw heette Sara .

Absolutie: een gebedsformule, waarmee in de biecht de zonden vergeven worden.

Absoute:  een gebed voor een overledenen, uitgesproken aan het eind van een uitvaartviering. Het dode lichaam wordt dan gezegend met wijwater en wierook.

Abt:   de hoogste baas in een abdij. Hij heeft eigelijk net zoveel aanzien als een bisschop, alleen oefent hij zijn gezag niet uit over de mensen buiten de abdij, maar alleen over de mensen die binnen de abdij wonen. Hij draagt , net als een bisschop, een mijter bij de plechtigheden in de kerk en....hij heeft ook een bisschopsstaf, maar die houdt hij anders vast als een bisschop, nl. met de krul bovenaan, naar binnen en niet naar buiten.

Achterste voren : zo wordt het Hebreeuws geschreven en gelezen. Je begint aan de achterkant van een boek. Ook is de achterkant gewoon onze voorkant. Een heel vreemd gezicht. Ook het moderne Ivriet ( d.i. de officiële taal in Israël) wordt zo geschreven en gedrukt.

Adam: volgens het Scheppingsverhaal de eerste mens.   In het eerste hoofdstuk van het boek Genesis wordt vertelt hoe God hem vormde uit wat klei en boetseerde tot de klei op een mens leek. Hij blies hem adem in zijn neus en zo kwam Adam tot leven. Toen hij sliep werd een rib bij hem weggenomen en daar maakte God Eva van.

Addergebroed: eigenlijk zijn dit natuurlijk de eieren en de jonkies van een adder. Omdat de adder een giftige slang is en best gevaarlijk, gebruikt Jezus " addergebroed" als een scheldwoord; hij vergeleek hiermee de Farizeeërs en bedoelde dat zij net zo giftig en achterbaks waren als adders!!!! Het was in feite een belediging.

Adem: in de Bijbel wordt dit woord gebruikt om " leven" aan te duiden. Zonder te ademen kan een mens niet leven. Trouwens het Hebreeuwse woord "ruach" betekent zowel " adem" als "geest".

Adrianus: de enige Nederlander, die ooit paus is geweest.

Advent:  een tijd van "verwachting" . Zo wordt daarom de tijd voor Kerstmis genoemd, die vier weken duurt.

Adventskrans: een krans, die meestal versierd is met groenblijvende takken, dennentakken of takken van coniferen. Hierop staan vier kaarsen, die aangestoken worden op de zondagen van de advent. Vaak is een adventskrans versierd met paars lint, omdat dit de liturgische kleur is die bij de advent hoort.

Afgod: iets of iemand, die zo vereerd en aanbeden wordt,als eigenlijk alleen maar God aanbeden mag worden. Duur woord voor afgod is idool. Over het algemeen worden alle andere goden die door volkeren met een andere godsdienst vereerd worden, als afgoden beschouwd. Een afgod kan natuurlijk ook een levende persoon zijn, waar mensen helemaal hoteldebotel van zijn! (Popsterren bijvoorbeeld!)

Afgodsbeeld: Meestal denken we hierbij alleen maar aan de beelden van Afrikaanse godsdiensten. Maar wanneer je er een beetje ruimer over denkt, dan zijn alle beelden van iets en iemand, die hevig aanbeden wordt, afgodsbeelden. Een van de meest bekende voorbeelden uit het Oude Testament is het "Gouden Kalf", wat de Joden in de woestijn gemaakt hadden; ze hadden daarvoor al hun sieraden ingeleverd en die waren omgesmolten; ze waren op zoek naar iets wat ze konden zien en aanbidden als God.

Afnemen: Je kunt niet alleen stof afnemen, maar je kunt ook een lichaam van een kruis afnemen. Dit werd met Jezus na zijn dood gedaan. Hiervan is een afbeelding in de Kruisweg, die heet de "Kruis-afneming".

Agnus Dei : dit is Latijn en betekent "Lam Gods". Deus is het latijnse woord voor God en Agnus betekent "Lam". Jezus is vaak afgebeeld als een lam met een kruis. Een gebed in de eucharistieviering herinnert hier aan. Vroeger waren er ook schijfjes was, waarin een afbeelding van een lam met een kruis gedrukt was. Soms hing men dit in zijn huis om bescherming van Jezus - als Lam Gods - te verkrijgen. Dit wassen plaatje werd dan het " Agnus Dei" genoemd. Het zat meestal in een linnen zakje, om het te beschermen.

Albasten vaas : Albast is een mineraal, waarvan vazen gemaakt konden worden. Het is een heel kostbare grondstof, die vrij zeldzaam is. Meestal is dat soort vaasjes heel dun en doorschijnend. Het lijkt een beetje op glas. De Egyptenaren gebruikten deze grondstof veel om flesjes te maken en daarin parfums en andere make-up spullen te bewaren.

Albe:  een lange witte jurk met een heleboel plooien en vaak een brede rand kant aan de onderkant en aan de mouwen. Dit droeg een priester over een toog ( het zwarte van de toog zag je dan door het kant heen), onder een kazuifel. Om zijn middel bond hij dan een singel ( koord) om de albe een beetje in model te houden. Sinterklaas draagt meestal een albe met singel onder zijn mantel.  Ook al dragen de priesters tegenwoordig geen toog meer, de albe wordt nog heel dikwijls gebruikt onder het kasuifel.

Alleluja: een uitroep van blijdschap, die betekent: " Looft de Heer!".

Alle mensen : voor hen  is Jezus gekomen en........voor hen is Zijn "Blijde Boodschap" bedoeld.

Alfeüs :  de vader van Jakobus, een van de eerste apostelen.

Allerheiligen: op dit feest worden alle heiligen , samen, herdacht. Het feest werd altijd op 1 november.  Nu vieren we dit feest meestal in het weekend ervoor of er na.

Allerzielen: op deze feestdag wordt alle overledenen herdacht. De officiële datum is 2 november en vroeger was ook dit feest een extra vrije dag. ‘s Morgens moest je dan naar de H. Mis en de rest van de dag was je bezig met zoveel mogelijk kerken te bezoeken, want dat zou aflaten opleveren voor de zielen in het Vagevuur. Driemaal in en uit een kerk gaan leverde de Portciuncula-aflaat op.

Aloë: een plant die een olie bevatte, waarmee de huid zacht gemaakt werd en beschermd. Deze olie werd ook gebruikt bij het balsemen van gestorvenen. ( Deze olie wordt ook nu nog in make-upartikelen gebruikt).

Altaar:  oorspronkelijk was een altaar vaak een groot rotsblok, waarop offers gebracht werden. Soms waren dit brandoffers en da werd er op het altaar een vuur gemaakt. Men bouwde ook wel altaren van stenen, met hetzelfde doel. Het ons bekende altaar is een altaartafel. Een altaartafel in een kerk bevat in het tafelblad altijd een altaarsteen, als herinnering aan de stenen altaren.

Altaardwaal:  een lange linnen doek, met aan een kant soms een brede rand kant, die over het altaar gelegd wordt, als een soort tafelkleed.

Altaarsteen: een vierkante steen , die midden in de altaartafel, in het blad verzonken is. Onder deze steen bevinden zich relikwiën van heiligen, die de kerk en de parochie moeten beschermen.

Altöttong:  de grootste Maria-bedevaartplaats in Duitsland. Het plaatsje bevindt zich in Beieren, in Zuid Duitsland, vlak bij de grens van Oostenrijk. Hier wordt een wonderbaarlijk Mariabeeldje vereerd. De mensen maken soms een lange voettocht naar het kapelletje, met een houten kruis op hun schouders.

Ambo: de lessenaar die op het altaar staat , waar de lezingen gedaan worden.

Amen: hiermee eindigt een gebed. Meestal zegt iedereen het gelijktijdig om zo zijn instemming met het gebed te uiten. Het betekent:" Het is zo!".

Amnesty International : een organisatie, die zich inzet om mensen die onschuldig in de gevangenis zitten, vrij te krijgen. Meestal zijn dit politieke gevangenen. Amnesty bemoeit zich met veiligheid, vrijheid en.....mensenrechten! Een prima organisatie, die geweldloos mensen bevrijdt, door bijvoorbeeld regeringen te bestoken met brieven.

Amict:  een soort halsdoek, gedragen onder de albe en het kasuifel. Er zitten lange linten aan, waarmee de doek vastgebonden wordt. De bovenkant van de doek kwam boven het kazuifel uit en beschermde het kazuifel ( dat niet gewassen kon worden!) tegen vuil en vettigheid.

Amos:  een profeet; hij heeft een boek geschreven, dat zijn voorspellingen bevat en dit staat in het Oude Testament. Uit dit boek wordt vaak gelezen in de advent, omdat hij de komst van Jezus heeft voorspeld.

Anna: volgens de overlevering was zij de moeder van Maria. Ze was getrouwd met Joachim . Vooral in Frankrijk wordt ze vereerd en in Bretagne is een grote bedevaartplaats, waar zij verschenen zou zijn: St. Anne d’Auray.

Andreas: een van de apostelen.

Anglicaanse kerk : Hendrik de Achtste van Engeland mocht niet scheiden van de Paus. Daarom werd Hendrik woedend op de paus en.........stichtte (=begon met) zijn eigen kerk. Van deze kerk werd hij het hoofd , de Anglicaanse Kerk. De vieringen in de Anglicaanse kerk lijken heel veel op die van ons, priesters in deze kerk mogen trouwen en.....er zijn nu ook vrouwen priester, zelfs bisschop in deze kerk. De koningin van Engeland is het hoofd van de Anglicaanse Kerk.

Annashogepriester toen Jezus veroordeeld werd tot de kruisdood.

Anthoniaburcht:  het paleis waar Pilatus woonde als hij in Jeruzalem was. Het lag tegen de tempel aan, aan de noordzijde. Hier huisden ook de Romeinse soldaten, die op deze manier goed in de gaten konden houden, wat er op het tempelcomplex gebeurde.

Antonius:  de naam van een heilige. Er zijn twee heel bekende heiligen met deze naam: Anthonius de kluizenaar, die meestal met een varken afgebeeld wordt. Dit is de beschermheilige van St. Anthonis. De andere is Antonius van Padua, die helpt bij het terugvinden van alles wat je kwijt bent.

Antifoon:  een regel tekst, die de inhoud van een lied ( vaak een psalm) in het kort weergeeft. Deze regel wordt voor en na het lied herhaald.

Antiochië: belangrijke stad  in het oude Midden Oosten. Het werd  een belangrijk centrum van het christendom, mede door de prediking van Paulus.

Antipendium: lap stof, in de liturgische kleur, met daarop een afbeelding, die in het midden voor het altaar hangt

Apocalyps:  het laatste boek van het Nieuwe Testament. Het boek is geschreven door de evangelist Johannes, toen hij al heel oud was en op het eiland Patmos woonde. Dit eiland ligt bij Griekenland. Johannes beschreef het einde van de wereld, als Jezus terugkomt, maar ook alle verschrikkingen die daaraan vooraf gaan. Hij beschrijft de visioenen ( beelden) die hij kreeg. Dit boek is het moeilijkste boek uit het Nieuwe Testament.

Apostelen: zo worden de volgelingen van Jezus, die Zijn Boodschap moesten verspreiden, genoemd.

Aramees:  een van de talen die in de tijd van Jezus in Israël gesproken werd.

Ark van Noach :  een heel grote houten boot, die Noach heeft gebouwd in opdracht van God, om zo de zondvloed te kunnen overleven. Het regende toen veertig dagen en nachten. In de ark had Noach dieren meegenomen, van iedere soort een mannetje en een vrouwtje. Zo was er na de zondvloed toch nog leven op aarde en kon alles weer opnieuw beginnen. Er wordt nog steeds gezocht naar overblijfselen van deze ark, want men vermoedt dat die op een hoge bergtop is blijven steken. Bijvoorbeeld in de Kaukasus op de berg de Ararat. Niet alleen in de Bijbel staat het verhaal van de Zondvloed, maar ook de Perzen hadden een verhaal over de zondvloed; dit staat in het Gilgames-epos. Ook de Maya’s in Zuid Amerika kenden een verhaal over een zondvloed.

Ark van het Verbond :  een houten kist, versierd met engelen. In deze kist zaten de Stenen Tafelen ( platte stenen) waarop de Tien Geboden stonden. Deze Stenen Tafelen had Mozes van God gekregen op de berg Sinaï. God had dus een Verbond gesloten met de Joden, vandaar dat deze kist de Ark van het Verbond genoemd werd. Toen het Joodse volk 40 jaar door de woestijn trok, hebben ze deze kist meegedragen en boven de kist zweefde een wolk, als teken van Gods aanwezigheid. Toen de tempel gebouwd was, werd de Ark van het Verbond in het binnenste deel van de Tempel geplaatst, in het Heilige der Heiligen en alleen de Hogepriester die dienst had, mocht daar nog binnen gaan. De Romeinen hebben bij de verwoesting van de Tempel, de Ark van het Verbond geroofd en waar die nu is, weet niemand.

Asceet:  iemand die heel ingetogen leeft, hij eet niet meer dan nodig is om in leven te blijven en gebruikt zeker geen genotmiddelen. Meestal ziet een asceet er dus mager en pipsjes uit.

Ascese:  het beoefenen van de matigheid , om zo tot een beter godsdienstig leven te komen.

Ascetisch: als je de ascese beoefent, leef je ascetisch.

Asielrecht: wanneer iemand achtervolgd wordt ( door politie, soldaten e.d.) en hij is op het altaar of houdt dit vast, dan is hij veilig, want daar mag hij niet gearresteerd worden. Het altaar is een " vrij-plaats" . Vrij-plaats is het zelfde als asiel, dus een altaar geeft iemand recht op asiel Vandaar dat asielzoekers, die met uitzetting bedreigd werden door de autoriteiten in ons land, soms hun toevlucht in een kerk zoeken. Daar kunnen ze niet opgepakt worden. Dit asielrecht is niet altijd geëerbiedigd, maar het is wel een van de oudste regels van de mensheid. Een kerk is dus behalve een plaats om te bidden, ook een plaats waar je veilig bent.

Askruisje:  een kruisje dat de priester je geeft, met aswoensdag, op je voorhoofd. Hij doopt eerst zijn duim in een schaaltje as, ( gemaakt van verbrandde palmtakjes van het afgelopen jaar) en dan heb je een zwart kruis op je voorhoofd. Dit kruisje is bedoelt om je er aan te herinneren dat ook jij eens weer stof wordt als je dood bent.

Assemblée:  een bijeenkomst van een heleboel vertegenwoordigers van verschillende godsdienstige richtingen. Hier worden afspraken gemaakt en probeert men steeds beter samen te werken.

Aswijding: op aswoensdag wordt de as waarmee het askruisje gegeven wordt eerst gewijd met wijwater en een speciaal gebed.

Aswoensdag:  de eerste dag van de Vasten of Veertigdagentijd, die voorafgaat aan Pasen. Op deze dag ga je naar de kerk om een askruisje te halen en zo bewust te beginnen aan de voorbereiding op Pasen. Deze dag is een van de twee, nu nog bestaande vasten- en onthoudingsdagen. Op Aawoensdag mag je dus geen vlees eten! Je mag ook maar een keer een volledige maaltijd eten, bij de andere moet je het een beetje kalmer aan doen.

Augustus:  de keizer van Rome, in de tijd dat Jezus geboren werd. Hij heeft zijn naam aan onze maand augustus gegeven.

Aureooltje:  een rond, gouden schijfje, achter het hoofd van een heilige. Het stelt een stralenkrans voor en het is een teken dat ons vertelt dat die heilige licht verspreidt!

Avignon:  een stad in Frankrijk, in de Provence; de rivier de Rhône stroomt dwars door de stad. In deze stad is een pauselijk paleis, want hier heeft ooit een paus gewoond, toen er twee pausen waren, één in Rome en één in Avignon.

Avondgebed: vroeger ( misschien nu nog) baden de mensen voor ze gingen slapen, soms geknield voor hun bed, soms ook aan tafel.

Avondmaal: letterlijk is het natuurlijk de maaltijd ‘s avonds, het souper! Een avondmaal werd het Laatste Avondmaal, dit was de laatste keer dat Jezus samen met Zijn leerlingen at. Hierbij heeft Hij de eucharistie ingesteld. De protestanten kennen ook een Avondmaal, dit is een viering, waarbij ook brood en wijn gebruikt wordt om Jezus te gedenken.

Babel: de hoofdstad van Babylonië. Hier zijn ze ooit begonnen met het bouwen van een ongelofelijk hoge toren. Ze wilden namenlijk met deze toren in de hemel komen. Om dit te verhinderen heeft God er toen voor gezorgd, dat de mensen, in eens, allemaal een andere taal gingen spreken. Dit gaf natuurlijk een enorme verwarring en zo kwam de toren nooit klaar. Wanneer we nu, elkaar met taalgebruik niet meer kunnen verstaan, heerst er dus een "Babylonische spraakverwarring".

Babylonië: dit lag waar nu Iran en Irak liggen. Het is een heel oud rijk, met een hoge beschaving. Het was enigszins oorlogzuchtig en de Babyloniërs hebben de Joden ook een keer overvallen en het hele volk in ballingschap afgevoerd.

Baldakijn: een vierkante lap stof over een buizenframe. Met vier stokken wordt het omhoog getild, door vier mensen. Onder het afdak wat zo ontstaat, loopt soms een priester in een processie (= kerkelijke optocht) . Deze priester draagt een monstrans mee, met daarin een hostie. Ook het afdakje boven een bisschopstroon of de troon van de paus, heet een baldakijn.

Balsem: een soort vloeibare zalf, die gebruikt werd om de doden in te smeren en ze zo langer goed te laten blijven. Balsem werd ( wordt) ook gebruikt bij het genezen en verzorgen van wonden. ( Purol Balsem).

Balsemen om doden langer te kunnen goed houden was het in warme landen nodig om de doden te balsemen. Dat kon op verschillende manieren gebeuren: alleen maar aan de buitenkant insmeren met balsem en kruiden . Dit had als bedoeling de stank weg te werken. De Egyptenaren ging bij het balsemen veel verder: zij verwijderden eerst alle zachte organen en pasten daarna een heleboel bewerkingen toe, om maar te zorgen dat de dode niet verging. Dat dat aardig lukte is duidelijk geworden, toen de mummies ( dit zijn gebalsemde doden) ontdekt werden.

Balthasar: de naam van een van de Driekoningen.

Banneux: een Maria-bedevaartplaatsje in de Belgische Ardennen . In het begin van deze eeuw is Maria hier aan een meisje, Mariëlle Bécout, verschenen. Zij zag Maria gewoon op de weg staan. Ze heeft Maria verschillende keren gezien. Rond het huis waar de familie Bécout woonde, is nu een groot parkachtig heiligdom ontstaan, met een heleboel verschillende kapelletjes. Er is ook een bron, maar dit water moet je niet al te lang bewaren, want dan gaat het ongelofelijk stinken. De "troetelnaam" waarmee Maria in Banneux vereerd wordt, is de " Maagd van de Armen". Het is best leuk om er een keer een bezoek te brengen en dat te combineren met een bezoek aan de watervallen van Coo of de druipsteengrotten van Rémouchamps. Dat is allemaal vlak bij elkaar. Ook in Banneux zoeken zieken genezing en kracht, er zijn officiële bedevaarten naar toe en op het terrein van het heiligdom is een plaats waar de zieken kunnen logeren. Iedere middag wordt er een ziekenzegening gehouden.

Bartholomeüs: een van de twaalf apostelen.

Basiliek: een groot, hoog gebouw, met rechte balken die een recht, plat dak ondersteunden, werd een basilica genoemd. Zo’n basilica werd vaak gebruikt voor het leger. Toen het christendom, onder keizer Constantijn, staatsgodsdienst werd in het Romeinse rijk werden die basilica’s omgebouwd tot kerken, de zogenaamde basilieken. Een echte oude basiliek heeft altijd rechte vormen: een recht plafond en rechte ramen. Een goed voorbeeld van zo’n basilica is de kerk die aan het klooster van de zusters in Caleruega vastzit. Hiervan zijn foto's beschikbaar. Dichterbij in Metz ( Noord Frankrijk) is ook een goed voorbeeld aanwezig. Daar is de St. Pierre. Dit kerkje is niet meer in gebruik als kerk, maar het is het oudste kerkje van heel Frankrijk en.......het is een basiliek. In Rome zie je deze bouwwerken uiteraard heel veel, de Basilica van de Jan van Lateranen ende "Maria Magiore" hebben deze bouwkenmerken. Wanneer we hier in Nederland over een basiliek praten, bedoelen we meestal een belangrijke, oude kerk, die geen kathedraal is, omdat er geen bisschop bij hoort.

Basisbeweging: overal in de Kerk zijn mensen met het geloof bezig. Mensen die heel actief zijn, maar niet officieel in dienst van de Kerk zijn ( dus niet benoemd door een bisschop) , behoren vaak tot een basisbeweging. Gewone mensen dus, die willen leven vanuit de Blijde Boodschap. Deze mensen willen de boodschap van Jezus in het hele leven toepassen en..........zetten zich in voor hulp bij maatschappelijke noden en het bestrijden van wantoestanden. Vaak werkt een basisbeweging sneller en reageert directer op sociale ontwikkelingendan de officiële kerk.

Beauraing:ook een bedevaartplaats van Maria in België. Dit plaatsje ligt tegen de Franse grens in de buurt van Bastogne. Hier is Maria verschenen aan een groepje van vijf kinderen, boven een spoorweg. Het terrein van het heiligdom is maar heel klein. Ook hierheen gaan regelmatig bedevaarten.

Bede: een ander woord voor een verzoek, meestal een heel dringend verzoek, dus het is eigenlijk gewoon een heel dringend gebed.

Bedehuis: de plaats waar men bidt, dus gewoon een kerk of een ander gebouw waar men kan bidden bv. een stiltecentrum.

Bedevaart: vaart is een oud woord voor "tocht" , vergelijk maar met " De Vaart" in Boxmeer, dat is ook een tocht, door de stad. Bedevaart is dus een tocht, een reis om te bidden. Het doel van zo’n reis is een bedevaartsplaats, waar meestal een heilige vereerd wordt. Dit kan Maria zijn, maar ook naar plaatsen, waar andere heiligen vereerd worden, gaat men op bedevaart. Voorbeelden hiervan zijn: Dokkum, hier wordt Bonifatius vereerd: Wittem, hier eert men Gerardus: Den Briel, waar de Martelaren van Gorkum geëerd worden. Met bedevaartplaatsen van Maria kun je een heel boek vullen, zoveel zijn die er.

Beelden: deze vind je in veel katholieke kerken, maar ook bij gelovige mensen thuis staat vaak een heiligenbeeld. Het meest voorkomende beeld is een beeld van Maria; daarvan bestaan ongelofelijk veel verschillende afbeeldingen. In sommige - meestal wat oudere kerken - staan of zitten tegen pilaren een heleboel heiligenbeelden. In een kerk van de protestanten zul je vergeefs naar een heiligenbeeld zoeken, want die willen beslist geen afbeeldingen van heiligen in hun kerken hebben. Ook niet van Maria. In de zestiende eeuw is er zelfs een "Beeldenstorm" geweest en hebben protestanten alle heigenbeelden de kerken uitgegooid en vernietigd. Zij verweten de katholieken dat die de heiligen aanbaden. Dat doen wij dus echt niet, we vragen een steuntje in de rug aan de heiligen en om ons te herinneren dat er zulke hulp mogelijk is, zijn er heiligenbeelden gemaakt.

Beëlzebub: een van de namen waarmee in de bijbel de duivel wordt aangeduid.

Begrafenis: tegenwoordig praten we vaker over een uitvaart, want lang niet iedereen wordt meer begraven. Soms worden mensen ook gecremeerd.Voor deze laatste viering met nog een keer het lichaam van de overledene in de kerk, bestaat een hele aparte uitvaartliturgie.

Begijn: zo werd een groep ongetrouwde vrouwen genoemd, die in een Begijnenhof woonden. Zij waren geen zusters, maar droegen wel herkenbare kleding. Ze leefden niet gemeenschappelijk, ieder had zijn eigen huishouden en zelfs soms een dienstmeisje. Vaak waren het vrouwen van rijke families. Vroeger hadden vrouwen weinig vrijheid en weinig recht op ontwikkeling, binnen zo’n begijnhof was dit wel mogelijk. Ze konden op deze manier vaak studeren en stonden in hoog aanzien. Ze waren niet verplicht er hun hele leven te blijven en wanneer ze een man ontmoetten, waar ze verliefd op raakten, konden ze gewoon trouwen, maar moesten dan wel weg uit het begijnenhof.

Begijnenhof: een afgesloten gebied, waar een heleboel, vaak kleine huisjes stonden, waar de begijnen woonden. Hierbij hoorde een kerk, waar de begijnen samen kwamen voor gebed; vaak was er een ziekenhuisje bij, waar ook mensen van buiten het begijnenhof verzorgd werden, er was soms een school voor meisjes en er was een huis waar armere begijnen samen konden leven; ook waren er voorzieningen voor oude begijnen. Een paar begijnenhoven zijn bewaard gebleven, al wonen er geen begijnen meer. In Amsterdam is er een. In België zijn er verschillende: het begijnenhof van Lier is prachtig en heel beroemd. In de begijnenhoven werd - vooral in België- veel aan kantklossen gedaan, het Brussels kant is dan ook wereld beroemd. Begijntjes hebben een nogal een eenvoudig imago, maar in werkelijkheid waren dit juist vaak zeer ontwikkelde, nu zou men zeggen geëmancipeerde , vrouwen, die niet onder de knoet van de familie wilden leven, maar zelfstandig wilden zijn. Dit laatste was binnen een begijnenhof tot op zekere hoogte mogelijk: men moest wel afzien van het huwelijk zolang men daar woonde; mannen werden geweerd en door een portierster tegengehouden.

Bel: om aan te geven, wat er gaat gebeuren worden binnen de kerk en bij viering in het bijzonder bellen gebruikt, in alle soorten en maten. Er zijn heel groten: de kerkklokken, maar ook hele kleintjes : de altaarschellen. De misdienaars bellen hiermee om aan te geven wanneer de consecratie is. Meestal bellen ze met een instrument, waarin vier belletjes hangen. Met een grotere bel, die meestal vastzit aan de muur, vlakbij de sacristie, wordt het begin en einde van een viering aangegeven. Dit is ook het teken waarop de mensen in de kerk gaan staan, uit eerbied voor degenen die voorgaan in een viering. Dit staan is niet alleen eerbied, maar het is ook een teken, dat je er bij betrokken wilt zijn: je bent wakker en met jouw gedachten erbij. Althans, dat is de bedoeling!

Belijden: een ander woord voor "getuigen". Wanneer je iets belijdt, komt je er voor uit en dan stop je het dus beslist niet weg: iedereen mag het horen. Het is echter niet dwingend iemand proberen over te halen om jou te geloven, geloof dring je niet op; echt geloven kun je alleen, als je het helemaal vrijwillig gekozen hebt en er achter staat.
Omdat bij het doopsel er voor een kind gekozen wordt door de ouders , is er later een sacrament, waarin die vrije keuze duidelijk tot uiting komt: het vormsel. Hierbij kiest men vrijwillig ervoor om zich in te zetten voor het geloof. Dit is dus echt een heel erg belangrijk moment.

Belijder: iemand, die door het getuigen van zijn geloof, een heleboel voor de Kerk gedaan heeft en.....doet. Hierom is hij/zij vaak heilig verklaard.

Benedictijnen: de paters, die Sint Benedictus navolgen. Dit is een van de oudste kloosterordes. Benedictijnen wonen in een abdij en de baas van een Benedictijnse abdij heet een abt. De benedictijnen hebben het katholieke geloof in West Europa verspreid, vandaar dat er overal abdijen zijn of........ruïnes van vroegere abdijen. In ons land is een bekende abdij, die van Egmond, in België is die van Chevretogne heel bekend. Daar bidden ze trouwens volgens de Byzantijnse Ritus, omdat ze zich inzetten voor de eenheid van de christenen.

Bergrede:zo wordt de toespraak van Jezus genoemd, waarin Hij vertelt wie Hij gelukkig vindt.

Berg Tabor: op deze berg ,die ten westen van het Meer van Galilea ligt, ontmoette Jezus Mozes en Elias. Hij zag er ineens heel anders uit, daarom wordt dit de berg van de Gedaanteverandering genoemd.

Berouw: gewoon spijt.

Beschouwende kloosters: bewoners (sters) van deze kloosters hebben geen werk buiten het klooster. Soms mogen zij zelfs helemaal niet buiten het klooster komen. Anders om mogen "gewone" mensen ook niet binnenkomen in deze kloosters, ze komen niet verder dan het gastenverblijf en de spreekkamer. Het kan zelfs gebeuren dat er in de spreekkamer een traliehek zit, aan de ene kant zit dan de kloosterling en aan de andere kant de andere mensen. De eerste taak van deze kloosters is bidden en daarbij willen de bewoners (sters) van zo’n klooster zo min mogelijk afgeleid worden.En als je nu denkt dat alleen maar hele "zure" mensen in zo’n klooster zitten, dan heb je het helemaal mis; om zo te kunnen leven moet je heel optimistisch zijn, bovendien hebben ze dit zelf gekozen en....zijn er vaak heel gelukkig bij! Het bidden tot God, de vieringen en het denken over God, terwijl ze vaak werk met hun handen doen, maakt sommige mensen heel gelukkig. Ze bidden niet alleen voor zichzelf, maar als je in de knoop zit, kun je bij zo’n klooster vragen om voor jou te bidden. Dat doen ze graag!

Besnijden: een gebruik, waarbij de voorhuid van een jongetje verwijderd wordt. De Joden kennen dit gebruik en het is een groot feest als het gedaan is.

Besnijdenis: het feest waarbij een jongetje besneden wordt.

Bethanië: een plaatsje vlakbij Jeruzalem; het ligt aan de andere kant van de Olijfberg, dus ten oosten van Jeruzalem. Hier woonden Martha, Maria en Lazarus, die ook vrienden van Jezus waren en waar Jezus vaak kwam. Toen Lazarus gestorven was, heeft Jezus hem weer tot het leven geroepen.

Bethlehem: dit plaatsje ligt ten zuid-oosten van Jeruzalem. Hier is Jezus geboren.

Beurs: een geldbuidel of gewoon een portemonnee. Judas had de beurs in bewaring en moest aan de armen geld geven als dat nodig was.

Bezeten: in het evangelie wordt met bezeten meestal bezeten door de duivel bedoeld. Iemand is dan helemaal in de macht van een boze geest en kan niet vrij meer beslissen. Maar wanneer je ergens zo van in de ban bent, dat je nergens anders meer aan kunt denken of iets anders kunt doen, dan kun je ook zeggen dat je bezeten bent. Bijvoorbeeld door geld verdienen of door drugs.

Bezoek: dit komt veel voor in het evangelie. Jezus ging nogal eens bij mensen op bezoek; Maria ging op bezoek bij haar nicht Elisabeth. Een stukje gezelligheid wordt duidelijk als een groot goed gezien.

Bidden: gewoon praten met God. Het lijkt misschien heel erg moeilijk, maar een oude zuster heeft me eens gezegd," je moet gewoon denken dat jouw vriendje naast je zit en daar vertel je gewoon alles tegen wat jou bezighoudt". Dat is bidden, eigenlijk heel eenvoudig!

Bidprentje: een plaatje, dat gegeven wordt als er iemand gestorven is. Het is bedoeld om er voor te zorgen dat je die persoon niet vergeet en af en toe eens aan hem of haar denkt.

Biecht: een van de zeven sacramenten. In dit sacrament worden zonden echt vergeven. Je moet ze dan wel aan een priester vertellen en echt spijt hebben. Een priester mag aan niemand, ook niet aan de politie vertellen, wat hij bij een biecht gehoord heeft. Hij schrijft ook geen rapporten , dus wat je in een biecht vertelt is absoluut veilig. Toch misschien prettig om te weten.

Biechtspiegel: biechten is heel lang heel gebruikelijk geweest, zo zelfs dat er precies bepaald werd wat voor penitentie ( dat is een boetedoening, meestal een paar weesgegroetjes bidden), bij welke zonde hoorde. Het boek waar dit in stond heette de biechtspiegel en het was geschreven door Raymundus van Pennaforte, in de Middel eeuwen.

Biechtstoel: een soort grote kast, met daarin meestal twee hokjes, een waar de priester zat, meestal op een gemakkelijke stoel, in het andere hokje knielde de persoon die wilde biechten en vertelde voor een raampje, waar gaas voor zat zijn zonden. Meestal was het ook nog donker in de biechtstoel zodat het voor de priester moeilijk moest zijn om de mensen te herkennen. Het was nogal een saai gebeuren, want de meeste zondaars kwamen niet verderdan wat gewone dingen, die net zo goed vergeven werden als je er maar gewoon spijt van had. Daarom is nu in de plaats van de biecht de viering van boete en verzoening gekomen. Alleen als je een moord gepleegd hebt moet je wel biechten.

Bisdom: het deel van het land waarover een bisschophet hoofdis. Dit gebied valt niet samen met de provincies, want er zijn minder bisdommendan er provincies zijn. Het bisdom wordt genoemd naar de stad waar de bisschop woont en waar zijn kathedraal staat. In Nederland bestaan de volgende bisdommen: Utrecht, Groningen, Haarlem, Rotterdam, Breda, ‘s Hertogenbosch en Roermond.

Bisschop: hij ishet hoofdin een Bisdom en geeft leiding. Hij is op de eerste plaatshet hoofdvan de priesters in zijn bisdom die niet bij een klooster horen, de zogenaamde "wereldheren". De bisschop kan nieuwe priesters wijden en het vormsel toedienen. Een bisschop wordt benoemd door de paus; als het goed is hebben de priesters in een bisdom dan iemand aan de paus voorgesteld . Vroeger kozen de gelovigen iemand tot bisschop. Meestal was dat iemand in wie zij enorm veel vertrouwen hadden.

Bisschoppenconferentie: de vergadering van alle bisschoppen van een land. Van deze vergadering is de aartsbisschop de voorzitter, hier proberen de bisschoppen samen op een lijn te komen, zodat er niet al te veel verschillen in regels en voorschriften zijn tussen de verschillende bisdommen. Vaak schrijven ze dan samen een brief ( = herderlijk schrijven) naar de gelovigen in dat land.

Bisschopskruis: een groot sierkruis, dat een bisschop aan een koortje op zijn borst draagt. Vaak is het mooi versierd met edelstenen.

Bisschopsstad: de stad waar de bisschop woont, in zijn bisschoppelijk paleis. Dit is dus de hoofdstad van een bisdom.

Bisschopsstaf: als een bisschop in vol ornaat gekleed is , dus met alle versierselen, die bij zijn ambt horen, dan heeft hij altijd een lange staf bij zich met aan de bovenkant een krul. Hij houdt de krul altijd van zich af, want dit betekent dat hij iets over alle mensen in zijn bisdom te zeggen heeft.

Bisschopstroon: in een kathedraal, de kerk van de bisschop, staat een stoel met een afdakje er boven, dit is de bisschopstroon; hier zit de bisschop tijdens een viering, waarin hij voorgaat.

Bloed van Jezus : hierin is de wijn veranderd, na de consecratie.

Bloemen: in een kerk staan bijna altijd bloemen om daarmee God te eren. Heel gewoon voor iemand van wie je houdt, neem je ook een bloemetje mee.

Blijde Boodschap : de letterlijke betekenis van het woord " evangelie" en zo wordt het verhaal van Jezus' leven en wat Hij ons te vertellen heeft, genoemd.

Boeddha: hij heeft het boeddhisme gesticht, dit is een Oosterse godsdienst, waarin ook heel veel nagedacht, gemediteerd wordt.

Boek: de letterlijke vertaling van het woord " Bijbel". Daarom wordt de Bijbel ook wel eens " het Boek der Boeken" genoemd.

Boeteling: iemand die de fouten die hij gemaakt heeft, weer goed wil maken. Hiervoor doet hij iets, wat een boete genoemd wordt. Het kan een bepaald gebed bidden zijn, maar ook een pelgrimstocht.

Boetekleed: tegenwoordig wordt dit begrip meestal figuurlijk gebruikt. Wanneer iemand ergens veel spijt van heeft en dit laat zien, dan trekt hij/ zij het boetekleed aan. Vroeger wat het letterlijk bedoeld. Wanneer men boete deed trok men speciale kleding aan, meestal van de een of andere grove stof gemaakt, die flink schuurde, beslist niet modieus was en meestal grauw van kleur was. Soms werden er wel jutezakken voor gebruikt. Tot overmaat van ramp vonden de boetelingen ook nog dat ze er zo onaantrekkelijk mogelijk uit moesten zien, dusvuil moesten zijn , daarvoor bestrooiden ze zich ook nog eens met as. Hier komt de uitdrukking :" in zak en as zitten" vandaan.

Boetetijd: de tijd die iemand nodig had om zijn fouten weer goed te maken. Dit kon variëren van een kwartiertje, tot een jaar. ( of langer!) In die tijd mocht degene die boete deed meestal niet te communie gaan.

Boeteviering: bij het Tweede Vaticaans Concilie hebben ze ontdekt, dat het helemaal niet nodig was dat alle mogelijke en onmogelijke "kleine" zonden gebiecht werden ( bijvoorbeeld: uit de suikerpot snoepen) Dit soort zonden konden ook wel in een gezamenlijke viering vergeven worden. Daarna is men begonnen met de "boetevieringen", waarin soms de mogelijkheid bestaat om toch nog even aan de priester, die zonden te vertellen, waarvan je denkt dat ze niet zomaar vergeven kunnen worden. Het was voor heel veel mensen een grote opluchting, toen het niet meer verplicht was om vaak te biechten ( soms iedere week). Ook voor de priesters was het best een opluchting, wantde biecht horen was vaak een langdurige en.....saaie bezigheid.

Bonifatius: deze benedictijner pater, heeft geprobeerd de Friezen te bekeren. Maar ze hebben hem bij Dokkum vermoord. Nu is Bonifatius heilig en Dokkum is een bedevaartplaats, waar ook een bron is.

Bonnet: een vierkant, klein hoedje, met een pompoentje bovenop, dat vroeger door pastoors gedragen werd.

Botten: overblijfselen van heiligen zijn vaak de botten van het skelet, omdat diehet moeilijkst vergaan. Vaak worden deze botten en botjes gebruikt om een heilige te vereren, dan zijn het relikwieën. Soms zitten ze in een glazen doosje, de relikwieënschrijn, maar vaak werden ze ook keurig verpakt in stukjes tule, met een strikje en in een schilderijenlijst gedaan, zodat iedereen ze kon zien.De schedelwerd soms op een aparte manier verpakt: een zilveren houder er omheen en dan was het gemakkelijk te zien of de heilige op een gewone manier gestorven was of dat hij door tegenstanders een kopje kleiner gemaakt was. Wanneer een heilige gewoon gestorven was, stond het aangezicht naar voren. Wanneer de heilige vermoord was, stond het achterhoofd, al dan niet met een gat erin, naar voren.

Broeder: een man die in het klooster is, maar geen priester is. Er zijn congregaties die alleen maar uit dit soort mannen bestaat en vaak hebben deze op scholen gewerkt. Soms zijn er ook broeders in kloosters voor paters. Deze mannen wilden soms geen priester worden of...ze konden niet zo goed leren. Bij de dominicanen bestaat deze mogelijkheid ook, maar omdat ze nu er van uit gaan, dat het geen verschil maakt of je veel gestudeerd hebt of met je handen werkt, noemen de paters dominicanen zich allemaal " broeder", maar worden toch vaak aangesproken met "pater" of gebruiken ze gewoon de voornaam.

Brood: de meest gebruikte vorm van voedsel, daarom nam Jezus brood om het te veranderen in zijn lichaam. Jezus was een Jood en het Laatste Avondmaal was een plechtige maaltijd, want het paasfeest was in aantocht. Bij zo’n plechtige maaltijd hebben de Joden ook altijd brood en wijn en spreken daarover een zegening uit. Jezus heeft deze zegening veranderd en er een diepere betekenis aan gegeven. Het was ook toen al speciaal brood, er zat geen gist in en dus was het behoorlijk plat, vandaar dat onze hosties ook geen gist bevatten en op ouwel lijken.

Bron: zonder water is op deze wereld geen menselijk leven mogelijk. In een warm land, zoals Israël was en is, is de aanwezigheid van water heel belangrijk. De eerste steden werden altijd bij een bron gebouwd en vaak er omheen: dit was de enige manier om in leven te blijven. Daarom vergelijkt Jezus vaak zichzelf met een bron, maar Hij legt ook veel uit met vergelijkingen met een bron. Om het bezit van een bron zijn complete oorlogen gevoerd, ook om het recht om water uit een rivier te halen. Wie water heeft , kan het land bebouwen en goed leven.

Bruid: wat een bruid is weet natuurlijk iedereen : een meisje dat gaat trouwen. Toch heeft dit woord ook een symbolische betekenis: het wordt ook gebruikt als iemand zich helemaal aan God wil wijden en....ongetrouwd blijft. De belangrijkste eigenschap van een bruid is, dat ze helemaal van iemand wil zijn en daar haar hele leven aan wil wijden. Deze eigenschap wordt in de Kerk nog al eens gebruikt om de verhouding van Jezus met de Kerk aan te geven. Jezus is volledig betrokkenbij de Kerk, maar andersom is dat eveneens het geval.

Buxus: boompje of struik, met kleine blaadjes, dat altijd groen blijft. Dit wordt gebruikt om onze palmtakjes met Palmpasen van te maken. Het is dus helemaal geen palm.

Bijbel: de Bijbel is in feite niet één boek, maar een verzamelwerk. In de Bijbel staan een heleboel boeken in het Oude Testament, geschreven voor de komst van Jezus. In het Nieuwe Testament, dat geschreven is na de komst van Jezus, staan de vier evangelieverhalen, de Handelingen van de Apostelen, de brieven van apostelen en de Apocalyps. Het Oude Testament is eeuwen oud, soms voor ons een beetje moeilijk te begrijpen; daarom worden er nogal wat cursussen gegeven in bijbelstudie. Toch zijn de verhalen uit het Oude Testament vaak heel leuk en spannend om te lezen en lang zo " braaf" niet als je eigenlijk zou denken. Het probleem is vaak wel, dat het symbolische verhalen zijn, die je dus niet letterlijk moet opvatten. Het is geen boek met geschiedenisverhalen, die letterlijk zo gebeurd zijn. De verhalen willen ons iets uitleggen, duidelijk maken en omdat veel van die verhalen zo oud zijn en de mensen in die tijd nog niet konden lezen en schrijven, zijn het verhalen die men elkaar verteld heeft, misschien wel ‘s avonds bij een kampvuur. Een heel duidelijk voorbeeld van zulke verhalen is het scheppingsverhaal. Lang is geloofd dat dit letterlijk waar was. Langzamerhand heeft echter de wetenschap ontdekt dat de aarde op een andere manier is ontstaan, maar wat wel opvalt is dat de volgorde van ontwikkeling van de aarde wel klopt, alleen je moet in plaats van een dag, gewoon miljoenen jaren lezen.

Bijgeloof: geloven in dingen, tekens, gebruiken, die niets met het geloof in Jezus te maken hebben. Bijgeloof komt vaak voort uit onzekerheid en het verlangen om wat er gaat gebeuren een beetje zelf te bepalen. Vaak gaat heiligenverering ook gepaard met een heleboel bijgeloof, bijvoorbeeld : aan de heilige Clara een worst beloven en dan vast geloven dat er mooi weer komt, is eigenlijk een vorm van bijgeloof. Het is netuurlijk slimmer om naar de weersverwachting te luisteren, hoewel die ook niet altijd betrouwbaar is. Vroeger bepaalde het bijgeloof nog veel meer het leven van mensen als tegenwoordig, men was bang voor bepaalde natuurverschijnselen; vandaar dat veel heiligen moeten beschermen tegen de bliksem ( Sint Donatus) , toen de bliksemafleider uitgevonden was, werd dit bijgeloof een stuk minder. Bijgeloof kan best gevaarlijk zijn, want soms neemt dat zulke vormen aan, dat je helemaal niet vrij meer bent. Het is echt iets waar je mee moet uitkijken! Het is ook vaak moeilijk aan te geven waar het geloven ophoudt en waar het bijgeloof begint. Zolang bijgeloof leuk is en je er geen gekke dingen voor hoeft te doen , het geen angsten oproept en jij gewoon vrij blijft, is er niets aan de hand.

Byzantijnse ritus : dit is een andere vorm van liturgie vieren binnen de katholieke kerk. Deze vorm van liturgie komt uit Oost- Europa en lijkt heel veel op de liturgische vormen van de Grieks orthodoxe ritus en de Russische ritus. Het verschil is, dat de Byzantijnse de paus erkent en dat de Russische en de Griekse dit niet doen. De Byzantijnse ritus is heel kleurrijk, heel geheimzinnig: je ziet de priesters niet terwijl ze de eucharistie vieren, ze doen dit achter een zogenaamde iconostase, een scheidingswand met daarop allemaal schilderijen. Deze schilderijen zijn "iconen" en beelden heiligen, Maria en Jezus af. Deze iconen hebben een heel bijzondere manier van afbeelden en lijken niet op een gewoon schilderij. Er zijn een heleboel voorschriften om een icoon te schilderen. Ook de muziek in de Byzantijnse ritus is heel andersdan wij gewend zijn. In een viering wordt heel veel gezongen, veel met wierook gewerkt en...........het duurt reuze lang. Het is wel heel mooi om eens een keertje mee te maken. 

Caecilia: beschermheilige van alle zangers, koren en muzikanten die in de kerk muziek maken. Behalve een aantal legendes is er weinig over haar bekend. Waarschijnlijk leefde zij in de derde eeuw en werd zij in de tijd van de vervolgingen vermoord. Haar verbondenheid met de kerkmuziek dateert uit de achtste eeuw.

Caesarea: in de tijd van Jezus een belangrijke stad. Het was een havenplaats aan de Middenlandse Zee.

Calvarië: de heuvel, buiten de muren van Jeruzalem. Op deze plek is Jezusgekruisigd . Waarschijnlijk was het gewoon de vuilstortplaats van Jeruzalem. De plaats die men nu beschouwt als de Calvarieberg, zit dus in de H. Grafkerk, zou kunnen kloppen want deze plaats lag, in de tijd van Jezus buiten de stadsmuren. Omdat de hele stad nu zeven meter hoger ligtdan in de tijd van Jezus, moet deze plaats toen een flinke heuvel geweest zijn. Nu is het een kwestie van een trap op klimmen en je bent er.

Calvinisten: protestanten, die de leer van Calvijn volgen. Het is een somber geloof, waarin veel plezier als zondig beschouwd wordt. Het protestantisme in ons land is nogal Calvinistisch gericht.

Calvijn: naast Luther de belangrijkste hervormer en grondlegger van het protestantisme. Hij leefde in de zestiende eeuwin Genève, waar je nu nog in een kerk, de stoel kunt zien, waar hij altijd op zat. Hij protesteerde tegen allerlei wantoestanden in de katholieke kerk endie waren er toen genoeg!

Carnaval: dit feest gaat vooraf aan de Vasten. Het is waarschijnlijk ouder als ons geloof en van oorsprong een vruchtbaarheidsfeest. Vandaar dat het in het voorjaar gevierd werd. Nu zijn het de dagen waarop je nog een keertje flink uit je bol mag gaan, voordat de serieuze vastentijd begint. De prinsenwagen is van oorsprong een blauw geverfd schip op wielen, waarin men alle zotten en dwazen, ter vermaak van het volk, door de stad voerde. We gaan nog niet zo lang netjes om met mensen die psychisch ziek zijn.

Caspar: een van de Driekoningen. Hij was degene met de donkere huidskleur en waarschijnlijk was hij een Nubiër. Nubië was in die tijd een groot rijk, ten zuiden van Egypte en men had daar net zo’n hoge vorm van beschaving als in Egypte, dit is nu eigenlijk pas weer ontdekt. We denken heel vaak dat Afrika pas ontwikkeld is toen de Europeanen het ontdekt en ingepikt hebben, maar dat is echt een foute veronderstelling; in Afrika waren ooit grote en hoogstaande vormen van cultuur. Door de bemoeienissen van de Europeanen zijn die helaas grotendeels verdwenen.

Catacomben: een onderaards gangenstelsels in Rome en omgeving, waar de doden begraven werden. Deze gangenstelsels waren heel groot en hadden vaak verschillende in- en uitgangswegen. Daar kon je je dus gemakkelijk verstoppen. Toen de eerste christenen vervolgd werden, vonden zij in de catacomben een veilige plaats; daar vierden zij de eucharistie en kwamen er ook samen om andere sacramenten te ontvangen en . . . . om les te krijgen over het geloof. Zij begroeven ook hun doden in de catacomben en vereerden daar hun martelaren. Je kunt de catacomben nu nog steeds bezoeken.

Catecheet: iemand die les geeft over het geloof.

Catechetisch centrum: hier wordt les gegeven op godsdienstig gebied, hier vindt men vaak alle mogelijke lesmaterialen over het geloof en als je iets echt niet kunt vinden, of niet begrijpt, is het handig om daar heen te gaan of telefonisch hulp te zoeken.

Cel: zo wordt soms de kamer van een pater, broeder of een zuster genoemd. Toch kan dat een grote ruimte zijn, maar soms kan er echt niet meer staandan een bed en een heel klein tafeltje met een stoel. Zo klein waren vroeger bij ons het klooster de kamertje, wij woonden in een tot klooster omgetoverde koeienstal en......op iedere plaats waar vroeger een koe stond, sliep daarna een zuster. Dit waren echte cellen!!!!!!!

Celibaat: ongetrouwde levensstaat. Een priester heeft de verplichting van het celibaat, hij mag nooit trouwen. Dit zelfde geldt natuurlijk ook voor paters, broeders en zusters.

Celibatair: iemand die ongetrouwd blijft. Dat betekent niet dat je dan maar ongehuwd samenwoont, dat mag natuurlijk net zo min!

Cherubijnen: ook engelen heb je in soorten en maten, de cherubijnenvormen een van die soorten. Andere soorten zijn serafijnen en aartsengelen. Dan heb natuurlijk ook nog de kerstengeltjes, maar dat is een ander verhaal.

Chrisma: de olie, waarmee de bisschop je zalft bij het vormsel. Het is gewoon olijfolie die gewijd is.

Christelijk: alles wat met het geloof in Jezus Christus te maken heeft. Christelijk is alles waarop Christus een uitdrukkelijk stemepel gedrukt heeft: christelijk leven, christelijk denken, christelijke cultuur. Of je dat nu met een "K" uitspreekt, zoals wij doen, of met een "G" zoals sommige protestanten doen, het gaat om dezelfde Jezus endezelfde boodschap.

Christendom: het geloof in Jezus Christus en alles en allen waarin dit tot uiting komt. Zo is het ook de verzamelnaam voor allen die in Jezus Christus geloven, kompleet met alle onderlinge verschillen, eigen regels, eigen wetten en eigen geschiedenis.

Christenen: mensen die in Jezus geloven. In het begin waren dit alleen maar katholieken, maar al gauw ontstonden er een heleboel soorten.

Christoffel: of deze heilige echt bestaan heeft, of dat het een vroom verhaal is, is niet helemaal duidelijk. Hij zou een reus geweest zijn, die aan een rivier woonde, waar hij mensen naar de overkant bracht, gewoon op zijn schouders. Op een keer, kwam er een kind, dat naar de overkant wilde. De reus dacht: "dat is een makkie!" Hij zette het kind op zijn schouders en waadde door de rivier. Het kind werd steeds zwaarder, zodat de reus bijna niet aan de overkant kon komen. Toen dat toch gelukt was, bleek hij Jezus zelf gedragen te hebben. De naam Christoffel betekent:" Christus-drager". Hij is nu de beschermheilige van iedereen die op reis gaat. Daarom zit er in een auto vaak een medaille om zo de bescherming van Christoffel te vragen.

Christus: latijns woordvoorgezalfde (in het Hebreeuws: messias). Jezus wordt vaak Christus genoemd, de gezalfde. In het Oude Testament werd koningen en profeten gezalfd om aan te geven dat zij in dienst van God stonden. Men droomde van een bijzondere messias die het rijk van God werkelijkheid zou maken. Die droom werd in Jezus vervuld. Het is eigenlijk een titel maar bij Jezus functioneert het meestal als een tweede naam.

Ciborie: een kelk met een deksel, waarin de geconsacreerde hosties bewaard worden in het tabernakel. Vroeger waren deze cibories ongelofelijk groot en vaak mooi versierd. Tegenwoordig zijn ze veel kleiner.

Clerus: een verzamelnaam voor priesters. In de Middeleeuwen werd een priester ook wel een clerk genoemd, als hij kon lezen en schrijven. Er waren toen ook priesters die dat niet konden.

Codex: het kerkelijk wetboek, waarin alle regeltjes en wetjes staan die er in de Kerk ooit uitgedacht zijn.

Collectant: iemand die geld ophaalt in de kerk (of erbuiten als er gecollecteerd wordt voor een goed doel). Tegenwoordig wordt dit door de koster of door de acolieten gedaan, of door gewoon zomaar iemand. Vroeger was er een aparte groep mensen die als taak het ophalen van geld hadden. Meestal hadden deze een aparte plaats in de kerk. Soms waren er tijdens een H. Mis wel drie collectes. Je moest ook betalen voor jouw plaats in de kerk : plaatsengeld. Soms haalden de collectanten geld op met een open schaal, maar ook gebruikten ze wel een zakje dat aan een langs stok zat. In die collectezakken werden soms in plaats van geld, oude knopen gegooid! Als het maar rammelde, bij een open schaal, laat je zo iets wel uit je hoofd.

Collecte: het ophalen van geld in de kerk. Dit is nodig, omdat voor alles wat er in de kerk en rond de kerk gebeurt, geld moet zijn.

Collectemandje: moderne uitvoering van de collekteschaal, die vaak van koper was gemaakt en ondanks dat het vilt dat erin geplakt was, rammelde het toch behoorlijk. Het mandje is gewoon wat vriendelijker en gemakkelijker te hanteren, want die schalen waren loei zwaar.

Communie: het deelnemen aan de eucharistieviering door naar voren te komen en het brood (de hostie) te ontvangen en te eten. Zo wordt de 'communio' (verbondenheid) met Jezus gestalte gegeven. Ook die hostie wordt wel communie genoemd.

Communiebank: vroeger mocht de hostie niet aanraken, je kreeg hem van de priester op je tong gelegd. Daarvoor knielde je aan de communiebank, vaak met je handen onder een wit kleed. Soms hield ook een misdienaar een gouden schaaltje ( pateen) onder jouw kin, zodat er een kruimeltje van de hostie op de grond zou kunnen vallen. In zuidelijke landen zie je nog vaak mensen op deze manier de communie ontvangen, alleen doen ze dat nu gewoon staande. Het is gewoon een vorm van eerbied. Wanneer je in zo’n land bent waar nog veel mensen op deze manier te communie gaan, kun je toch gewoon jouw hand ophouden en dan krijg je gewoon de communie op jouw hand gelegd. Nooit schrikken dus!

Communicant: iemand die te communie gaat en de hostie ontvangt.

Communiteit: een groep mensen die bij elkaar hoort en woont. Het kunnen paters, broeders of zusters zijn, maar soms horen er ook gewone mensen bij! De moderne versie van een commune is hiervan afgeleid.

Completen: het officiële avondgebed van de Kerk. Het bestaat meestal uit drie psalmen; het " In manus tuas" ( dit betekent : in Uw handen Heer, beveel ik mijn geest); en de lofzang van Simeon, die hij uitgesproken heeft toen hij het Kind Jezus in zijn armen mocht houden toen Jezus opgedragen werd in de tempel. In de Completen wordt gebeden om bescherming voor de komende nacht!

Confiteor: dit latijnse woord betekent: "schuldbelijdenis".

Conservatief: wanneer je erg vasthoudt aan oude gebruiken en regels ben je soms wat conservatief. Een tijd lang is er een tegenstelling geweest in onze kerk in Nederland tussen mensen die alles bij het oude wilden houden (ze wilden zelfs dat de H. Mis weer in het Latijn gebeden werd, waarbij de priester met zijn rug naar de gelovigen toe stond) en progressieve mensen die alle veranderingen niet snel genoeg gingen. Nu is datvoorbij en wordt er weer gewoon samengewerkt.

Concilie: vergadering van alle kardinalen en bisschoppen van de hele wereld, samen met de paus. Hier worden veranderingen besproken en soms de kerkelijke regels veranderd. Het laatste concilie is geest in de zeventiger jaren, Paus Joannes de drieëntwintigste is daarmee begonnen, want hij vond dat er een heleboel veranderd moest worden. Dat is toen ook gebeurd en heel veel overdreven regeltjes en voorschriften zijn verdwenen. In de twintig eeuwen dat het christendom bestaat, zijn er verschillende concilies gehouden, maar dit was pas de tweede keer dat het in het Vaticaan gebeurde.

Console: uitstekend plankje met steun er onder, dat aan de muur hangt of er in vast gemetseld zit, waarop een heiligenbeeld kan staan.

Consecratie: het belangrijkste moment in een eucharistieviering. Bij de consecratie wordt het brood en de wijn veranderd in het lichaam en bloed van Jezus.

Corpus: latijns woord voor lichaam. Zo noemt men wel het lichaam van Jezus op een kruisbeeld. Een kruisbeeld hoeft niet beslist een beeldje van Jezus erop te hebben, daarom wordt dit beeld met een aparte naam genoemd. Protestanten hebben helemaal geen beelden in hun kerken, dus zit er bij hen op het kruis geen corpus.

Credenstafel: een soort bijzettafel op het priesterkoor, waarop alles klaarstaat, wat nodig is voor de eucharistieviering. Daar staan bijvoorbeeld de ampullen. Ook de brede kast met grote laden in een sacristie, wordt zo genoemd; daarin zit immers ook alles wat je nodig hebt voor een viering.

Credo: dit latijnse woord betekent "Ik geloof". Met het credo wordt de geloofsbelijdenis bedoeld, die meestal na de preek gebeden wordt.

Crucifix: een duur woord voor kruisbeeld. Het is latijn en betekent : "de Gekruisigde".

Cultus: een geheel van geloofsvormen en gebruiken . Soms kan dit bij een heilige ontstaan, maar het kan ook gewoon bijgeloof zijn. Cultus is niet direct alleen iets van ons geloof, maar het komt overal voor , ook bij mensen die iets heel anders geloven.

Cultuur: het geheel van ontwikkelingen in een samenleving, waartoe ook het geloof behoord. In Europa heb je dus een christelijke cultuur. Of je nu gelooft of niet, je bent toch gevormd vanuit een geheel van normen, waarden, die vaak vanuit het christendom komen.

Curie: een groep kardinalen in Rome. Zij adviseren de paus en staan aan het hoofd van een College. Dit college is geen school, maar een soort ministerie. De kardinalen van de curie zijn dus de ministers van de paus. Zij moeten alles wat er op geloofsgebied in de hele wereld gebeurt, bijhouden, volgen en indien nodig bijsturen. 

Dalmatiek: dit gewaad leek op een ouderwets kazuifel, maar in plaats van ronde vormen, was het vierkant. Vanaf de schouders hingen vierkante flappen op de bovenarm. De Dalmatiek werd gedragen door de diaken. Bij een hele plechtige H.Mis, een Hoogmis, werd het gebruikt als het een Mis met drie Heren was. Dan stonden er behalve een priester die de mis deed, nog twee priesters aan het altaar, die dan als diaken en subdiaken optraden. Zo’n Mis met drie Heren duurde erg lang en....er werd meestal een heleboel wierook gebruikt. Tegenwoordig draagt een diaken zijn stola op een andere manier, daar kun je hem aan herkennen, in plaats van de slippen allebei naar voren, draagt hij de stola schuin over zijn borst.

Dankzegging: een vorm van bidden waarin we  God ergens voor bedanken.

David: de tweede koning van de Joden. Hij was een gewone herdersjongen toen  de profeest Samuël hem tot koning zalfde . David was een groot koning, erg belangrijk in zijn tijd want hij is de grondlegger van de staat Israël. Hij mocht echter niet de tempel bouwen, omdat hij de vrouw van een van zijn legeraanvoerders ingepikt had. Hij stuurde haar man - Uria - naar een gevaarlijke plaats op het slagveld , waar hij omkwam.

Deken: een pastoor, die het hoofd is van een dekenaat. 

Dekenaat: een verzameling van parochies, die min of meer samen werken. De Deken geeft leiding aan het dekenaat en vertegenwoordigt soms ook de parochies uit het dekenaat bij de bisschop. Hij moet ook de gewijde olie halen voor alle parochies in het dekenaat.

Deugd: een goede eigenschap, die je ofwel hebt, ofwel waar je op oefent om hem te beheersen. Bijvoorbeeld: "geduld" is een deugd. Een mens kan van nature geduldig zijn, maar je kunt het soms ook leren om jouw geduld te bewaren.

Deuteronomium: het vijfde boek  van de tora (= de eerste vijf boeken van  het Oude Testament). Tora betekent wet, de wet van Mozes.  Deuteronomium betekent "de tweede wet" . Het  geeft oude en nieuwe voorschriften uit de tijd van Mozes.

Diaconie: het werk van diakens. Diakens hadden oorspronkelijk de opdracht om te zorgen voor de armen en andere gelovigen die iets tekort kwamen.  In de protestantste kerken  bestaat die diakonale zorg nog steeds. Ook in de katholieke kerk spreekt men weer meer over diaconie als hulpverlening.

Diaconessen: protestantse vrouwen, die net als zusters , ongetrouwd zijn en zich bezighouden met goed werken. Vaak werken ze als verpleegster  in ziekenhuizen. In tegenstelling tot een katholieke zuster, mogen diaconessen zo weggaan en trouwen, je kunt het dus een tijdje zijn.

Diaken: oorspronkelijk waren diakens hulpverleners, een eigen groep naast de priesters en de bisschoppen. Later  was het de laatste van de verschillende wijdingen die  iemand kreeg voordat hij priester gewijd werd.  Tegenwoordig zijn er weer permanente diakens die dus geen priester worden.  Ze zijn een soort assistenten van de priesters.  Maar ze mogen wel getrouwd zijn.

Dienen: Jezus heeft het zelf gezegd:" Ik ben niet gekomen om te heersen, maar om te dienen!" Dienen, dienstbaar zijn aan anderen is dus een deugd die we, als christenen echt moeten beoefenen. Volgens Jezus is een carrière dus helemaal niet zo belangrijk. Ook het krijgen van eer en aanzien is niet belangrijk. Wel dat je een ander helpt, zonder dat je er zelf beter van wordt.

Diocees: duur woord, betekent gewoon bisdom.

Diocesaan: dit betekent : bisschoppelijk . Het betreft alles wat met een bisdom te maken heeft.

Dirigent: zonder zo’n figuur gaat het zingen in de kerk een beetje ongelijk.

Dode Zee : deze zee, die in Israël ligt, is niet groot, eigenlijk is het een heel groot meer. Of tegenwoordig, twee meren, want er is een stuk dat droog ligt . Deze zee, is het laagste punt op aarde. Er komt maar weinig fris water in de zee, alleen de Jordaan stroomt er in uit en dat betekent, dat het water snel verdampt. Wat achter blijft zijn de zouten uit het water en de mineralen. Dit betekent dat het water van de Dode Zee vreselijk zout is. Ze moet ook zorgen dat het niet in jouw ogen komt. Doordat het water zo zout is, blijf je gewoon drijven, echt zwemmen is niet mogelijk. Baden in de Dode Zee, zou heel gezond zijn voor je huid en nog beter is het als je je helemaal insmeert met modder!!!!!!!

Dode Zee rollen : in Qumran zijn aardewerk potten gevonden met daarin rollen. Hierop staan heel oude teksten. Waarschijnlijk zijn ze geschreven door de Essenen die ook in Qumran gewoond hebben. Nu zijn de rollen gedeeltelijk in het Israël museum , waar ze heel goed beschermd worden om ze niet nog meer uit elkaar te laten vallen.

Doeken: hierin werd het Kerstkindje gewikkeld.

Dogma: soms kan een paus iets zo vreselijk belangrijk vinden, dat hij wil dat wij het allemaal geloven. Dan kan hij een uitspraak doen, die dogma genoemd wordt. Hij doet deze uitspraak " ex cathedra" , ( vanaf de preekstoel dus!) en de bedoeling is dat alle gelovigen, geloven dat dit dogma waar is. Meestal gaat het over theologische zaken en in de praktijk merken we er weinig van. Alleen als een paus een uitspraak " ex cathedra " doet en dus een dogma verkondigd, is hij onfeilbaar, verder is ook de paus een mens! Het laatste dogma dat een paus verkondigd heeft, is dat van " Maria’s onbevlekte ontvangenis". Zij zou nooit de erfzonde gehad hebben, iets wat wij mensen geloven wel te hebben omdat we van Adam en Eva afstammen. Tegenwoordig wordt hier niet veel meer over gesproken, maar destijds was het erg belangrijk. Het leuke van dit dogma is, dat de paus het net verkondigd had en......er was nog geen radio en t.v. dus nieuws duurde langer voor het alle mensen bereikte. Toen verscheen Maria aan Bernadette in Lourdes en toen Bernadette van de pastoor moest vragen hoe zij heette, antwoordde Maria:" Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis". Dit was voor de pastoor een bewijs dat Bernadette de waarheid sprak over haar verschijningen, want dit kon het meisje onmogelijk weten.

Dom: zo wordt een grote kerk ook wel eens genoemd. In Nederland hebben we er maar een, de Dom van Utrecht. In Italië zijn er uiteraard veel meer, heel bekend is de Dom van Milaan.

Dominee: Sommige Protestanten kennen geen priester, degene die bij hen voorgaat in de diensten heet een Dominee. Het belangrijkste wat een dominee goed moet kunnen, is preken.

Dominicus: de stichter van de orde van de Dominicanen.  Hij leefde van 1170 tot 1221. Hij was in zijn tijd (en ook nu nog) een zeer belangrijk theoloog en een beroemde predikant.

Domus Debilium : in kloosters aten soms zieke en zwakken leden van het klooster, niet samen met de anderen. Zij kregen vaak beter voedsel, daarom aten zij in een apart zaaltje ( soms hok!) . Letterlijk betekent de naam:" Huis der zwakken".

Dood: die hoort nu eenmaal bij het leven. Ons geloof geeft ons er wel een minder sombere kijk op, want wij geloven dat de dood geen einde is, maar dat je verder leeft en dan heel gelukkig bent.

Doopbewijs: een formuliertje waarop staat dat je inderdaad gedoopt bent, waar, wanneer en door wie.

Doopformule: Terwijl er water over het hoofdgegoten wordt, wordt gelijktijdig de doopformule uitgesproken :" Ik doop U, in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest." Ook veel protestanten dopen op precies dezelfde manier, wanneer dus iemand die eerst protestant is, katholiek wil worden, hoeft die persoon niet opnieuw gedoopt te worden.

Doopjurk: baby's die gedoopt werden ( worden), krijgen soms een doopjurk aan, Dit is een lang wit geval vaak versierd met strikjes en veel kant. Vaak is de doopjurk al heel lang in een familie en worden alle nieuwe familieleden in deze jurk gedoopt.

Doopkaars: deze kaars brandt tijdens het dopen en naderhand gaat die mee naar huis. Het is een herinnering aan het doopsel, soms wordt hij weer in de kerk gebrand, bv. met het Vormsel of bij het huwelijk.

Doopkapel: soms is er een aparte, kleine kapel, in de kerk, waar de doopvont staat. Gewoon handig, het is daar veel makkelijker warm te krijgen.

Doopleerling: iemand die op latere leeftijd katholiek wil worden, gebeurt soms, moet eerst een heleboel over ons geloof leren. In die tijd is hij/zij doopleerling.

Doopnaam: bij het doopsel krijgen we meestal een paar doopnamen, dit zijn soms namen van heiligen en de bedoeling is dan dat deze heiligen ons zullen beschermen.

Doopregister: dit is een boek, waarin keurig opgeschreven wordt wie er gedoopt is in die kerk. Zo kun je het altijd nog eens op laten zoeken, als je je doopformulier kwijt bent geraakt.

Doopsel: dit is het eerste van de zeven sacramenten. Zonder het doopsel kun je de andere zes niet ontvangen. Door het doopsel, samen met het vormsel en de eerste communie, wordt je lid van de katholieke kerk.

Doopvont: een grote bak, soms op een dikke poot, waarin water zit. Hiermee wordt gedoopt. Er zit altijd een heel groot deksel op de bak om te zorgen dat het water schoon blijft.

Doornenkroon: om Jezus belachelijk te maken hadden soldaten van doorntakken een kroon gevlochten en deze Jezus op het hoofd gezet.

Dormitorium: vroeger sliepen mensen lang niet altijd alleen, soms zelfs niet in een eigen bed. Ook in de hele oude kloosters sliep men op slaapzalen, dit heette het dormitorium.

Dorpskerk: de kerk in een dorp.

Drie-eenheid: we geloven dat God uit drie Personen bestaat: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Deze drie personen samen wordt de Drie-eenheid genoemd.

Driekoningen: deze bezochten Jezus in de stal in Bethlehem.

Duif: niet alleen een symbool van vrede, maar ook van de heilige Geest. De Geest verscheen, toen Jezus gedoopt werd in de Jordaan, in de vorm van een duif.

Duivel: eigenlijk een soort engel, maar dan van het kwade soort. Men beschouwt duivels als boze geesten en ze zouden in de hel huizen. Duivels zouden ons kwaad willen doen en....tot verkeerde dingen willen verleiden. Iets duivels, is dan ook iets heel erg slechts. Duivels worden vaak afgebeeld met een staart, hoorns op hun hoofd en...bokkenpoten.

Duivelbezwering: dit wordt ook wel een duivel uitdrijving genoemd. Wanneer een duivel iemand helemaal in zijn macht heeft, kan door middel van gebeden en allerlei ingewikkelde formules, die duivel weggejaagd worden. Dit wordt dan door een priester gedaan, die geleerd heeft voor exorcist. Ook Jezus heeft duivels uitgedreven en zo mensen weer gewoon laten leven.

Dweper: iemand die overdreven achter iets aan loopt. Ook op geloofsgebied zijn er dwepers, die overdrijven ongelofelijk en zijn meestal daardoor een beetje moeilijk in de omgang. 

Eenheid van de christenen: iets waar veel verschillende geloofsrichtingen binnen het christendom weer naar streven. Zij proberen elkaar steeds meer te naderen. Het gaat niet altijd even gemakkelijk, maar op het terrein van maatschappelijke vraagstukken is het vaak goed mogelijk om samen te werken.

Eerbied: hiermee gaan we naar God. Omdat we geloven dat God in de hostie aanwezig is en in de kerk dus in het tabernakel is, gedragen we ons soms in de kerk een beetje eerbiedig. Helemaal stil zijn zo gauw als je de deur van de kerk binnenging, zoals dat vroeger moest, is natuurlijk niet nodig, je mag best iemand groeten. De gewone regels van wat mag en niet mag, gelden gewoon ook in de kerk.

Eerlijkheid: een van de deugden die je moet beoefenen en.....waarmee je ook in het geloof een heel eind komt.

Eerste Communie: de eerste keer dat je als kind de Communie ontvangt. Vroeger gebeurde dit pas als je een jaar of 12 was. Paus Pius X heeft bepaald dat dit vanaf 6 jaar nu mag. De regels die daarbij gelden, is dat kinderen moeten weten wat ze doen, dus moeten weten dat de hostie het lichaam van Jezus is.

Eeuwigheid: iets wat wij ons moeilijk kunnen voorstellen, er zit geen begin en geen einde aan. God bestaat in de eeuwigheid, altijd dus. Na ons leven zullen ook wij eeuwig leven.

Eeuwig leven: dit wordt ons beloofd, na onze dood. Hoe het zal zijn, dat hangt er van af, hoe wij op aarde geleefd hebben.

El Akza: na de moskee in Mekka, is dit de belangrijkste moskee voor de Moslims. Hij staat in Jeruzalem op de plaats waar vroeger de tempel stond. Een deel van deze moskee is vroeger een kruisvaarderskerk geweest. Het is een heel groot terrein en op dit terrein staat een heel oud gebouw, de Dom van de Rots; in het midden hiervan bevindt zich de top van de berg Moria, waar Abraham Isaak wilde offeren. In de Dom van de Rots, wordt de voetstap van Mohammed bewaard, hiervandaan zou hij naar de hemel gegaan zijn. Ook bewaren ze er een paar baardharen van deze profeet. Voor je een moskee binnengaat moet je je schoenen uittrekken! Op de vloer liggen overal tapijten.

Elias: een profeet, uit het Oude Testament, Jezus ontmoette hem op de berg Tabor.

Elisabeth: de moeder van Johannes de Doper. Bij haar ging Maria op bezoek, om haar te helpen, terwijl Elisabeth in verwachting was van Johannes.

Emmanuël: een van de namen die gegeven zijn aan Jezus. Het betekent de " verwachtte," ook wel " God met ons!"

Engel: een wezen zonder lichaam, maar met vleugels. Het is een geest en het is in de hemel.

Engelbewaarder: de engel, die als speciale opdracht heeft voor jou te zorgen en je te beschermen. Deze engel is altijd bij je, dus eigenlijk ben je nooit helemaal alleen.

Engelenschaar: een verzameling engelen bij elkaar.

Encycliek: ingewikkelde brief van de Paus over een belangrijk onderwerp. Meestal is zo'n brief zo lang dat het een dun boekje is.

Episcopaal: bisschoppelijk. Van de bisschop dus.

Epistel: dit betekent "brief". Een epistel wordt in de eucharistieviering voorgelezen en meestal is het een brief van een van de apostelen.

Eucharistie: zo wordt de communie ook wel genoemd.

Eucharistisch gebed: voor tafelgebed.

Eucharistieviering: letterlijk viering van de eucharistie, ook wel heilige mis genoemd, of het misoffer.

Evangelie: de Blijde Boodschap van Jezus. Het evangelie in de eucharistieviering, is meestal maar een klein stukje uit de Blijde Boodschap.

Evangelieboek: hierin staan alle stukje evangelie die in de H.Miis gelezen worden, met daarbij de zondagen waarop ze aan de beurt zijn.

Evangelist: iemand die een evangelie geschreven heeft. Er zijn er vier : Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes.

Essenen: groep mensen, die in Qumran leefde, bij de Dode Zee. Zij geloofden een beetje anders als de Joden, waren veel strenger, trouwden niet en hadden geen kinderen. Waarschijnlijk is Johannes de Doper lid geweest van deze groep.

Eva: zij was de eerste vrouw.

Ezel: het belangrijkste vervoermiddel in de tijd van Jezus en ook nu nog worden er in de zuidelijke landen ezels gebruikt om lasten en....mensen te vervoeren. Het dier staat bekend om zijn eigenzinnigheid, maar is ook een zachtzinnig dier.

Ex cathedra: dit betekent letterlijk: " vanaf de preekstoel". Deze term wordt alles gebruikt als de paus een zeer belangrijke uitspraak doet, een dogma verkondigt.

Excommunicatie: betekent letterlijk :" buitensluiten van de communie." Dan wordt er officiëel verklaard, dat je niet meer tot de katholieke Kerk behoort. Hiervoor moet je het wel heel erg bont maken, bijvoorbeeld een heel ander geloof verkondigen zoals Luther en Calvijn gedaan hebben.

Excorsisme: het uitdrijven van duivels.

Ex-voto: iets wat je geeft, wanneer je iets gekregen hebt door bemiddeling van een heilige, of van Maria. Soms zijn dit tegeltjes met een tekst erop die in de kerkmuur gemetseld worden, soms zijn het ook schilderijen of voorwerpen van zilver, harten, of andere zilveren voorwerpen, die meestal laten zien wat er gebeurd is. In bedevaartskerken zie je ze soms hangen.

Fakkel: houder met een vlam erin, het kan zijn dat er een lantaarntje omheen zit en er een kaars in brandt, maar een echte fakkel wordt gevormd door een stok met in olie gedoopte doeken er omheen. Dit geeft meestal een grote vlam en rookt verschrikkelijk, vandaar dat dit soort fakkels in de kerk meestal niet gebruikt wordt.

Fanaticus: iemand die zo overtuigd is van bepaalde ideeën, dat hij die ten koste van alles wil doordrukken. Het is meestal niet zo gemakkelijk om met fanatici om te gaan en soms zijn ze heel gevaarlijk.

Fanatiek: wanneer je iets fanatiek doet, heb je meestal geen oog meer voor andere dingen. Het is, in feite, overdreven ijverig .

Fanatisme: overdreven ijvere houding die vaak veel schade toebrengt aan individuen en aan de gemeenschap.

Farao: soort koning van het oude Egypte.

Fatima: een bedevaartplaats van Maria in Portugal. Hier verscheen Maria, boven een steeneik (soort boom) aan drie kinderen. In Fatima is het alleen erg druk op de dag dat Maria verschenen is, dan komen mensen, vanuit heel Portugal, naar Fatima gelopen. Ze kamperen vaak gewoon op straat en op het plein voor de kerk, dat net zo groot is als het Sint Pietersplein in Rome.

Farizeeërs: een groep, meestal zeer geleerde Joden, die erg fanatiek was.  Ze hielden vast aan een eindeloze reeks kleine wetjes en regeltjes in de joodse godsdienst.  Omdat zij daardoor vaak het grote gebod van de liefde over het hoofd zagen, had Jezus regelmatig ruzie met hen.

Feesten: in de Kerk wordt eigenlijk iedere dag feest gevierd. Iedere dag wordt er een heilige herdacht, daarnaast heb je een aantal grote feesten, Hoogfeesten: Kerstmis, Pasen, Pinksteren.

Filippus: een van de twaalf apostelen.  Er is heel weinig over hem bekend. Hij zou het geloof hebben verkondigd in Griekenland en Klein-Azië. Volgens de legenden zou hij ook gekruisigd zijn, maar dan met het hoofd naar beneden.

Filosofie: dit is de wetenschap van het nadenken. Omdat dit echt een wetenschap is, is het nadenken aan regels gebonden. Er zijn natuurlijk een heleboel richtingen binnen deze wetenschap .

Filosoof: iemand die de wetenschap van de filosofie beoefend. Bij de Grieken waren een paar grote filosofen, die nu nog veel invloed hebben: Plato en Aristoteles.

Flambouw: soort fakkel, maar vrijwel altijd met kaarsen of olielampen.

Folteren: een ander woord voor martelen, iemand kwellen.

Foster Parents Plan: een goede manier om kinderen in ontwikkelingslanden een goede kans voor de toekomst te geven.

Franciscus: hij stichtte de franciscanerorde .  Hij leefde in het Italiaanse Assisi. Hij is ook bekend om zijn grote liefde voor de natuur en hij staat aan de oorsprong van onze kerststal.

Frater: Latijns woord, het betekent "broeder".

Gabriël: een van de aartsengelen. Hij wordt gezien als de boodchapper van God. Hij vertelde Maria dat zij Jezus zou krijgen.

Gallilea: de noordelijkste provincie van Israël.

Gaudete: de derde zondag van de Advent. Deze zondag heet zo, omdat het openingslied (Introïtus) begon met "Gaudete". Dit is Latijn en betekent: "verheugt u."

Gebedsviering: als er geen priester beschikbaar is, wordt zo'n viering vaak gehouden in plaats van een eucharistieviering. Hierin is dus geen consecratie. In zo'n viering kan iedereen voorgaan.

Geboden: regels die zeggen wat je moet doen. Er zijn talloze genoden, maar het meest bekend zijn de "tien geboden". Dit zijn de officiële geboden van God, waaraan iedere mens zich moet houden. De "Verklaring van de Rechten van de Mens," van de Verenigde Naties, is in feite een moderne variatie op de Tien Geboden.

Geboortekerk: deze kerk staat in Bethlehem op de plaats waar volgens de overlevering de grot geweest zou zijn, waarin Jezus geboren is.

Gedachteniskruisje: dit hangt in de kerk, om daar mensen die gestorven zijn te gedenken. Omdat het soms te lastig is om iedere keer naar het kerkhof te gaan, worden zo de overledenen toch herdacht in een kerk. Het is een voortzetting van het idee, dat de overledenen in de kerk begraven moesten worden.

Gedachtenisprentje: dit krijg je bij een begrafenis, de bedoeling is dat je het af en toe leest en voor die persoon bidt. Zo vergeet je niet gauw iemand.

Gedenken: door iets of iemand te gedenken, geef je die persoon weer een plaats in jouw leven. Zo blijven iemand of de daden van iemand levend, ook al is die persoon al eeuwen dood.

Gedruis: een ander woord voor een heleboel herrie.  Toen met Pinksteren de H. Geest op de apostelen neerdaalde, ging dat, volgens het verhaal in Handelingen, gepaard met een heleboel gedruis.

Geest: iemand zonder lichaam. Een geest is daarom is onzichtbaar en niet aan te raken. Geest heeft te maken met leven en met denken. Als we spreken over de Heilige Geest, dan bedoelen we God die werkzaam is in mensen, die mensen in beweging zet.

Geheimen van de rozenkrans: dit zijn momenten uit het leven van Jezus of van Maria, waaraan gedacht wordt als de rozenkrans gebeden wordt. Er zijn er vijftien, verdeeld in drie soorten: de blijde geheimen, de droevige geheimen en de glorievolle geheimen.

Gelaat: een ander woord voor gezicht.

Geldbuidel: zakje, waar geld in zat. Judas had de geldbuidel van de apostelen in beheer en hij moest geld aan de armen uitdelen.

Geloofsbelijdenis: een samenvatting van alles wat wij geloven. De credo die vaak bij een eucharistieviering gezongen wordt is er een.  Een ander is de twaalf artikelen van het geloof, die ook dikwijls gebeden wordt.

Geloofsleerling: iemand die katholiek wil worden en daarvoor leert.

Geloofsvrijheid: dit betekent dat je vanuit de staat vrij bent om te geloven wat je wilt. Het betekent dat het niet uit mag maken welk geloof je hebt in maatschappelijk verband.

Gelovige: iemand die gelooft.

Geloven: iets aannemen zonder dat je een bewijs hebt en zonder dat iets wetenschappelijk bewezen is. Geloven in mensen is : hen vertrouwen en jezelf aan hen toevertrouwen. Geloven in God is ook meer dan het aannemen van een aantal geloofswaarheden: het is nog veel meer: Hem vertrouwen en je aan Hem toevertrouwen.

Gelijk: dat zijn volgens Jezus alle mensen.

Gelijkenis: een verhaaltje om iets duidelijk te maken. Het wordt ook wel een parabel genoemd. Jezus gebruikte heel vaak gelijkenissen om iets over het Rijk van God te vertellen >of om duidelijk te maken hoe mensen moeten leven.

Gemp: een wit kledingstuk, dat over het hoofd gaat en waar van voren een gat in zit waar het gezicht uit steekt. Dit droegen zusters vroeger onder de sluier.

Genade: een vorm van hulp of een recht, dat je zomaar krijgt, zonder dat je er iets bijzonders voor hoeft te doen.

Genesis: het eerste boek van het Oude Testament. Het wordt ook wel het boek van de schepping genoemd.

Gerechtigheid: het recht doen aan iets of iemand. Gewoon eerlijk omgaan met elkaar of met de natuur.

Gerizim: de berg waar de Samaritanen God eerden.

Germaans recht: hierop is ons recht gebaseerd. De oude Germanen hadden een vorm van rechtspraak, waarbij de grenzen heel duidelijk aangegeven waren. Als je over die grens heen ging, zat je echt erg fout.

Gesel: een stok met daaraan een heleboel leren bandjes, waarmee iemand geslagen werd. Soms zaten er aan die leren bandjes ijzeren knopjes of weerhaakjes.

Geselen: een straf waarbij iemand geslagen werd met een gesel, meestal werd daardoor de huid helemaal opengescheurd.

Geselpaal: aan deze paal werd iemand vastgebonden voordat hij gegeseld werd.

Gewaad: ander woord voor een bovenkleed. Meestal gaat dit om iets heel moois!

Glas in loodramen: deze ramen zie je vaak in kerken. Het zijn gekleurde ramen, waarin een voorstelling te zien is. Ze bestaan uit allemaal kleine stukje glas, die met lood aan elkaar gemaakt zijn.

God: de Allerhoogste, de Onnoembare, de Eeuwige, de Oerkracht, de Alzijnde , de Schepper, de Bron van alle leven en zo zijn er nog meer titels voor die ongrijpbare en onbegrijpbare God.  In de joods-christelijke traditie wordt Hij gezien als  "Ik ben er voor jou" (Jahweh) en als "De God met ons", d.w.z. als een God die met mensen begaan is, die een vader voor hen is.

Godsdienst: letterlijk: het dienen van God. Het is een verzamelnaam voor alle vormen van geloofsuitingen en van alles wat wij over God leren.

Godslamp: de lamp naast het tabernakel in de kerk. Deze lamp brandt altijd als er geconsacreerde hosties in het tabernakel aanwezig zijn.

Goede Vrijdag: de dag waarop wij gedenken dat Jezus aan het kruis gestorven is.

Goede Week: de week voor Pasen. De laatste week van de Vasten. In deze week zijn Witte Donderdag en Goede Vrijdag.

Golgotha: zo wordt de Calvarieberg ook wel genoemd. Hier werd Jezus aan het kruis geslagen.

Goliat: dit was een reusachtig grote man - een Filistijn- waartegen David gevochten heeft. David heeft Goliat gedood met een steen uit een slinger.

Goud: dit was een van de gaven van de Driekoningen.

Gouden Poort: door deze poort in de muur rond Jeruzalem zou Jezus op Palmzondag, de stad binnen gegaan zijn. Nu is deze poort dichtgemetseld, maar de Joden geloven dat deze poort, aan het einde van de wereld, weer open zal gaan en dat daar God zal verschijnen.

Grafkerk: in deze kerk bevindt zich, volgens de overlevering,  het graf van Jezus.

Grafsteen: een graf in een rots werd afgesloten met een grote ronde steen, die er voor gerold werd. Van de grafsteen van het graf van Jezus is nog maar een heel klein stukje over, de rest is door de beminde gelovigen als aandenken van hun bezoek, meegenomen.

Gregoriaans: een bepaalde vorm van muziek, die heel oud is en ontstaan is toen paus Gregorius aan het bewind in Rome was. Deze paus heeft er voor gezorgd dat iedereen deze muziek op dezelfde manier ging opschrijven en daarom kunnen wij die nu nog lezen en zingen.

Grieks-Orthodox: deze oosterse cchristenen geloven hetzelfde als wij, maar zij erkennen de paus niet als hoofd van de kerken. Hun vorm van de eucharistie vieren is ook heel anders.

Groen: een liturgische kleur, die gedragen wordt als er geen bijzonder feest gevierd wordt.

Haan: dit dier kraaide drie keer, toen Petrus gezegd had dat hij Jezus niet kende. Daarom wordt Petrus soms ook wel eens afgebeeld met een haan bij zich. Zelfs als je drie keer zegt dat je Jezus niet kent, kun je nog de eerste Paus en....een grote heilige worden. Dat vertelt ons, hoe God ons kan vergeven, je krijgt steeds een nieuwe kans en.....je moet het wel heel erg bont maken, wil Hij niets meer van jou weten.

Habijt: het , meestal, lange gewaad, dat iemand die in het klooster is, draagt. Een habijt is voor een hele orde van de zelfde kleur; franciscanen dragen een bruin habijt, dominicanen een wit en zo zijn er nog een heleboel variaties mogelijk.

Handel: een bedevaartplaatsje van Maria, waar een wonderbaarlijk beeldje vereerd wordt. In de kerk van Handel is nog iets bijzonders te zien: daar hangen schilderijen waarop de wonderen, die er gebeurd zijn, afgebeeld staan. Mensen die dat wonder meegemaakt hebben en daar reuze dankbaar voor waren, hebben die schilderijen als dank aan Maria laten maken. Dit zijn dus ex-voto's.

Handelingen van de Apostelen: het boek waarin beschreven staat wat er na Pasen gebeurde en....hoe het verder ging met de apostelen. Dit boek hoort bij de boeken van het Nieuwe Testament.

Hanna: in de bijbelse verhalen zijn er twee bekende vrouwen die Hanna heten. De eerste was de vrouw van Elkana in de tijd van de profeet Eli. Na vurig bidden werd zij toch moeder van een zoon, Samuël geheten, die als religieus leider een belangrijke rol zou spelen in de geschiedenis van het joodse volk. De andere Hanna was een oude vrouw in de tijd van Jezus. Ze wasvaak in de tempel en daar ontmoette zij ook het kind Jezus bij zijn opdracht in de tempel. Zij heeft hem toen herkend als de Verlosser.

Hebreeërs: zo werden de joden in de tijd van Mozes genoemd. Later wordt de naam Israëlieten meer gebruikt.

Hebreeuws: de (oude) taal van Israël. Modern Hebreeuws heet Ivriet.

Heer: zo noemen wij God vaak uit eerbied. Heer betekent dan niet " mijnheer" maar " heerser = baas". In de joodse traditie mocht de naam van God (Jahweh) niet uitgesproken worden, daarom gebruikte men de naam Adonai (=Heer).

Heilige: iemand die door de Paus als " heilige " is erkend. Het is iemand die iets bijzonders voor de Kerk heeft gedaan en....voor ons een voorbeeld is. Meestal heeft een heilige ook nu een taak, hij/zij beschermt en helpt ons en zorgt er voor dat het leven een beetje lichter is.

Heilige Geest: hij is de derde persoon van God. De heilige Geest is zeer actief. Hij helpt ons om op goede ideeën te komen.

Heilige Mis: een wat oudere naam voor de eucharistieviering. Voluit wordt de heilige mis het heilige misoffer genoemd.

Heiligenbeeld: om ons geheugen een beetje te helpen zijn er van heiligen vaak beelden gemaakt, zo vergeten we hen niet.

Heiligenleven: een beschrijving van het leven van een heilige. Vaak staan hierin ook allerlei legendes,vrome verhalen die niet helemaal kloppen, maar wel leuk zijn om te lezen.

Heiligenplaatjes: die zijn er door de eeuwen heen, in alle soorten en maten geweest. Sommigen zijn echte kunstwerken, anderen zijn foeilelijk. In het ganzenbordspel zitten er een heleboel; ben je benieuwd, kijk dan eens.

Heilige Schrift: zo wordt de Bijbel ook wel genoemd.

Heilige Vader: een aanspreektitel voor de paus.

Heilig Land: zo noemt men Israël ook wel.

Hel: dit zou de plaats, of toestand zijn, waar je naar toe gaat als je heel zondig leeft. Vroeger dacht men dat de hel onder de grond zat en dat er een eeuwig vuur brandde. De duivel is daar de baas. Nu gelooft men meer dat de hel een toestand is, waarin je God niet kunt zien en waarin je je heel erg ongelukkig voelt.

Helpen: dat is een opdracht voor ons, om dat te doen waar wij kunnen en......dan niet om er zelf beter vn te worden. Ook niet alleen maar vrienden helpen, maar ook jouw vijanden.

Hemel: een plaats of toestand waarin je helemaal gelukkig bent. Vroeger dacht men dat de hemel ergens boven de wolken was. Nu gelooft men dat het een toestand is waar je iedereen weer ontmoet van wie je gehouden hebt en.....waar je eindelijk eens een keertje weet wie God nu echt is.

Hemelvaart: het feest dat wij veertig dagen na Pasen vieren om te gedenken dat Jezus weer van de aarde wegging en naar de hemel ging.

Herbergier:hij heeft in het kerstverhaal een slechte naam, maar misschien is de herbergier gewoon alleen maar heel praktisch geweest. Een herberg uit die tijd (caravanserai) leek echt niet op een hotel zoals wij dat kennen. Je was er niet alleen en had geen aparte kamers. Het was dus feitelijk geeen situatie die geshikt was voor een vrouw die moeder ging worden.

Herderlijk Schrijven: zo wordt een brief genoemd, die de bisschoppen soms samen schrijven aan alle gelovigen van een land.

Herders:Jezus nam hen vaak als voorbeeld. Hij zei dat de apostelen net zo voor de mensen moesten zorgen als een herder voor zijn kudde. Een priester die in dienst staat van de gelovigen, wordt dan ook vaak een herder genoemd. De echte herders in de tijd van Jezus waren vaak mensen met weinig opleiding, leren konden ze vaak niet, voor dieren zorgen wel en ze hadden er veel voor over. Aan de herders werd als eerste verteld dat Jezus geboren was. Dat vertelt ons dat Jezus echt voor iedereen gekomen is en.....dat naar de gewone mens, op de eerste plaats zijn hart uitgaat.

Herdersschopje: een herder had altijd een schopje bij zich, hiermee gooide hij kluitjes aarde naar een schaap dat de verkeerde kant op ging. Ook dit symbool heeft in onze kerk een plaats gekregen; bij hun installatie kregen pastoors een herdersschopje. In ieder geval zijn deze schopjes te zien in het museum van de kerk in Gennep.

Herdersstaf: ook de herdersstaf is in de kerk overgenomen : de bisschopsstaf is hiervan afgeleid. Ook de staf die de paus draagt, is een herdersstaf.

Heremiet: een andere naam voor een kluizenaar: iemand die ergens alleen woont om zich helemaal te kunnen wijden aan een leven van gebed.

Heremitage: de behuizing van een kluizenaar, dit hoeft echt niet altijd een woning te zijn, want bijvoorbeeld Sint Savin, woonde jarenlang in een kuil onder de grond.

Herodes: verschillende koningen droegen deze naam. In de tijd van Jezus' geboorte was het Herodes Antipater, die de kinderen rond Betlehem liet vermoorden. Herodes Antipas liet Johannes de Doper vermoorden en bespotte Jezus vlak voor zijn dood. Herodes Agrippa Ivervolgde de jonge kerk in Jeruzalem. En Herodes Agrippa II was aan de macht in de tijd dat Paulus gevangen zat.

's-Hertogenbosch: een bisschopsstad. De Sint Jan is de kathedraal. Deze kathedraal is gebouwd in de middeleeuwen en is schitterend versierd. In de kathedraal wordt de Lieve Vrouw van Den Bosch vereerd. Dit is een wonderbaarlijk beeld en veel mensen zoeken er hun toevlucht.

Hindoeisme: een godsdienst, die meerdere goden kent. Vooral in India vindt deze godsdienst veel aanhangers, maar ook in Suriname is het een van de veel voorkomende geloven.

Hof van Olijven: in deze tuin, waarin een olijvenpers stond, heeft Jezus gebeden op zijn laatste avond voor Hij ging lijden. Daar is Hij ook door Judas met een kus verraden. Deze tuin kun je nu nog bezoeken en er staan eeuwenoude olijfbomen. Om de rots waar Jezus gebeden heeft is een kerk gebouwd.

Hoge Raad: verzameling van Hogepriesters , die oordeelden over een overtreding.Zij waren niet bevoegd om iemand tot de dood te veroordelen, daar hadden ze de Romeinen voor nodig.

Honderdman: een officier in het Romeinse leger die het bevel voerde over honderd soldaten. Hij werd ook wel een centurion genoemd. Bekend is de honderman die naar Jezus ging om genezing voor zijn knecht te vragen en.........zich onderwierp aan een Jood, die dus tot een volk hoorde, dat de Romeinen overheersten.

Hongerdoek: zo'n doek hangt soms in de Vasten in de kerk. Het oorspronkelijke doek is vaak gemaakt in een ontwikkelingsland, waarvoor de vastenactie gevoerd wordt. Op een hongerdoek staan voorvallen uit het leven van Jezus of andere bijbelse taferelen geschilderd.

Hoogtijdagen: dit zijn de belangrijkste kerkelijke feestdagen, bijvoorbeeld Kerstmis en Pasen.

Hosanna: oorspronkelijk een gebed om hulp ("help toch") werd dit later een vreugdekreet. De mensen riepen dit toen Jezus Jeruzalem binnenreed op Palmzondag.

Hostie: het stukje brood dat in de eucharistieviering gebruikt en uitgedeeld wordt. Het wordt het lichaam van Christus genoemd. Het is ongedesemd (ongegist) brood omdat dit ook bij het Laatste Avondmaal gebruikt werd. Heel lang kenden we alleen de ronde ouweltjes, die gemaakt werden van heel fijn tarwebloem, wat meer gedroogd als gebakken werd. Dit werd in slotkloosters gedaan, die daarmee iets bijverdienden. Tegenwoordig lijkt de bruine hostie, die meestal langwerpig is, veel meer op brood. Het lijkt vooral heel veel op een matze, waarin ook geen gist zit.

Houtskool: dit heb je in de kerk nodig om de wierook te laten branden. Eerst wordt het stukje houtskool verhit tot het gloeit en dan worden er wierookkorrels op gestrooid.

Hubertus: bisschop van Tongeren-Maastricht, later van Luik rond 700 . Hij was vooral actief in Zuid-Brabant en de Ardennen. Hij is de patroon van alle jagers. Hij zou zich tot het christendom bekeerd hebben toen hij een hert tegenkwam met een kruis tussen zijn gewei. >

Hulpbisschop: deze bisschop helpt een bisschop in zijn bisdom, vaak is dit een bisdom wat veel te groot is voor één bisschop. Ze hebben dan de taken netjes verdeeld.

Huwelijk: een van de sacramenten. In feite geven de bruid en bruidegom elkaar dit sacrament, de priester geeft daaraan zijn zegen.

Ibrahim: zo noemen de Moslims Abraham. Ook voor hen is hij een hele belangrijke man. Niet omdat hij de vader van Isaak was, maarwel dievan Ismaël. Dit was het kind van een slavin en Abraham heeft haar de woestijn in gestuurd. Ismaël is de stamvader van de Arabieren.

Ideaal: een heel belangrijk doel,iets datje wilt bereiken omdat het goed is. Het kan zijn dat mensen ook samen dat doel na willen streven, zo zijn soms de verschillende kloosterordes ontstaan.

Idool: dit betekent eigenlijk "afgod".

Ignatius: de stichter van de orde van de Jezuïeten. Ignatius van Loyola werd in 1491 geboren in Baskenland. Hij ging bij het leger maar toen hij gewond geraakt was, las hij veel over Jezus . Hij ging studeren en werd een van de grootste geleerden van zijn tijd. Hij en zijn vogelingen hebben een grote invloed gehad op de ontwikkelingen in de kerk.

Ikoon: schildering, meestal op hout, die een heilige, Maria of God voorstelt. Het schilderen van een ikoon doe je niet zomaar, hierbij zijn een heleboel regels en voorschriften, als je je daar niet aanhoudt, is het geen echte ikoon die je gemaakt hebt. Een ikoon beeldt iemand niet natuurlijk af, maar symbolisch, het is een teken van iets. (Net als de ikoontjes van een computer!).

Ikonostase: een scheidingswand in een kerk, waar men volgens een oosterse ritus viert. Deze wand scheidt het priesterkoor van het gedeelte waar de gelovigen zitten ( meestal staan!!!). Achter de wand wordt de eucharistie gevierd. De wand wordt gevormd door een heleboel ikonen, je hebt dus wel iets te bekijken, af en toe komt een priester voor de ikonostase en zwaait met een wierookvat. Ook de communie wordt voor de wand uitgereikt, ze hebben dan gewoon brood, dat in heel kleine stukjes verdeeld is, dit wordt in de wijn gedoopt met een lepeltje . Zo krijgt iedereen zo de communie.

Immaculata: latijns woord dat "onbevlekte"betekent; het is een troetelnaam van Maria. Officiëel heet zo’n troetelnaam een titel!!!!!

Immanuël: een van de namen van Jezus en betekent:" God met ons."

Installatie: wanneer er in een parochie een nieuwe pastoor komt, wordt deze geïnstalleerd. Dit houdt in dat de parochie officieel aan zijn zorgen wordt toevertrouwd.

Intredegebed: het gebed waarmee de eucharistieviering begint, tegenwoordig noemen we dat meestal het openingsgebed. Het woord "intrede" slaat op het binnenkomen van de priester.

Intreden: dit doet iemand die naar het klooster gaat om deel uit te maken van een orde of congregatie.

Intredezang: wordt meestal openingszang genoemd, maar als dit lied gezongen wordt terwijl de priester binnenkomt, is intredezang een beter woord.

Intronisatie: de beste bescherming van jouw huis, maar ook van jouw geluk, was vroeger een Heilig Hartbeeld. Het was een beeld van Jezus met op zijn borst een groot hart, met een stralenkrans er omheen. Door zo’n beeld in jouw huis te zetten vroeg je aan Jezus om jou ook een plaatsje in Zijn Hart te geven. Soms kwam daarvoor een pastoor, die dan na een gebed, het beeld op zijn plaats zette. Dit noemde men de intronisatie.

Inquisitie: een kerkelijke rechtbank die veel ellende veroorzaakt heeft. Priesters verbonden aan deze rechtbank joegen op ketters en Joden. Nogal wat van deze paters behoorden tot de dominicanenorde. Bij de verhoren werden de mensen vaak gemarteld en tenslotte ter dood gebracht, meestal werden ze verbrand. Door de Inquisitie zijn Joden uit Spanje verjaagd of ze zijn zogenaamd katholiek geworden en in feite ondergedoken. Ook vanuit Italië en Portugal zijn Joden in die tijd naar het noorden gevlucht en hebben zich in Amsterdam gevestigd. De Katharen ( hier komt het woord ketter vandaan) leefden vooral in Zuid Frankrijk in de uitlopers van de Pyreneeën. Zij geloofden niet in de eucharistie en hadden heel andere vormen van godsdienstigheid. Hierin werden zij niet vrijgelaten, maar hardhandig tot bekering gedwongen. De meeste Katharen weigerden dit en zijn op de brandstapel geeindigd. Hier komt de uitdrukking vandaan: " hij/zij rookt als een ketter!"

Inzegenen: dit hoorde bij de intronisatie, het hele huis werd dan gewijd met wijwater.

Isaak: de zoon van Abraham die, volgens het bijbelsverhaal, van God de opdracht kreegeen offer te brengen op de top van de berg Moria. Hier moest Abraham zijn eigen zoon als offer doden, maar op het laatste moment verhinderde een engel dat en kwam er ineens een schaap uit het struikgewas.

Iskariot: een plaats in Israël waarJudas vandaan kwam, de apostel die Jezus verraden heeft.

Islam: een van de grote wereldgodsdiensten. De Islam is gesticht door de profeet Mohammed. Het heilig boek van de Mohammedanen is de Koran. De Islam ken ook de boeken van het Oude Testament en.....ze erkennen Jezus, maar niet als Zoon van God, maar als een profeet. De heiligste plaats van de Islam is Mekka.

Israël: het Beloofde land voor de Joden. Toen ze na de tocht eraan kwamen heette het Kanaän.Wij noemen het vaak het Heilig land omdat Jezus hier geleefd heeft. Ook nu is het weer een Joodse staat.

Ivriet: de officiële taal van Israël. Het is in feite modern Hebreeuws.

Jaargetijde: een jaar nadat iemand gestorven is wordt hij of zij in een viering in de kerk herdacht. Dit gebeurt meestal in een eucharistieviering, waarbij zoveel mogelijk mensen van de familie aanwezig zijn. Dit gebruik bestaat niet in heel Nederland, in de randstad wordt het niet gedaan.

Jaffa: een hele oude havenstad aan de Middellandse zee, in Israël. Het is nu een moderne stad, maar bij opgravingen hebben ze veel gebouwen uit de eerste tijden gevonden die je nu kunt bezichtigen. Deze gebouwen liggen ook weer veel lager, want vroeger bouwde men gewoon een stad boven op een stad. De boel werd een beetje recht gemaakt , vandaar dat iedere stad weer een stukje hoger lag. Dit verschijnsel zie je in Israël heel veel: soms liggen vreemde afgeplatte heuvels in het landschap. Dit zijn geen natuurlijke heuvels, ze worden een "Tell" genoemd. Dit zijn de overblijfselen van een heleboel steden, door de eeuwen heen, bovenop elkaar. Soms vindt je de naam Tell terug in een eigennaam van een stad bijv. Tell Aviv. 

Jakob: de zoon van Isaak. Hij was niet de oudste zoon, dat was Ezau, maar met hulp van zijn moeder en een list, heeft hij toch de zegen van zijn vader gekregen en is hij stamvader van Israël geworden.

Jakobus: twee van de apostelen droegen deze naam: Jakobus de jongere of de mindere, de eerste bisschop van Jeruzalem; en Jakobus de oudere of de meerdere, zoon van Zebedeüs, broer van  Johannes.  Zijn botjes zijn in Compostella terecht gekomen en dat is nu dé bedevaartplaats van Jakobus. Hier trekt men te voet naartoe, een tocht die soms maanden in beslag neemt.  Tegenwoordig gaan velen op de fiets. Vroeger moest men op pelgrimstocht naar Compostella om voor een zonde te boeten.

Jat: het Hebreeuwse woord voor hand. Het woord is in ons spraakgebruik wat negatief. Met "iets jatten" wordt bedoeld  iets stelen, maar het is eigenlijk gewoon iets met je handen wegnemen. "Blijf daar met jouw jatten vanaf!" =  niet met je handen aankomen. De " jat" is ook een handje aan een stokje ( meestal van zilver), dat gebruikt wordt om bij het lezen van de Tora in de synagoge aan te wijzen waar men is. Ook in de naam van de grote holocaust (= de vernietiging van de Joden in de Tweede Wereldoorlog), komt dit woord terug. Het museum heet Yad Vashem, dit betekent :"hand van de rechtvaardige". Daar worden namenlijk de mensen geëerd die Joden in de Tweede Wereldoorlog geholpen hebben.

Jahwe(h): dit is de naam van God in het Oude Testament. Deze naam werd, uit eerbied, nooit voluit uitgesproken.  In het oude Hebreeuws schreef men alleen medeklinkers en overal waar JHWH stond ,vulde men de klinkers van het woord Adonai (=Heer) in. Dat klonk dan als Jehova en die naam wordt nog steeds door de Jehova-getuigen gebruikt..

Jeremia: een profeet in het Oude Testament. Hij heeft ook de komst van de Messias, dit is de door God gezondene, Jezus dus, voorspeld. Daarnaast heeft hij een heleboel klaagzangen geschreven, dit zijn "lamentaties" . In de Goede Week, op Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Paaszaterdag, worden deze gezongen, bijvoorbeeld in kloosters bij een viering die de "Donkere Metten" heet. In deze viering zijn de lampen niet aan en er staat dan een grote kandelaar, waarop vijftien kaarsen staan, deze kandelaar heeft de vorm van een driehoek, een triangel. De kaarsen worden een voor een aangestoken , bij iedere psalm die er gebeden wordt. Als alle kaarsen branden, worden ook de lampen aan gedaan.

Jeruzalem: de hoofdstad van Israël. Deze stad heeft een heel grote symbolische waarde, zowel voor de Joden, voor de christenen als voor de moslims. Voor al deze godsdiensten is Jeruzalem de stad der steden. Men spreekt ook wel over het hemelse Jeruzalem, dat later zal komen; dit is dan niet de stad die wij nu kennen , maar een ideale droomstad.

Jesaja: een van de grote profeten uit het Oude Testament. Uit zijn geschriften wordt vaak voorgelezen bij de eucharistievieringen. Hij heeft prachtige teksten waarin hij spreekt over de toekomstige messias.

Jesse: een van de stamvaders van Israël, de vader van koning David.  Tegenwoordig wordt hij meestal Isaï genoemd. Ook Jezus hoorde tot het huis van David, het geslacht van Isaï.  Jesaja sprak al over een twijg dat op de stronk van  Isaï zou ontspruiten. In een bekend kerstlied zingen we over hem : "Er is een Roos ontsprongen". Dit gaat helemaal niet over een roos, maar over een rijs. Een rijs is een heel oud woord en betekent twijgje.

Jezuïeten: de volgelingen van Ignatius van Loyola. Zij staan direct in dienst van de Paus. Meestal zijn ze heel geleerd en ze hebben ook veel scholen gehad: de Jezuïetencolleges.

Jezus: zoon van Maria en Jozef. Hij kreeg ook de titel "Zoon van God".  Zijn naam betekent: "God redt". De evangelieverhalen  gaan over zijn woorden en daden, over zijn blijde boodschap (= evangelie).

Joachim: volgens de overlevering de vader van Maria.

Job: een bekende figuur uit het Oude Testament. Hij had een heleboel pech. Hij raakte alles wat hij bezat kwijt en zat uiteindelijk alleen op een mesthoop. Toch raakte hij zijn geloof in God niet kwijt en daarom wordt hij als voorbeeld gesteld als iemand met een geweldig vertrouwen en een heleboel geduld.

Joden: de naam van een volk, een ras. Het is niet alleen de naam van een geloof, maar je moet echt door afstamming tot dit volk behoren om een echte Jood te zijn. De afstamming wordt gerekend via de moeder, dit is veel zekerder als het via de vader te berekenen. Toen deze regel opgesteld werd bestond er nog geen draagmoederschap en kunstmatige inseminatie.

Johannes: een van de apostelen, waarschijnlijk de jongste. Jezus hield veel van hem. Een van de vier evangelies wordt aan hem toegeschreven. Waarschijnlijk komt het van personen uit zijn omgeving.  Het johannesevangelie  is heel anders als dat van de andere evangelisten. Hij zou ook een aantal brieven geschreven hebben en de Apokalyps, het boek van de openbaring. Toen hij oud was woonde hij op een Grieks eiland, Patmos.

Johannes de Doper : de neef van Jezus, de zoon van Elisabeth en Zacharias. Hij wordt de " Voorloper" genoemd, want hij heeft de komst van Jezus aangekondigd. Ze noemen hem ook wel de "Wegbereider". Johannes leefde heel sober - hij was een echte asceet - hij kleedde zich in een gewaad van kamelenhaar, erg ruw dus, dat prikte behoorlijk en hij at sprinkhanen. Dit is helemaal geen slecht voedsel, want hierin zit een heleboel eiwit en veel mensen eten ook nu nog sprinkhanen en beschouwen dit als een lekkernij. Het is het beste te vergelijken met onze garnalen, dat zijn ook van die kleine kriebelbeestjes en maar heel  lekker!

Jona: een profeet, die er geen zin in had om naar de stad Ninivé te gaan. Nadat hij met een schip weggevaren was en vanwege noodweer overboord gegooid was, heeft hij, volgens het verhaal,  een paar dagen in de buik van een walvis gezeten, die hem weer aan land heeft gebracht. Het spelletje " iemand Jonassen", komt hier vandaan: waarschijnlijk wiebelde het reusachting in de maag van de walvis; dat wordt nagedaan door iemand aan handen en voeten heen en weer te zwaaien.

Jongerenkoor: omdat de liederen in de kerk de jonge mensen niet zo heel erg aanspraken, zijn ze overal begonnen met jongerenkoren, die muziek gebruikten die aansloot bij de smaak van jongeren. Vandaar dat jongerenkoren nogal eens teksten zingen op moderne songs, soms in het Nederlands, mar vaak in het Engels. Een heleboel pop-artiesten hebben waarschijnlijk nooit kunnen dromen, dat ze op deze manier gepromoveerd zouden worden tot schrijvers van kerkmuziek!

Jordaan: deze rivier stroomt door Israël van Noord naar Zuid en komt uit in de Dode Zee. Je moet je hierbij geen rivier als de Maas voorstellen, want dan valt het zwaar tegen. Wat wij een beek noemen, komt meer in de richting.

Jozef: de vader van Jezus. Hij wordt ook wel voedstervader genoemd, dus een vader die hem te eten gaf, maar niet de echte vader was.  Hij was timmerman en heeft voor Maria gezorgd toen zij ineens in verwachting was van Jezus. Dit was in die tijd heel wat, want meestal trouwde men niet met een meisje dat al in verwachting was. Jozef wordt in ons geloof vereerd als beschermer van de heilige Familie en hij is beschermheilige van onze Kerk.

Jozefbeeld: in de meeste kerken staat een beeld van de heilige Jozef, vaak wordt hij afgebeeld als een oude man, maar dat is hij waarschijnlijk helemaal niet geweest, er staat nergens dat Maria met een oude man getrouwd is!

Jubeljaar: een heel jaar feest in de Kerk, bijvoorbeeld vanwege de eeuwwisseling! toen vierden we natuurlijk niet alleen de eeuwwisseling maar ook dat het tweeduizend jaar geleden is dat Jezus werd geboren, want onze jaartelling is gebaseerd op het geboortejaar van Jezus. Dit is het jaar nul! Andere volkeren, die Jezus niet erkennen als Zoon van God en waarvoor zijn geboorte dus minder belangrijk is, hebben een andere jaartelling: de Joden tellen anders, maar ook de Chinezen en Japanners!
Jubeljaar  (Jobeljaar) in de joodse traditie  is elk vijftigste jaar en dan moeten schulden  a kwijtgescholden en slaven vrijgelaten worden.

Judas: een van de apostelen. Je hebt Judas Taddeüs  en je hebt Judas Iskariot. De laatste heeft Jezus verraden.

Judea: het zuidelijke deel van Israël, waar Jeruzalem ligt, maar ook Betlehem. 

Kaakslag: een heel zacht tikje, dat je vroeger van de bisschop kreeg als je gevormd werd. Het was een soort ridderslag waardoor de vormeling a.h.w. een strijdbaar christen moest worden.

Kaarsen: deze worden in de kerk in alle soorten en maten gebruikt. Er zijn van die heel dunne kaarsje, die je brandt bij heiligenbeelden, bijv. bij Maria of Jozef; ze worden ook devotiekaarsen genoemd. Er zijn ook zogenaamde "bus - kaarsen", die staan vaak hoog op het altaar. Ze zitten in een omhulsel, dat ook een kaars is, daarin zit een veer, waardoor de kaars, die daarin geplaatst wordt steeds omhoog wordt geduwd, zó blijven die kaarsen steeds keurig op de zelfde hoogte branden.

Kaarsendomper: een metalen kapje op een lange stok, waarmee hoog staande kaarsen uitgedaan kunnen worden, zonder dat degene die dat moet doen, de raarste capriolen uit moet halen.

Kadish:een Joodse gebed voor de overledenen.

Kafarnaüm: een belangrijke plaats in de tijd van Jezus in Israël. Het lag in Galilea aan de oever van het meer.

Kaïfas: Hogepriester in de tijd van Jezus. Hijheeft er uiteindelijk voor gezorgd dat Jezus gekruisigd werd.

Kalotje: het rondje petje, dat een bisschop, kardinaal of de paus draagt, wanneer hij geen mijter op heeft. Het heeft het zelfde model als het "keppeltje" waarmee Joodse mannen hun hoofd bedekken.

Kameel: dit dier werd en wordt in landen in het Midden Oosten gebruikt als lastdier en rijdier. Het is in staat door zijn vetbulten lang zonder water te kunnen. Daarom kunnen met dit dier tochten door droge gebieden gemaakt worden, b.v. door een woestijn.

Kana: een stad die ten westen van het Meer van Galilea ligt. Hier heeft Jezus het wijnwonder verricht. Hij veranderde water in prima wijn!

Kant: die zit vaak onder aan superplies, rochets en aan altaardwalen. Vaak is hierin een symbolische voorstelling geklost.

Kanunnik: een priester die bij een kathedraal of een basiliek of een heilige plaats hoort. Hij woont daar soms, maar meestal is het tegenwoordig een eretitel.

Kapel: een kleine kerk, waar geen parochie bij hoort. Het kan ook een onderdeel van een kerk zelf zijn, in zo’n kapel wordt dan vaak de een of andere heilige vereerd. Of er wordt gedoopt!

Kapelaan: een priester die de pastoor helpt in zijn parochie. Vroeger waren er soms een heleboel kapelaans die samen op de pastorie woonden. Soms ook had een kapelaan een eigen huis, dat werd dan de kapelanie genoemd. Dit kwam in Limburg nogal eens voor.

Kapiteel: de versierde bovenkant van een pilaar.

Kapittel: in feite is het een ander woord voor vergadering. Dit kan een vergadering van een aantal kloosterlingen zijn. Deze vergadering is dan tijdelijk het hoogste gezag in een orde of congregatie. Het kan een vergadering van kanunniken zijn, het kan ook een vergadering in een kloostergemeenschap zijn, waarbij de leden moeten vertellen wat ze verkeerd gedaan hebben of anderen vertellen hen wat ze verkeerd gedaan hebben.

Kapittelen: dit betekent gewoon iemand op z’n kop geven. Het werkwoord slaat dus op de laatste betekenis van het woord kapittel.

Kardinaal: een bisschop die door de paus tot zijn adviseur of helper is benoemd. Een kardinaal heeft ook de plicht om een nieuwe paus te kiezen als de huidige gestorven is.

Kardinaalshoed: een platte, zwarte hoed met een bol en een brede rand, die de kardinaal als teken van zijn waardigheid van de paus krijgt. Hij draagt hem met zijn kalotje er onder.

Kartuizers: monniken die alleen wonen in een eigen huisje. Dit huisjes staan dicht bij elkaar en samen bidden zij het koorgebed. Ze praten helemaal niet.

Katafalk: een constructie van een heleboel latten, waar een rouwkleed overheen gehangen kan worden, zodat het net lijkt of er een doodskist onder zit. Zo’n katafalk werd wel gebruikt om iemand te herdenken, wiens dode lichaam niet in de kerk aanwezig was.

Kathedraal: de kerk van de bisschop. Hier staat zijn troon en hangt zijn wapen met wapenspreuk. Ieder bisdom heeft dus één kathedraal.

Kazuifel: het bovenkleed dat een priester draagt, wanneer hij de eucharistieviering doet. Het is tegenwoordig een wijd gewaad, dat soms over een albe gedragen wordt, maar soms is het kazuifel zo wijd, dat er niets meer onder hoeft. Vroeger hadden de kazuifels meestal een ander model en leken ze een beetje op een grote vioolkist.

Kelk: een beker op een voet. Meestal is een kelk van goud of soms ook van zilver gemaakt. De kelk wordt gebruikt in de eucharistieviering; hierin wordt de wijn gedaan. Tegenwoordig zijn er ook kelken zonder voet en soms van aardewerk gemaakt. Iedere priester heeft zelf een kelk, die hij krijgt bij zijn priesterwijding. Ze zijn meestal heel kostbaar.

Kelkdoekje: een lapje waarmee de kelk na gebruik schoongepoetst wordt. Vroeger moesten dezedoekjes door de priester zelf gewassen worden en werden helemaal apart gehouden van de andere was. Dit was uit eerbied voor de wijn die veranderd was in het bloed van Jezus.

Keppeltje: rond petje, dat door joodse mannen gedragen wordt. Het kan van zwarte stof gemaakt zijn, maar soms is het ook gehaakt van wit en blauw garen. Sommige joodse mannen dragen het altijd en zetten het op hun hoofd vast met platte krulspeldjes. In een synagoge of op een andere plaats waar men veel eerbied voor heeft, bijv. de herdenkingshal in Yad Vashem, moeten alle mannen, joods of niet, een keppeltje op. Ze krijgen die dan bij de ingang en dan zijn de keppeltjes van karton gemaakt.

Kerk: het gebouw waarin de gelovigen samenkomen om te bidden en te vieren. Met een hoofdletter staat Kerk voor de gemeenschap van gelovigen. Zo heb je de Rooms-Katholieke Kerk, de algemene Kerk van Jezus met Rome als centrum.

Kerkbalans: een actie, die eenmaal per jaar gehouden wordt om geld in te zamelen van alle gelovigen om zo de onkosten van de kerk en parochie te bestrijden.

Kerkbanken: deze staan in de meeste kerken. In veel landen kent men ze niet en zitten de mensen op knielstoeltjes of op gewone stoelen of ze staan en knielen op de grond.

Kerkbeuk: een rij kerkbanken achter elkaar.

Kerkbijdrage: geld dat je geeft om de onkosten van een kerk of parochie te helpen bestrijden.

Kerkboek: hierin staan de teksten van eucharistievieringen, liederen en andere gebeden. Vroeger had iedereen zijn eigen kerkboek en nam dat 's zondags mee naar de kerk. Dit was nodig omdat de Mis in het Latijn was. In het kerkboek stond de vertaling en zo kon je het toch een beetje volgen.

Kerkelijk jaar : dit begint altijd op de eerste zondag van de advent en eindigt met het Feest van Christus Koning op de zondag ervoor.

Kerkelijk recht : de wetten en regels, die in de loop der tijden, door de Kerk gemaakt zijn, staan beschreven in het Kerkelijk Recht (de codex). Er zijn ook juristen die zich alleen bezighouden met het kerkelijk recht, dat beslist afwijkt van het burgerlijk recht.

Kerkelijke rechtbank : hier werken juristen die kerkelijk recht hebben gestudeerd. Allerlei moeilijke zaken op geloofgebied, waarover onenigheidis ontstaan, worden hier behandeld. Ook worden hier huwelijken nietig verklaard.

Kerkhof: eigenlijk was dit de tuin van een kerk. Omdat men hier, wegens plaats gebrek in de kerk, de doden ging begraven, is het nu de naam voor de begraafplaats.

Kerkklokken: zijn meestal reuze groot. Ze worden voordat ze in de toren worden gehangen gewijd, want ze hebben een belangrijke taak: ze moeten de mensen oproepen tot gebed of gewoon waarschuwen dat het tijd is om naar de kerk te komen. Meestal hebben de klokken ook een naam, die in de klok gegraveerd is.

Kerkkoor: wanneer een groep zangers en zangeressen allen zingt in een kerk bij de vieringen is het een kerkkoor.

Kerkleraar: een titel van iemand die veel bijgedragen heeft aan de "leer" ( wetten, regels, wetenschap) binnen de kerk.

Kerkmuziek: deze muziek werd oorspronkelijk alleen voor gebruik in de kerk geschreven. Soms was deze muziek zo mooi, dat je hem nu ook op concerten kunt beluisteren. Veel kerkmuziek was vroeger de gewonen vorm van muziek maken. Ook veel middeleeuwse liefdesliedjes leken veel op het Gregoriaans.

Kerktoren: die zie bij bijna alle kerken. De bedoeling hiervan is om te wijzen naar de hemel. Gewoon een richtingaanwijzer dus!

Kerstboom: deze boom heeft eigenlijk niets met Kerstmis te maken, maar is een overblijfsel van een veel ouder feest : de Midwinterfeesten. Deze boom was vroeger de enige boom die groen bleef en werd daarom als een teken van nieuw leven in een hele donkere tijd gezien. Vandaar ook de kaarsen erin!

Kerstengel: deze herinnert aan de engelen die de herders vertelden dat er een Kindje in de stal geboren was.

Kerstgroep: hiermee is men in de Middeleeuwen begonnen, Sint Franciscus heeft dit uitgevonden om de mensen gemakkelijker het kerstverhaal te kunnen vertellen. Er bestaan heel veel vormen van kerstgroepen, soms zelfs kunnen ze bewegen en laten ze het leven in een bepaalde streek zien. Voor de Napolitaanse kerstgroepen zijn heel beroemd.

Kerstkindje: de afbeelding van Jezus als pas geboren baby.

Kerstkribbe: hieronder wordt wel de voerbak verstaan waarin Jezus lag toen Hij geboren was, maar soms noem je ook de hele kerstgroep zo.

Kerststal: de stal is ook een uitvinding van Sint Franciscus: de mensen in zijn omgeving zetten hun dieren in een stal en niet in een grot. Maar waarschijnlijk is Jezus in een grot geboren die ook wel gebruikt werd als onderdak voor dieren.

Kerstverhaal: het oorspronkelijke kerstverhaal is het verhaal over de geboorte van Jezus. Er zijn in de loop der tijden ontelbare kerstverhalen geschreven en verteld. De donkere winteravonden waren vroeger echt de tijd om verhalen te vertellen.

Ketter: iemand die iets beweert en gelooft, wat niet klopt met de leer en de regels en wetten van de Kerk. Het woord komt van de Katharen, een groep mensen in Zuid Frankrijk die een andere vorm van geloof had en die door onze Kerk bestreden werd. De manier waarop deze mensen behandeld zijn is een roetzwarte bladzijde in onze kerkgeschiedenis.

Kevelaer: is een bedevaartplaats van Maria, vlak over de grens in Duitsland. Hier wordt een wonderlijk plaatje met daarop een afbeelding van het beeld van Maria in Luxemburg vereerd.

Kinderkoor: verzameling lieverds, die in de kerk zingen!

Kinderzegen: de zegen die de kinderen namens het kerstkind krijgen op tweede kerstdag.

Kindsheid verhalen : de legendes over de jeugd van Jezus. Over die jeugd weten we niks, maar er is ijverig over gefantaseerd.

Klokkentouw: vroeger werden de kerkklokken niet elektrisch geluid, maar met een dik touw, waar regelmatig aan getrokken moest worden. Hoe groter de klok, des te zwaarder was dit werk.

Klooster: de plaats, waar broeders, paters en zusters samen wonen. Soms is het alleen een "thuisbasis" van waaruit ze uitgezonden worden om ergens anders te werken in de dienst van hun medemensen.

Kloosterscholen: omdat schrijven, lezen en andere vormen van wetenschap vroeger vaak alleen door kloosterlingen beheerst werd, hadden zij bij hun kloosters vaak scholen, waar zij de jeugd les gaven. Zo zijn ook de universiteiten ontstaan.

Kluis: een veilige ruimte waarin waardevolle spullen bewaard worden. Omdat iemand die heilig wil leven soms ook heel waardevol is, wordt zijn woning, waar hij of zij alleen leeft, ook een kluis genoemd. Het kan ook zijn dat er een hele verzameling van die mensen bij elkaar woont. Zo heet het klooster van trappisten ( heel streng levende paters) in Achel, de Achelse Kluis.

Kluizenaar: iemand die alleen woont en niet gestoord wil worden in zijn gebed en nadenken over God.

Komeet: de ster van Bethlehem was waarschijnlijk een komeet. Die was heel dicht onze aarde genaderd en daarom had hij een reuze staart.

Koor om koor : zo worden de psalmen in de kloosters gebeden, om de beurt de ene kant van de kapel en dan de andere. Iedere keer één vers.

Koorbanken: hierin zitten broeders, paters, zusters, maar ook priesters en monniken wanneer zij het "Officie" (=het officiële gebed van de Kerk) bidden. Koorbanken staan meestal niet naar het altaar gericht, maar staan tegenover elkaar. Soms zijn het gewone lange banken. Soms zijn het afzonderlijke plaatsen met een klapbankje, waaronder een steuntje zit, waarop ze konden hangen als ze lang moesten staan. In sommige oude kathedralen zijn heel mooie koorbanken te zien.

Koorgebed: dit wordt ook wel het officie genoemd: het officiële gebed van de kerk. Het bestaat uit: Lauden, prime, terts, sext, none, vespers, completen en diep in de nacht: de metten. Hierop zijn een heleboel variaties mogelijk. In slotkloosters, waar men als hoofd taak het bidden heeft, worden als deze gebeden gezamenlijk verricht.

Koormantel: wijde cape, die lijkt op een Romeinse soldatenmantel. Een priester draagt hem soms in de liturgische kleuren. Bijvoorbeeld bij een begrafenis. Kloosterlingen dragen ze soms ook, maar dan in de kleuren van hun habijt.

Koorschool: op zo’n school leerden jongens op de eerste plaats zingen in een kerkkoor. Daarnaast kregen ze ook les in alle gewone schoolvakken. Twee heel bekende koorscholen zijn die van Wenen (Wiener Sängerknaben) en die van Monserat in Spanje.

Koorzang: het zingen door een koor. Hierbij werd, wordt vaak voorgezongen door een cantor. Dit is dus een solist.

Koralen: heel plechtige muziek, die gezongen kan worden, maar ook alleen gespeeld door een instrument, b.v. een orgel. J.S.Bach heeft veel beroemde koralen geschreven.

Koran: het heilige boek van de moslims. De profeet Mohammed zou dit boek geschreven hebben na een openbaring door een engel. Veel verhalen hierin komen overeen met onze bijbel of gaan daarop door.

Kosjer: dit betekent dat iets rein is en dat Joden het mogen eten of gebruiken. Om te bepalen wat kosjer is moet er vaak aan een heleboel regels en voorschriften voldaan worden.

Koster: dit is een zeer belangrijk figuur in de kerk, zonder hem/haar loopt alles in het honderd! Hij/zij zorgt voor alle praktische zaken bij een viering.

Kovel: modern wit kleed, dat gedragen wordt door acolieten, maar soms ook door kloosterlinggen, over de gewonen kleding heen.

Kruis: in de Romeinse tijd werden misdadigers ter dood gebracht door ze aan een kruis te spijkeren. Ook Jezus is aan het kruis gestorven.Door zijn dood is het een symbool van ons geloof geworden. Het martelwerktuig is een werktuig geworden dat leven geeft.

Kruisbeeld: een kruis met daarop soms een voorstelling van het lichaam van Jezus.

Kruisgang: een gang in een klooster of bij een kathedraal, waarin vroeger de doden begraven werden en waar monniken baden en mediteerden. Meestal is een kruisgang in een vierhoek gebouwd, met in het midden een tuin. In een kruisgang mocht niet gesproken worden en moest er gebeden worden voor de overledenen.

Kruisteken: in de katholieke traditie wordt een gebedsmoment begonnen met het kruisteken. Hierbij roep je hulp aan van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, terwijl je het teken van het kruis maakt door met de vingers van je rechterhand je voorhoofd aan te raken, dan ergens op je buik, je linker schouder en je rechter. Orthodoxe gelovigen raken eerst de rechter schouder aan en dan de linker.

Kruistochten: zo'n duizend jaar geleden wilde men de moslims uit Israël verdrijven en alle heilige plaatsen in bezit houden van de Kerk. Met dat doel trokken duizenden ridders naar Palestina. Er is heel wat afgevochten en of dit nu bepaald netjes was, is zéér de vraag. Kerk en politiek machtsvertoon gingen in de middeleeuwen nogal eens samen.

Kruisvaarders: ridders met hun gevolg, die naar het Heilig Land trokken om daar te vechten. Soms waren zij lid van de Tempelorde, of van de Johanniterorde of waren zij Hospitaalridders, die de gewonden verzorgden.

Kruisweg: oorspronkelijk is dit de weg die Jezus met zijn kruis gelopen heeft, vanaf de Anthoniaburcht naar Calvarië. Om deze toch te herdenken heeft met afbeeldingen gemaakt ( 14 stuks) met de belangrijkste onderdelen van deze laatste tocht. Zulke afbeeldingen hangen in vrijwel iedere kerk. Tegenwoordig wordt er vaak een vijftiende statie aan toegevoegd: de verrijzenis.

Kruiswegstatie: een onderdeel van de kruisweg, waarop een gebeurtenis hieruit afgebeeld is.

Kwezel: iemand die overdreven braaf is en meestal een tikkie schijnheilig!

Laatste avondmaal: zo wordt de laatste keer dat Jezus samen met zijn leerlingen at genoemd. Bij deze maaltijd heeft hij de eucharistie ingesteld. Deze maaltijd wordt herdacht op Witte Donderdag.

Laatste oordeel: men gelooft dat als er een einde aan de wereld komt, God terug zal komen, samen met Jezus en dat dan alle mensen beoordeeld zullen worden. Dat wordt er gezegd wie er de hemel in mag en wie naar de hel moet.

Laetare: de derde zondag in de Vasten. Deze heet zo omdat het eerst woord van het openingsgebed "Leatare" was. Dit betekende " verheug U". Iedereen was dan ook meestal reuze blij dat de Vasten al halverwege was. De priester droeg daneen roze kazuifel.

Lam Gods: Jezus wordt het Lam Gods genoemd. Vaak zie een afbeelding van een lam met een kruis er achter. De term verwijst naar het offerlam van het Oude Testament.

Latijn: de officiële taal van de Kerk. Alle priesters leren deze taal. Ook de medische wetenschap heeft heel lang deze taal gebruikt voor diagnoses en recepten. Omdat Latijn een "dode" taal is, is die taal niet aan veranderingen door het dagelijkse gebruik onderhevig.

Lauden: het eerste gebed dat ‘s morgens gebeden wordt in de kerk. Het is een onderdeel van het officiële gebed van de kerk.

Lazarus: een vriend van Jezus. Jezus heeft hem uit de dood opgewekt, toen hij al drie dagen in zijn graf lag.

Lector: iemand die voorleest in de kerk. Het is ook een van de wijdingen die een priester krijgt, voordat hij priester gewijd wordt.

Leerlingen: Jezus had er een heleboel. De apostelen waren ook leerlingen, maar behalve de apostelen waren er waarschijnlijk nog veel meer mensen die met Hem meetrokken.

Legende: een vroom verhaal, dat niet op waarheid berust. Hiermee wilde men meestal de een of ndere boodschap doorgeven of iets duidelijk maken. Legendes zijn vaak leuk om te lezen, maar je moet ze niet echt geloven!

Lepeltje: met een klein, speciaal daarvoor gemaakt lepeltje werd vroeger in de kelk een druppel water bij de wijn gedaan. Omdat water het symbool van leven is.

Lepra: een ander woord voor melaatsheid . Dit was een ziekte die in de tijd van Jezus in Israël veel voorkwam. Melaatsen mochten niet tussen de gewone mensen wonen, ze mochten niet deelnemen aan vieringen. Zij waren in feite levend, al dood verklaard.

Leraar:de letterlijke vertaling van het woord Rabbi, Jezus werd zo vaak aangesproken omdat hij mensen iets leerde.

Lezing: een onderdeel van een viering in de kerk. Er wordt dan een stukje uit de Bijbel voorgelezen.

Lichtprocessie: een soort optocht met kaarsen of fakkels, ter ere van een heilige. In bedevaartplaatsen zie je dit nog al eens. Ook in Handel wordt in de meimaand vaak een lichtprocessie gehouden.

Liefhebben: het eerste gebod dat Jezus ons heeft meegegeven. Niet alleen onze vrienden moeten we liefhebben, maar ook onze vijanden.

Lisieux: een bedevaartplaats in Frankrijk, waar Theresia van Lisieux vereerd wordt. Zij is hier geboren en gestorven.

Litanie: een gebed, waarin een heleboel troetelnaampjes opgenoemd worden door één persoon, de andere aanwezigen antwoorden dan meestal: "bidt voor ons". Deze vorm van gebed is ontstaan toen maar heel weinig mensen konden lezen.

Liturgie: de manier waarop vieringen in de kerk plaats vinden. Hiervoor zijn een heleboel regels en regeltjes.

Liturgisch jaar: ook wel het kerkelijk jaar genoemd .Het begint op de eerste zondag van de Advent.

Liturgische kleuren : de verschillende officiële kleuren die gebruikt worden in de kerk: wit voor grote feesten Kerstmis, Pasen, Rood voor Pinksteren (kleur van vuur!) en martelaren (kleur van bloed), paars in de vasten, bij boetevieringen en in de Advent; groen wanneer er gewoon niets bijzonders aan de hand is. Zwart en grijs worden gebruikt voor rouw.

Liturgische commissie : een groep mensen die een rooster samenstellen voor de verschillende vieringen in een parochie.

Lof: een viering die vroeger ‘s avonds plaats vond. Hierbij werd meestal de hostie op het altaar gezet in een monstrans en er werd veel bij gezongen, vaak werd er een rozenhoedje gebeden en er werd een heleboel wierook gebruikt.

Lofzang: een lied waarin eer aan God gebracht wordt. Er bestaan drie heel bekende vanuit het nieuwe testament: het Magnificat, dit is de lofzang van Maria; het Benedictus, dit is de lofzang van Zacharias en de lofzang van Simeon.

Lourdes: de grootste bedevaartplaats van Maria. Dit stadje ligt in Zuid Frankrijk in een dal van de Pyreneeën.

Lourdeswater: water uit de bron in Lourdes die ontsprongen is toen Bernadette van Maria moest graven naar water. Het is gewoon helder water en zo zuiver dat het jaren lang goed kan blijven.

Luchtbogen: stenen bogen, aan de buitenkant van een oude grote kerk ( b.v. een kathedraal). Hiermee wordt de constructie ondersteund en blijven de muren rechtop staan. De St. Jan in Den Bosch heeft ze ook en daar zijn ze mooi versiert met allerlei figuurtjes die er op zitten!

Lucia: een van de oudste heiligen en zij brengt ook licht in donkere dagen. Vooral in de Scandinavische landen wordt zij vereerd. Daar is haar feestdag net zo’n feest als bij ons St. Nicolaas.

Lucifer: eigenlijk was hij een engel, maar volgens de oude verhalen kwam hij in opstand tegen God en werd toen door de aartsengel Michaël uit de hemel gegooid. Toen werd Lucifer een duivel en werd hij de baas in de hel.

Lunella: een voorwerp van twee bolle plaatjes glas, met een gouden randje. Het is een soort doosje, waarin een grote ronde hostie past. Dit doosje past weer precies in een monstrans en werd ( wordt) in het tabernakel bewaard.

Luther: hervormer die kwam in opstand kwam tegen de praktijken van het verkopen van aflaten en zijn eigen geloofsregels ontwikkelde . Hiermee kwam hij in opstand tegen de kerk, hij protesteerde dus, vandaar dat zijn volgelingen de protestanten genoemd worden.

Maagd: een vrouw die nog nooit met een man naar bed is geweest.

Madonna: zo wordt een afbeelding van Maria vaak genoemd. Het is een Italiaans woord. Madonna betekent gewoon vrouw.

Magdalena: Maria Magdalena (uit het plaatsje Magdala)zou een slechte vrouw geweest zijn, die zich bekeerd heeft en Jezus ging volgen. Men denkt dat zij degene is die Jezus ooit de voeten heeft gewassen. Er zijn heel veel verhalen, maar nog veel meer legendes over haar. Zo zou zij na de dood van Jezus naar Frankrijk zijn gegaan en daar gewoond hebben in een grot in St. Baum. Maar ook de mensen van Vézelay beweren dat daar Magdalena gewoond heeft. Ook zou ze in een grot in Lourdes geleefd hebben. De mensen van St. Baum en Vezelay hebben ooit daverende ruzie gehad, zelfs oorlog gevoerd om de relikwieën van Maria Magdalena. De schedel is nu in Vézelay.

Mandulion: dit zou de afbeelding van het gezicht van Jezus zijn, die achterbleef in de doek van Veronica, toen zij Zijn gezicht afdroogde op de kruisweg. Over deze doek bestaan veel legendes en men is er eeuwen naar op zoek geweest.

Manipel: dit was een smalle band, ongeveer 10 centimeter breed, die de priester bij de eucharistieviering om zijn pols had hangen. Deze band was vaak mooi geborduurd. Waarvoor die diende, weet ik echt niet meer, was het soms een soort zweetbandje?

Manna: een eetbare stof die door sommige planten, die in een woestijn groeien , afgescheiden wordt. Hiermee voedden de Joden zich toen zij veertig jaar door de woestijn zwierven.

Marcus: een van de vier evangelisten. Hij wordt vaak afgebeeld samen met een stier. Soms wordt alleen de stier afgebeeld en die stelt dan Marcus voor. Hij schreef het tweede evangelie.

Maria: de moeder van Jezus. Naar haar zijn talloze meisjes vernoemd, zodat het wemelt van de Maria's, Marie's, Ria's, Rie's.

Maria-feest: hiervan zijn er een heleboel. Hierbij wordt meestal een belangrijke gebeurtenis uit het leven van Maria herdacht.

Martelaar: een heilige, die vanwege zijn geloof gemarteld is en in de meeste gevallen ook gedood is.

Massada: een hoge rots bij de Dode Zee, waar eerst koning Herodes een kolossaal paleis gebouwd had en waar later vrome joden zich teruggetrokken hadden om uit de handen van de Romeinen te blijven. Uiteindelijk is ook deze vesting door de Romeinen ingenomen.

Matteüs: hij is een van de vier evangelisten. Hij heeft het eerste evangelie geschreven. Waarschijnlijk heette hij eerst Levi en was hij een tollenaar.

Medaille: een metalen plaatje met de afbeelding van een heilige. Een medaille draag je soms om de bescherming van die heilige te vragen.

Meditatie: het nadenken over God, over het evangelie, over jouw leven . Het kan hardop gebeuren, maar ook gewoon stil voor je eigen.

Mediteren: nadenken over de zin van het leven of geloofszaken overwegen. Hierbij probeer je je helemaal te concentreren op iets wat bij jou van binnen leeft en je daar vrij voor te maken. Ook veel oosterse godsdiensten kennen het mediteren en hebben er vaak goede technieken voor ontwikkeld b.v. Yoga.

Meester: zo werd Jezus vaak aangesproken, het is het zelfde als leraar.

Melaatsen: zieken met vaak afschuwelijke verminkingen, die buitengesloten waren van het dagelijkse leven omdat iedereen doodsbang was voor deze zeer besmettelijke ziekte . Nu wordt deze ziekte meestal lepra genoemd.

Melchior: een van de Driekoningen.

Memento mori: deze latijnse uitdrukking betekent: "gedenk de doden". Dit staat nogal eens op de hek van een kerkhof.

Memisa: Medische Missie Aktie. Behalve om het geloof maakten missionarissen zich ook heel druk om de medische zorg voor de mensen in de Missie, en dat doen ze nog steeds. De Memisa ondersteunt die zorg.

Menorah: een zevenarmige kandelaar van de Joden.

Mensenzoon: zo wordt Jezus ook wel genoemd.

Meter: de peettante van een iemand die gedoopt wordt.

Metropoliet: een bisschop in de Oosterse Kerk.

Metten: onderdeel van het officiële gebed van de Kerk en werd midden in de nacht gebeden. Daarvoor moest men dus opstaan.

Michaël: een van de aartsengelen. Hij is nogal strijdlustig en heeft Lucifer uit de hemel gegooid.

Mijter: de hoed met twee punten, die gedragen wordt door een bisschop, kardinaal en de paus. Ook Sinterklaas heeft altijd een mijter op.

Mirakel: eenander woord voor wonder.

Mirakelspel: een toneelstuk (meestal uit de middeleeuwen) dat gaat over een wonder.

Mirre: een soort balsem, die heel lekker rook. Een van de drie koningen bracht dit mee voor Jezus en het was heel duur spul.

Misdienaars: zij helpen de priester bij een viering in de kerk.

Misintentie: een intentie is iets waarvoor gebeden wordt in een eucharistieviering . Vaak betreft het overledenen die bijzonder herdacht worden.

Misoffer: een ander woord voor de eucharistieviering.

Missaal: het grote boek, waarin de gebeden van de eucharistieviering staan.

Missie: een vroegere vorm van ontwikkelingwerk. De bedoeling was om op de eerste plaats het geloof te verkondigen. Omdat veel missionarissen ontdekten dat met alleen maar preken ze de mensen geen dienst bewezen, ontwikkelde de missie zich tot het geven van medische zorg en onderwijs.

Missiebisschop: een bisschop in de missie.Hij is dus niet iemand van dat land zelf. Hierdoor komt het dat Nederland veel meer bisschoppen heeftdan er bisdommen zijn.

Missiebusje: vroeger in vrijwel ieder katholiek gezin te vinden.Hierin werden kleine bedragen gestopt en die waren dan voor de missie bestemd. Voor de missie werden ook postzegels verzameld en de capsules van melkflessen, al of niet schoon gemaakt, zodat de laatste verzameling meestal gruwelijk stonk.

Missiepost: een missionaris woonde hier en had er meestal een huis en een kerkje gebouwd. Vaak was er ook een ziekenhuis en een school. Meestal moest de missionaris zelf bouwen, hij moest behoorlijk handig zijn om naar de missie te kunnen gaan.

Missionaris: een priester die in de Missie werkte. Niet alleen priesters gingen naar de missie maar ook broeders en zusters.

Miva: de Missie Verkeersmiddelen Aktie. Missionarissen hebben vaak vervoersmiddelen nodig, want hun parochies zijn vaak enorm groot. . Soms wel zo groot als heel Nederland.

Mohammedanen: de volgelingen van de profeet Mohammed. Tegenwoordig spreekt men van moslims. Hun geloof wordt ook wel de Islam genoemd.

Monniken: paters of broeders, die meestal in een abdij wonen en tot een oude orde behoren.

Monseigneur: de aanspreektitel van een bisschop. Het is een oud Frans woord en betekent gewoon mijnheer.

Monstrans: een meestal prachtig versierde houder voor de geconsecreerde hostie, gebruikt in het lof.Vaak zijn ze heel kostbaar vanwege de gebruikte edelstenen. In de monstrans werd het Allerheiligste uitgesteld ter aanbidding.

Morgengebed: dit bad je vroeger als je wakker werd, op je knieën voor je bed.

Moria: op deze berg wilde Abraham Isaak offeren. Dat werd op het laatste moment verhinderd en hij offerde er een ram, die met z’n horens in de struiken verward zat. Op deze bergtop bevond zich later het offeraltaar van de tempel van Jeruzalem. Nu staat er de Dom van de Rots, hier bewaren de Mohammedanen nu een afdruk van de voet van Mohammed toen hij naar de hemel ging en een paar baardharen van deze profeet.

Mozes: hij leidde het joodse volk uit Egypte waar zij als slaven leefden. 50 jaar trok hij met dat volk door de woestijn op weg naar het beloofde land. Op de berg Sinaï gaf hij de tien geboden aan het volk. Nog veel andere regels gaf hij het mee. Men spreek van de wet van Mozes. Daarmee worden ook de eerste vijf boeken van het Oude testament bedoeld.

Naamfeest: in zuidelijker landen en in kloosters is het soms het gebruik om niet je verjaardag te vieren, maar jouw naamfeest. Dit is de feestdag van de heilige naar wie je heet. Meestal is de feestdag van een heilige niet zijn of haar geboortedag, maar zijn/haar sterfdag, omdat dit de dag is dat hij of zij naar de hemel ging!

Naaste: volgens Jezus is iedere mens jouw naaste, ook je vijand.

Naastenliefde: een deugd die je als christen moet beoefenen en wel tegenover iedereen.

Nachtkruisje: kreeg ( krijg) je van jouw ouders voor het slapen gaan, om Gods zegen over de nacht te vragen. Zo sliep je best lekker en voelde je je veilig.

Naïn: plaatsje in Israël. Hier heeft Jezus een jongeman uit de dood opgewekt.

Nakomelingschap: jouw kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen en alles wat daarna komt.

Navolgen: omdat je iemands ideeën heel erg goed vindt, wil je net zo leven als die persoon endan volg je iemand na. Als het iemand is die al lang dood is, probeer je te denken: " wat zou hij of zij in deze omstandigheden gedaan hebben?" Dat doe je dan!

Nazareth: hier woonden Maria en Jozef en heeft ook Jezus gewoond tot hij dertig jaar was. Toen begon hij aan zijn " openbare leven" en ging rondtrekken.

Neomist: een priester dit net gewijd is door de bisschop en zijn eerste H. Mis doet.

Nicolaas: de bisschop van Myra en nu is hij onze Sinterklaas.

Nieuwe Testament: d it deel van de bijbel gaat over het leven van Jezus en wat daarna gebeurde.

Nijl: grote rivier in Afrika, hij stroomt naar het noorden, dwars door Egypte en mondt uit in de Middellandse zee.

Noach: een van de mensen in het Oude Testament. Hij was een rechtvaardige man en leefde volgens de wetten van God. Toen God de mensen op aarde wilde straffen voor hun slechte gedrag en van plan was een zondvloed te sturen om hen te doden, waarschuwde Hij Noach en gaf hem de opdracht om een ark te bouwen. Daarin moest hij dieren brengen, van iedere soort op aarde een mannetje en een vrouwtje. In de ark overleefde Noach met zijn gezin en alle dieren de zondvloed.

Non: zo wordt een kloosterzuster ook wel genoemd, eigenlijk zijn alleen zusters in een slotklooster nonnen.

Nooddoop: als een pasgeboren baby heel ziek en zwak was, werd dit kindje meestal direct gedoopt door iemand die bij de geboorte aanwezig was. Dit was dan geen priester. Men was heel bang dat het kindje zonder gedoopt te zijn niet in de hemel zou komen, als het stierf.

Noodhelpers: heiligen die helpen in grote nood. Deze nood is meestal een gevaarlijk natuurverschijnsel, onweer, bliksem enz.

Norbertijnen: de volgelingen van Norbertus. Zij wonen in een abdij; de baas van de Norbertijnen is een abt. Ze worden ook wel de Witheren genoemd, omdat zij witte habijten dragen. Een bekende abdij van hen, hier in de buurt, is die van Heeschwijk.

Norbertus: de stichter van de Norbertijnen. Hij is geboren in het Duitse Xanten in 1080. Zijn leven verliep zeer succesvol tot hij op zijn dertigste kwam te vallen van zijn paard. Toen ging wat meer nadenken over de betrekkelijkheid van het leven. Hij werd priester gewijd en werd een beroemd predikant, die half Europa doortrok.

Novene: een periode van negen dagen waarin je bidt voor een bepaalde gunst.

Novice: als je in een kloosterorde wilt gaan, moet je eerst een heleboel leren, voordat je je geloften aflegt. Eerst ben je kandidaat, dan snuffel je nog een beetje rond en kijk je goed of je dit leven wel echt wilt gaan leiden. Dan ga je meer meedoen en ben je postulant. Als je het dan min of meer zeker weet begin je aan de echte opleiding, dan wordt je novice. Van de Kerk moet dat noviciaat minstens een jaar duren. Dat jaar moet je in een noviciaatshuis verblijven, waar een novicemeester ( of meesteres) voor jou verantwoordelijk is. Hierbij krijg je een heleboel les en wordt er gekeken of je wel in die orde of congregatie past. In deze hele periode kun je als je het niet meer ziet zitten altijd weggaan. Wanneer er kloosterkleding gedragen wordt, zijn postulanten en novicen daaraan meestal te herkennen, bij de zusters dragen ze dan vaak een witte sluier.

Noviciaat: opleidingstijd voor het kloosterleven. 

Octaaf: sommige grote feesten in de Kerk, hebben aan een of twee dagen niet genoeg. Bij voorbeeld Kerstmis, Pasen en Pinksteren. Dit feest wordt dan acht dagen lang gevierd, dit is een octaaf. Octo is Latijn en betekent acht. In de muziek heten acht tonen die bij elkaar horen ook een octaaf!

Oecumene: dit is streven naar eenheid onder de christenen. Heel graag zouden de verschillende geloven, die allemaal in Jezus geloven, weer tot een eenheid willen komen, maar dit is natuurlijk best moeilijk, want er zijn in de loop van de eeuwen nogal wat verschillen ontstaan en de heibel waarom er een ander geloof ontstaan is, is soms nog steeds niet opgelost. Daarbij komt ook nog dat binnen de verschillende godsdiensten ook nog een heleboel verschillen ontstaan zijn. Zo zijn er een heleboel verschillende protestanten, die verschillende allemaal een heel klein beetje van elkaar. Het is dus een moeilijke zaak, maar wel een die de moeite waard is en ieder stapje in de goede richting is een zaak om blij om te zijn.

Offer: vroeger werden er dieren geofferd aan God. Zij werden gedood en op een offeraltaar verbrand. De Joden deden dit ook in de tempel. Nu offeren zij niet meer op deze manier, want ze hebben geen tempel meer. In andere geloven komen dierenoffers nog wel voor, men offert ook vaak de vruchten van het land. Zelfs zijn er wel mensen offers voorgekomen. Helaas gebeurt dit in India nog wel. Jezus heeft aan al dit soort offers een einde gemaakt en Hij heeft zichzelf als offer gegeven door op het kruis te sterven. Dit offer vieren wij in de eucharistieviering en daarom noemen wij dit ook wel het Misoffer. Als wij iets offeren is dat meestal geld of........je inspannen voor een goede zaak.

Offeraltaar: op zo’n altaar werden de geofferde dieren verbrand.

Offerande: dit is een deel van de eucharistieviering, waarin het altaar klaar gemaakt wordt voor de consecratie, de kelk wordt klaargemaakt: er wordt wijn in geschonken en een druppeltje water wordt daarbij gedaan, de hosties worden klaar gezet en....er wordt een collecte gehouden zodat iedereen ook zijn offertje kan bijdragen.

Offerbusje: dit zijn meestal zwarte busjes die in de kerk hangen. Hierin doe je het geld als je een kaars wil opsteken of soms doe je er alleen maar geld in, wanneer er op staat dat dit voor de armen bestemd is.

Offerdier: zo’n dier werd gedood en verbrand als offer aan God. Deze dieren konden de mensen kopen bij de tempel, als je arm was gaf je duiven, die waren het goedkoopst, rijke mensen gaven schapen en koeien!!!! Het meest voorkomende offerdier was een schaap. Vandaar dat Jezus vergeleken wordt met een Offerlam.

Offergave: een offer is een geschenk aan God, vandaar dat een offer een gift genoemd wordt.

Oksaal: dit is het balkon in een kerk, waar meestal een orgel staat en waar soms een koor zingt. Omdat dit hoog zit, klinkt het geluid veel sterker en had men geen microfoons nodig. Helaas wordt ook gerommel en gestommel versterkt, vandaar dat men vaak veel liever beneden in de kerk zingt.

Olie: daar kun je meer mee, als alleen maar Frites bakken. Het wordt ook gebruikt als een geneesmiddel, om pijn van wonden te verzachten en....om je huid te beschermen tegen de zon. Dit was natuurlijk in een land als Israël heel hard nodig. In de kerk wordt olie bij verschillende sacramenten gebruikt om je te zalven: bij het Doopsel, bij het Vormsel en bij het Sacrament van de Zieken, ook bij het Priesterschap, wordt een priester gezalfd. Deze olie is gewijd en het is altijd olijfolie. Olijfolie bevat geen suikers en kan daarom zelfs op wondjes gebruikt worden.

Olijfberg: deze berg ligt ten oosten van Jeruzalem. Het dal tussen de Olijfberg en de stad Jeruzalem is het Kedrondal. Hier lag een bron en op de laaggelegen helling ligt de Hof van Olijven. Wat hoger op de helling ligt de kerk die de plaat aangeeft, waar Jezus weende over de stad, omdat Hij voorzag dat deze stad geheel verwoest zou worden. Nog hoger ligt de kerk van het Onze Vader, hier zou Jezus ons geleerd hebben hoe wij moeten bidden. Kortom deze berg is heel belangrijk omdat Jezus hier vaak was of er overheen trok naar het dorpje Bethanië wat aan de andere kant van de berg ligt.

Omega: dit is de laatste letter van het Griekse alfabet.  Jezus wordt wel genoemd: de Alpha en de Omega, de eerste en de laatste.

Onderricht: wat oubollig woord voor les.

Onnozele Kinderen : dit feest wordt gevierd op 28 december. Dan herdenken we al die kinderen die door Koning Herodes gedood werden omdat hij bang was dat de "Nieuwe Koning" hem van zijn macht zou beroven.

Onrein: wil eigenlijk zeggen " niet kosjer". Vlees kan onrein zijn, bij voorbeeld varkensvlees, maar ook mensen kunnen onrein zijn, melaatsen waren onrein en moesten, wanneer ze genezen waren door de priesters " rein" verklaard worden. Van oorsprong waren het regels en wetten, die Mozes uitgevaardigd heeft om zo de gezondheid van het hem toevertrouwde volk te beschermen. Veel van deze regels waren best logisch; varkensvlees bedierf in zo’n warm land heel vlug en dan was ( is!) het gevaarlijk. De melaatsheid besmettelijk was, wist men, hoe die besmetting gebeurde wist men niet, men had dan ook maar een oplossing voor dit probleem, deze mensen ver weghouden van de anderen. Dit gebeurde op de hele wereld totdat men de medicijnen uitgevonden heeft, die melaatsheid kunnen genezen.

Ontwikkelingshulp: hulp aan landen met een lager ( soms alleen maar ander!) ontwikkelingspeil noemt men tegenwoordig ontwikkelingshulp. Vroeger vond er ook wel ontwikkelinghulp plaats en noemde men dit de Missie. Men probeerde ijverig ( misschien wat al te ijverig) het geloof overal te verkondigen. Dit is soms ten koste gegaan van bestaande culturen. Omdat deze missionaire activiteiten soms gepaard gingen met het verwerven van land: kolonisatie, waren vooral in Amerika de gevolgen rampzalig. Met onze cultuur, brachten we daar ook onze ziektes heen en daar waren de mensen niet tegen bestand. De tegenwoordige ontwikkelingshulp probeert zoveel mogelijk aan te sluiten met wat de mensen in dat land kennen, gewend zijn en aan mogelijkheden hebben. Het is niet alleen maar een kwestie van geld.

Onze Lieve Heer : zo noemen we God soms ook wel. Ook wordt Jezus er vaak mee bedoeld. Daarom is het een verwarrend woord.

Onze Lieve Vrouw : hiermee wordt Maria bedoeld. Dit is dus ook een soort troetelnaam.

Onze Vader : zo begint het gebed dat Jezus ons heeft geleerd. In de Joodse traditie bestaat een gebed dat veel ouder is, dat hier veel op lijkt, Jezus kende dit waarschijnlijk en heeft het aangepast.

Oorlog: dit is het grootste kwaad op aarde. Rechtvaardige oorlogen bestaan niet! ( Oorlog hoort echt in een Museum thuis!!!!!!!!)

Openingsgebed: dit is het eerste gebed in een viering, hierin wordt het "thema" al een beetje aangegeven.

Opofferen: iemand kan ter wille van een persoon of een goede zaak een stapje bij zetten of juist een stapje terug doen. Je doet dan iets waar je eigenlijk niet zo’n zin in hebt, maar voor een ander heb je dit over. Dan breng je een offer. Soms kan dit op offeren heel ver gaan en kan het jou het leven kosten. Dit overkwam Jezus, maar ook sommige martelaren.

Ordeskruisje: kruisjes heb je in alle soorten en maten. Soms heeft een kloosterorde of congregatie een kruisje gekozen, dat door alle leden gedragen wordt, zo kun je daaraan zien dat ze lid zijn van die bepaalde orde, of dat ze veel sympathie hebben voor deze orde.

Ordo: dit is een boekje, waarin precies staat op welke dag, welk feest gevierd wordt. Het wordt ieder jaar opnieuw gedrukt, want soms verschilt het nog al eens.

Organist: zeer belangrijk iemand in de kerk, door zijn spel gaat het zingen veel gemakkelijker.

Orgel: dit is een blaasinstrument, omdat niemand voldoende lucht heeft om zulke grote pijpen aan te blazen wordt dit mechanisch gedaan. Dit geldt natuurlijk alleen als het een pijporgel is, zoals dat vaak in kerken staat. Vroeger moest er altijd iemand trappen om blaasbalgen aan hun lucht te helpen, zwaar werk! Oorspronkelijk komt het orgel uit het oosten en was het maar een klein instrument, hierop werd in de harems gespeeld.

Orthodox: dit betekend echt, waarachtig. Wat echt en wat waarachtig is, is natuurlijk altijd een vraag, meestal bedoelt men dat men zich stelt achter het officiële gezag. Het kan nog verder gaan, dan wil men terug naar wat er vroeger als goed en waarachtig beleefd werd.

Os: dit dier hoort bij de kerststal. Of hij echt aanwezig is geweest bij de geboorte van Jezus is een vraag. Men denkt wel dat dit dier, samen met de ezel, het gewone volk voorstelde. Os en ezel heten samen schorriemorrie en dat is het hele gewone volk. Maar het kan natuurlijk heel goed dat er echt een os was, want deze dieren werden veel gebruikt als trekdieren om de velden te bewerken. Een os is eigenlijk een stier, die helaas een boel plezier moet missen en daardoor veel beter te hanteren is.

Oud Katholieken : bisschop Jansenius kreeg ruzie met de paus en erkende deze niet meer. Toen begon hij dus een eigen kerk, die de oud katholieke kerk genoemd wordt. Leden van de Oud Katholieke kerk noemt men ook wel Jansenisten. Hun priesters en bisschoppen mogen wel trouwen. Omdat Jansenius gewijd was als bisschop zijn de wijdingen in de oud katholieke kerk wel geldig. Zo is ook de consecratie echt de consecratie net als bij ons. Het is heel moeilijk om het verschil te zien als je naar een oud katholieke kerk gaan, het lijkt heel veel op een kerk als die van ons.

Oude Testament : dit zijn de boeken van de Bijbel vóór de komst van Jezus.  Men spreekt ook van het Oude Verbond of Eerste Verbond. Ons Oude Testament valt (grotendeels) samen met de Bijbel van de joden.

Overtreden: soms voelt iemand zich in een klooster niet helemaal gelukkig en gaat dan naar een andere orde of congregatie, dit noem je overtreden.

Overwegen: dit is nadenken, het kan hardop maar ook gewoon voor je zelf. Meestal denk je dan over gelovige dingen.

Paars: dit is een van de liturgische kleuren. Deze kleur wordt gebruikt in de Vastentijd, de Advent en bij Boetevieringen. Ook bij uitvaarten wordt deze kleur veelal gebruikt.

Paashaas: dit dier heeft met geloven niets te maken, maar het is wel een leuke uitvinding.

Paaskaars: dit is een grote, dikke kaars, die in de Paaswake gewijd wordt, aangestoken wordt met het nieuwe vuur. Deze kaars is een symbool van nieuw leven, een nieuw begin. Aan deze kaars wordt al hier nieuwe vuur ontstoken.

Paasmaandag: omdat Pasen een heel groot feest is, eigenlijk veel groter als Kerstmis, vieren we dit feest altijd twee dagen.

Paaswake: dit is de viering op Paaszaterdag, ‘s avonds, waarin herdacht wordt dat Jezus opstond uit het graf, hierin wordt het nieuwe licht ontstoken, wordt het water gewijd en werden vaak mensen gedoopt.

Paasweek: de hele week na Pasen is het in de kerk feest, daar merk je mestal niet veel van, maar in kloosters waar koorgebed gebeden wordt, is dit wel heel duidelijk te merken!!

Paaszaterdag: de zaterdag voor Pasen werd vroeger wel stille zaterdag genoemd. Dan was er overdag in de kerk niets te doen, men herdacht zo dat Jezus in Zijn graf rustte. Vroeger was paaszaterdag veel interessanter, want om twaalf uur kwamen de klokken terug uit Rome, die hadden niet meer mogen luiden vanaf het Gloria op Witter Donderdag en.............dan mocht het vastentrommmeltje geplunderd worden. Vandaar dat r weinig kinderen naar de Paaswake gingen, die waren meestal behoorlijk ziek!!!!!

Palestina: nu is Palestina het land van de Palestijnen, maar vroeger heette heel Israël zo ook wel. Soms zijn er meer namen voor een land, net zoals je Nederland ook wel Holland noemt!

Palla: dit is een vierkant kartonnetje, waar mooie stof overheen zit, meestal in de liturgische kleuren. Dit werd op de kelk gelegd om er voor te zorgen dat er geen stof in kwam.

Palmbomen: dit is een soort boom met grote bladeren. Aan de palmen in Israël groeien dadels en geen kokosnoten, daarvoor moet het namelijk nog warmer zijn.

Palmtakken: takken van de palm zijn groot en stevig en werden ook wel gebruikt als dakbedekking.

Palmzondag: dit is de zondag voor Pasen, waarop we er aan denken dat Jezus Jeruzalem binnen reed op een ezel en dat de mensen hem toen toejuichden, want zij dachten dat hij hun nieuwe koning zou worden.

Parabel: moeilijk woord, dit betekent  "gelijkenis" het is een verhaal met een boodschap. Jezus leerde veel met behulp van gelijkenissen. Het verhaal van de  "verloren zoon" is zo’n parabel.

Parochie: groep gelovige mensen die bij een kerk horen. Samen proberen zij het geloof levend te houden, want dat is voor een pastoor alleen, geen doen. Daarom is het fijn als mensen die bij een parochie horen ook daarvoor hun tijd willen geven. Dat kan natuurlijk op een heleboel manieren en of je nu iets heel opvallends doet, of iets wat eigenlijk niemand in de gaten heeft, het is beslist evenveel waard, want het moet allemaal gebeuren!

Parochieassistent: dit is iemand die een cursus gevolgd heeft om in een parochie te helpen en daardoor een boel dingen weet, die je zonder de cursus niet weet. Ook bij hen kun je terecht voor raad en advies.

Parochievergadering: dit is een vergadering van gewone mensen uit de parochie die advies geven aan het parochiebestuur en aan de pastoor.

Pascha: zo heet het Joodse Paasfeest. Dan herdenken de Joden de uittocht uit Egypte.

Pasen: dit is het grootste feest in onze kerk. Bij dit feest herdenken wij dat Jezus verrezen is.

Passiezondag: deze zondag wordt twee weken voor Pasen gevierd. Het is de eerste dag van de Passietijd, die duurt tot Pasen.

Pastoraal: betekent eigenlijk " herderlijk". Pastor is het latijnse woord voor herder en daar komt ook de naam pastoor vandaan! Het houdt in : de zorg voor het geestelijk wel en wee van mensen.

Pastoraal werker : dit is iemand die dezelfde studie heeft gedaan als een priester, maar niet gewijd is. Vandaar dat een pastoraal werker gewoon getrouwd kan zijn of een vrouw kan zijn. Een pastoraal werker kan die geen consecratie verrichten, maar wel voorgaan in een gebedsviering en......dopen. Verder doet een pastoraal werker vaak het zelfde voor mensen als een priester, is bereid om naar iemand te luisteren en advies te geven. Kan godsdienstles geven en leiding geven aan een parochie.

Pater: dit is een priester die lid is van een orde of congregatie. Pater is ook eigenlijk een latijns woord en....betekent ‘ vader".

Patronaat: vorm van bescherming en zorg in kerkelijk verband. Vroeger had je hiervoor soms een huis in de parochie waar ook een soort jeugdwerk was. Dit was dan het patronaatsgebouw. Omdat de kosten van dit huis bestreden werden door het ophalen van kranten, werd dit het :" Liefdewerk Oud Papier", genoemd.

Patroonheilige: dit is meestal de heilige waarna je bent genoemd bij het doopsel en die jou dus beschermt. Zo hebben ook veel beroepen een patroonheilige.

Paulus: hij is een van de apostelen, maar hij is er later bij gekomen in plaats van Judas. Hij heette eerst Saulus en was een felle vervolger van de eerst christenen in Jeruzalem, na zijn bekering noemde hij zich Paulus, om aan te geven dat hij nu een ander mens geworden was.

Paus: hij is de opvolger van Petrus en het hoogste gezag in onze kerk. Hij wordt gekozen door alle kardinalen. Hij wordt ook wel de plaatsbekleder van Christus op aarde genoemd. In gewone woorden zou je kunnen zeggen: God, Jezus Christus is de baas en de paus is de bedrijfsleider!

Pausmobiel: zo wordt de auto met het glazen kastje achterop genoemd, waarin de Paus soms staat als hij in een land op bezoek is. Iedereen kan hem dan wel zien, maar de paus is wel veilig, omdat het kastje van gepantserd glas gemaakt is. Helaas is dit nodig!

Pax Christi : betekent letterlijk de vrede van Christus. Het is ook de naam van de meest bekende vredesorganisatie in Nederland.

Pelgrim: dit is iemand die een pelgrimstocht maakt. Op bedevaart gaat dus. Het is een bedevaartganger.

Pelgrimeren: dit is op bedevaart gaan. Dit kan met een trein, een auto, een bus, de fiets, maar.....ook lopend.

Pelgrimsmantel: een korte mantel die gedragen werd door de pelgrims die naar Santiago de Compostella gingen. Hierbij hoorde een staf en een hoed met een brede rand. Op de hoed werd een schelp genaaid, zodat de pelgrims duidelijk te herkennen waren en...onderweg hulp konden verwachten. Ze mochten niets mee nemen als een bedelnap en moesten zich bedelend in leven houden. Een bedevaart was vroeger echt geen luxe, goed verzorgde reis. Bovendien liep men ook nog het risico dat je door rovers overvallen werd. Daarom waren er kloosterlingen die zich het lot van deze pelgrims aantrokken en voor hen onderkomens bouwden. Soms een soort hospitaal, waar ze weer wat op konden knappen voordat ze verder gingen. In Rocamadour was zo’n pleisterplaats en ook op de Gavarnie, waar hospitaalridder de pelgrims verzorgden voordat ze begonnen aan de zware toch over de Pyreneeën.

Pelgrimstocht: dit was een bedevaart, vaak lopend. Soms wilde men God of Maria of een andere heilige zo om een gunst vragen of..........men moest deze toch ondernemen als een boetedoening.

Pellerine: dit is een korte vorm van een pelgrimsmantel, die vaak over een habijt 9 kloosterkleed) gedragen wordt. Orden die er op uitgezonden worden of er op uit trekken dragen vaak een pellerine.

Penitentie: dit is een boete die je opgelegd krijgt bij de biecht, meestal moest je dan een paar weesgegroetjes bidden, of soms een ander gebedje. Dat lag er maar net aan wat je uitgespookt had. Voor " lachen in de kerk" gold vroeger het vaste tarief van drie weesgegroetjes.

Perkament: hierop zijn veel oude boeken geschreven. Het is een dierenhuid die bewerkt is totdat die zo dun en glad is dat men er op kon schrijven en tekenen. Heel veel werk en....heel duur. Dit werd vaak in de abdijen gedaan, waar ook de boeken met de hand overgeschreven werden.

Pelgrimsstaf: de stok die een bedevaartganger bij zich had als steun bij het lopen, maar ook als bescherming tegen wilde dieren.

Peter: zo heet de peetoom officieel.

Petrus: een van de apostelen en de eerste paus.  Hij heette eigenlijk Simon maar hij kreeg van Jezus de naam Petrus (en dat betekent rots).

Petrusvis: een soort baars die zwemt in het Meer van Galilea.

Picsus: klein rond, meestal gouden doosje. Soms is het ook wel van een ander metaal gemaakt, maar dan is de binennkaant meestal wel verguld. Hierin werd een hostie gedaan, die aan mensen gebracht werd die ziek waren en niet naar de kerk konden komen. Ook nu nog wordt in zulke doosjes de hostie meegenomen voor iemand thuis. Vroeger mocht dit alleen maar door een priester gebeuren, nu neemt vaak een familielid de hostie mee. Die brengen dan een doosje mee, zetten dit op het altaar en nemen het na afloop weer mee, of ze houden het op als ze te communie gaan.

Pij: zo wordt een habijt ook wel genoemd. Meestal noemen we alleen een bruin of zwart habijt zo.

Pilaar: dit is een ronde zuil die vaak het dak in een oude kerk ondersteunt.

Pilaar-heilige: je hebt natuurlijk ook op andere plaatsen pilaren. Soms stonden er wel eens pilaren in een landschap, bij ruïnes, er zijn heiligen geweest, die zich zo wilden beperken dat zij uit vrije wil boven op zo’n pilaar gingen zitten en daar bleven. Dit zijn dus pilaarheiligen. Er zijn er maar een paar!!!!!!!

Pinksteren: dit is het feest waarop we herdenken dat de Heilige Geest over de apostelen neerdaalde. Feitelijk herdenken we dat toen onze Kerk gesticht is.

Plechtigheid: dit is een oudere naam voor viering. Plechtig betekende meestal lang, met veel wierook en veel zingen. Hier komt ook het langzaam lopen - schrijden - in een kerk vandaan. Misdienaar leerden dat het niet zo erg was als je een fout maakte, als je het maar plechtig deed, dan viel het toch niet op. Je zult ook een bisschop in een viering nooit lekker vlot zien lopen: hij schrijdt. Het is een vorm om uitdrukking te geven aan de eerbied voor God.

Pontius Pilatus : hij was landvoogd van Israël in de tijd van Jezus. Hij heeft het doodvonnis over Jezus uitgesproken. Hij was een Romein en stond in dienst van de Romeinse keizer.

Preekstoel: dit was meestal geen stoel waar je op kon zitten. Het was een verhoging, meestal met een trapje dat naar een rond platje voerde, waar een balustrade omheen zat. Hier boven was vaak een afdakje. Hierop stond de priester als hij preekte, want dan was hij in de kerk goed te zien en goed te horen. Ze hadden namenlijk vroeger geen geluidsinstallaties en dit werkte ook prima. Hier komt de ton vandaan, waarin bij Carnaval soms een buut gehouden wordt. Dit ding steekt de draak met een preekstoel. De preek was meestal van hout. Dit was mooi versierd met houtsnijwerk.

Prefatie: dit is het eerst deel van het tafelgebed, voor het Sanctus (= heilig).

Priester: dit is een man die er voor gekozen heeft om niet te trouwen, maar zich in te zetten voor het geloof en....voor de mensen. Hij heeft een lange studie achter de rug en heeft een heleboel wijdingen ontvangen. De bisschop heeft hem tot priester gewijd, dit is een sacrament, en hem een taak gegeven binnen zijn bisdom.

Priesterkoor: dit is het voorste deel van de kerk waar het altaar staat. Het heet zo, omdat vroeger in oude kerken hier ook vaak het koorgebed gebeden werd door de priesters die bij die kerk hoorden.

Priesterschap: dit is een van de zeven sacramenten.

Processie: dit was ( is ) een vorm van bidden, waarbij men in een optocht soms rond de kerk liep, of door een dorp of langs de velden. Vaak liepen er bruidjes ( meisjes in witte kleding, vaak de eerste communicantjes van dat jaar ) mee, soms kinderen verkleed als engeltjes. Mijnheer Pastoor liep in vol ornaat mee en misdienaars droegen het processiekruis , flambouwen en vaak het wijwatervat en de kwast. "De Vaart" in Boxmeer is zo’n processie en ook in Handel wordt in de maand Mei vaak een lichtprocessie gehouden, dan nemen alle mensen een kaarsje mee en lopen door het park achter de kerk. In bedevaartplaatsen komen processies nog vaak voor, ook de sacramentsprocessie, waarin de hostie meegedragen wordt door een priester in een monstrans. In een processie kan van alles meegedragen worden : vlaggen, vaandels, lichtbakken, borden met teksten, draagbaren met beelden erop. Het ligt er maar net aan wat voor een processie het is. In de Goede week in Spanje kun je hele kleurige processies zien, dan worden er levensgrote beelden meegenomen die het lijden van Jezus uitbeelden.

Profeet: dit is iemand die iets ziet en het aan de mensen vertelt. Hij is vooral in het Oude Testament vaak de boodschapper van God. Op profeten was men niet zo erg dol, want vaak vertelden zij de mensen wat ze fout deden.

Protestanten: deze christenen geloven net als wij in Jezus, ze geloven ook in het Nieuw Testament, maar ze er kennen de paus niet. Er zijn veel verschillende protestanten, sommige bidden, zingen en luisteren alleen naar preken van de dominee in de kerk. Anderen hebben een liturgie die veel op die van ons lijkt.

Psalm: een lied in het Oude Testament, deze psalmen staan in een apart boek en worden nog steeds veel gebeden en gezongen. De teksten zijn soms erg moeilijk en je hebt er veel uitleg bij nodig. Wanneer je ze een beetje begrijpt zijn ze vaak schitterend.

Put: Jozef was er door zijn broers in gegooid omdat zij jaloers op hem waren. Jezus ontmoette de Samaritaanse vrouw bij de put van Jacob. Deze put had de aartsvader Jacob dus geslagen. Putten zijn in een droog land heel belangrijk, zij maken het mogelijk dat er leven is. 

Rabbi: dit is een hebreeuws woord en betekent leraar.

Rabbijn: hij is ook leraar, ook gaat hij voor in de Joodse gemeente en heeft daar de leiding van.

Radio Vaticana : dit is de radiozender van het Vaticaan, die je ook hier in Nederland kunt beluisteren.

Rafaël: dit is een van de aartsengelen.

Ratel: dit houten instrumentje werd vanaf Witte Donderdag, na het gloria tot de paaswake gebruikt in plaats van kerkklokken en bellen. Het wordt rond geslingerd en maar een reuze herrie. Ratels werden ook door melaatsen gebruikt om te waarschuwen dat zij er aan kwamen.

Redder: dit is een van de namen voor Jezus, hij wordt dan de Redder of de Heiland genoemd.

Refter: dit is de eetzaal in een klooster.

Regels: binnen de kerk gelden een heleboel regels en regeltjes, het minste aantal heeft Jezus gemaakt, Zijn belangrijkste regels was :" hebt Uw naaste lief!" Om alles goed te laten lopen heeft de Kerk een heleboel regels opgesteld, deze kunnen ook weer vervangen worden en veranderen vaak door de eeuwen. Soms is het heel moeilijk om regels die al lang bestaan weer te veranderen.

Regenboog: dit natuurverschijnsel wordt in het Oude Testament gezien als een teken van God dat alles weer goed is. Dit komt voor in het verhaal van de zondvloed.

Religie: dit is een ander woord voor godsdienst.

Religieus: dit is iemand die gelovig is. Soms wordt dit wat beperkter gezien en noemt met mensen die in het klooster zijn ook wel religieuzen.

Relikwieën: dit zijn de restjes van heiligen, het kunnen botjes zijn, maar ook stukje kleding. Soms zijn het ook stukje stof die langs een botje van een heilige gestreken zijn.

Relikwieënhouder: relikwieën worden meestal in een zilveren doosje met een glazen deksel bewaard. Soms ook is de houder van goud. Het ligt er maar net aan hoeveel geld je daar voor over hebt. Soms zitten ze ook in een schilderijenlijst achter glas. Hierbij zijn soms de botjes apart verpakt in een stukje tule met een strikje er om heen. Dit is echt waar, ga maar kijken in het bisschoppelijk museum in Fulda, in Duitsland!

Relikwieënschrijn: wanneer er van een heilige veel over is, zit dit soms in een grotere glazen kist, dit noem je dan een schrijn. Ook wanneer een heilige helemaal gaaf is gebleven ligt die vaak in een glazen kist.

Retraite: dit is het je terugtrekken uit je dagelijks leven en tijd vrijmaken om over jouw geloof na te denken. Soms doe je dit onder leiding van iemand die de retraite leidt, een pater of iemand anders. Soms doe je het ook alleen. Soms ga je in ie tijd op een bedevaart, om op die manier weer een beetje bij te tanken op geloofsgbied. ( en......plezier te hebben! )

Rijk Gods : dit is een toestand waarin God overheerst, meestal denkt men dat dit pas later komt, na de dood, maar wanneer men als echte christenen leeft is dat Rijk nu al op aarde aanwezig onder de mensen en.....dat is de bedoeling!

Rituele baden : deze werden genomen voor men de tempel binnen ging. Deze baden waren voor de tempeltrappen aanwezig. Het was de bedoeling dat men er schoon in ging en niet dat daar een enorme waspartij plaats vond. Het was een symbool om je ook van binnen schoon ( rein) te maken. De doop is hiervan een overblijfsel, hierdoor wordt je ook gereinigd en begin je een nieuw leven als christen.

Ritus: dit is een geheel van handelingen, plechtigheden, vieringen, symbolen en manieren van geloven, die beslist bij elkaar horen. Zo ken je de Latijnse Ritus, die vieren wij, de Russische Ritus, de Byzantijnse Ritus.

Rochet: dit is een korte witte jurk met veel kant aan de onderkant en aan de mouwen. Deze wordt gedragen over een zwarte toog een bisschop draagt deze soms als hij in een viering aanwezig is en niet zelf voorgaat.

Rochus: dit is een heilige die in Boxmeer vereerd wordt. Op het Rochusplein staat een klein kapelletje dat aan hem gewijd is.

Rode Zee : dit is een smalle zee tussen Azië en Afrika. Het is eigenlijk een stukje van de Indische Oceaan, nu is er een verbinding met de Middellandse zee, dat is het Suezkanaal, maar dat is pas de vorige eeuw gegraven. Vroeger zat Afrika aan Azië vast. Vandaar dat het niet zo ingewikkeld was om vanuit Israël naar Egypte te gaan. Bij hun vlucht vanuit Egypte zijn de Joden door de Rode Zee getrokken onder leiding van Mozes.

Rol: dit is een draaiend kastje, waar je iets in kunt zetten, het rond draait en aan de andere kant halen ze het er dan uit. Dit werd ( wordt) in slotkloosters soms gebruikt om dingen door te geven naar de gasten, zonder dat deze inkijk hebben in het woongedeelte van de zusters.

Rome: was de hoofdstad van het Romeinse rijk en nu is het de hoofdstad van onze kerk.

Romeins recht : op deze rechtvorm is het kerkelijk recht gebaseerd. Deze vorm van recht vertelt niet waar de grenzen zijn, maar......vertelt waar je naar moet streven. Voor ons is dit vaak heel moeilijk, want wij willen precies weten wat wel en wat niet mag. Als je zo naar het kerkelijk recht kijkt, dan wordt het wel vreselijk streng, maar dat is dus eigelijk niet de bedoeling.

Rommelpot: dit is ook een oud instrument dat met Carnaval gebruikt werd.

Rood: dit is een van de liturgische kleuren. Rood wordt in de kerk gebruikt met Pinksteren en met feesten van martelaren.

Rooms katholiek : zo worden de christenen genoemd die bij de kerk van Rome horen. In de eerste eeuwen was het patriarchaat van Rome één van de  kerkgemeenschappen die samen de Kerk van Jezus vormden.  Terwijl de andere partriarchaten kleiner werden, verspreidde de Kerk van Rome zich over de hele wereld. Katholiek betekent 'algemeen'.  De rooms katholieke Kerk is de algemene kerk van Jezus met Rome als bestuurscentrum.

Roosvenster: dit is het ronde venster dat je in oude kathedralen ziet.

Rosa van Lima : zij is een Zuid Amerikaanse heilige.

Rotsgraf: daarin je Jezus begraven. Het was een nieuw graf dat een rijke man; Jozef van Arimatea voor zichzelf had laten maken. Dat was heel gewoon; als je een stuk grond had, trof je daarop meestal voorbereidingen voor jouw eigen begrafenis.

Roze: deze kleur kan maar twee keer als liturgische kleur gebruikt worden bij zondag Laetare, dit is de derde zondag van de Vasten en bij zondag Gaudete, dat is de derde zondag vna de advent.

Rozenhoedje: wanneer je een keer de Rozenkrans rond bidt, 50 weesgegroetjes dus, dan heb je een rozenhoedje gebeden.

Rozenkrans: dit is een kralensnoer, waaraan 59 kralen zitten. De rozen krans is verdeeld in vijf tientjes, waarna je een onze vader bidt. Je begint de rozenkrans met het bidden van het credo, ik geloof, dan een onze vader, drie weesgegroeten, een onze vader en dan de tientjes. Dit vrij saaie gebed, geeft rust en als je het ‘savonds in je bed bidt, val je soms gemakkelijk in slaap.

Russische ritus : dit is een vorm van liturgie vieren zoals die voorkomt in de Russisch Orthodoxe Kerk. 

Sacrament: ditis eensymbolische handelingen die, mede door de woorden erbij uitgesproken, een bijzondere betekenis krijgen in ons samen Kerk van Jezus zijn.. Er zijn er zeven: Doopsel, Vormsel, Eucharistieviering, Biecht, Huwelijk, Priesterschap en de Ziekenzalving.

Sacramentsprocessie: dit is een gelovige tocht waarin de Hostie meegedragen wordt, meestal in een monstrans.

Sacristie: dit is de ruimte in de kerk, waar de priester en misdienaars zich klaarmaken voor een viering, hier worden meestal alle spullen bewaard die nodig zijn voor een viering.

Salomo(n): hij was de derde koning van Israël, hij was de zoon van David en hij heeft de eerste tempel gebouwd. Hij stond vooral bekend om zijn wijsheid. Een zeer wijze ( soms slimme) beslissing, noemen wij een Salomons oordeel. Een bekend voorval uit het Oude Testament, dat laat zien hoe slim deze koning was, is het verhaal over twee vrouwen. Zij beweerden allebei dat een baby van haar was en hadden daar een daverende ruzie over. Toen koning Salomo voorstelde om dan de baby maar in tweeën te snijden met een zwaard en ieder de helft te geven, zei een vrouw:" laat het kind leven en geef het dan maar aan haar." Toen wist de koning dat deze vrouw de echte moeder was en gaf haar haar kind terug.

Samaria: dit is het middelste deel van Israël, het ligt tussen Judea en Gallilea in. Het was in de tijd van Jezus onafhankelijk en hier woonden de Samaritanen. Joden en Samaritanen konden niet best met elkaar overweg, vandaar dat het heel bijzonder was dat Jezus praatte met een Samaritaanse vrouw en.........de parabel over de Barmhartige Samaritaan vertelde.

Samaritaan: dit was een inwoner van Samaria. Deze mensen vereerden God niet in de tempel in Jeruzalem, maar op de berg Gerizim. Nu zijn er nog maar een paar Samaritanen over.

Santekraam: dit is eigenlijk een verzameling van heiligen. In het dagelijks spraak gebruik betekent het gewoon: het hele boeltje.

Santiago de Compostella : zo heet de bedevaartplaats van Jacobus aan de Noord Westkust van Spanje. De apostel Jacobus zou hier gewleefd hebben.

Sara: zij was de vrouw van Abraham. Ze had geen kinderen en was al behoorlijk oud toen drie engelen Abraham kwamen vertellen dat zij binnen het jaar een zoon zou krijgen. Hierom moest zij hard lachen, want dat kon helemaal niet meer. Toch kreeg zij binnen het jaar haar zoon Isaak. Toen Sara stierf heeft Abraham haar begraven op de berg Moria.

Satanisch: dit is duivels!

Saul: hij was de eerste koning van de Joden.

Schapen: dit zijn in de Bijbel belangrijke dieren. Het Joodse volk was van oorsprong een trekkend volk (nomaden) die leefden van de schapenteelt. Vandaar dat Jezus veel vergelijkingen met schapen gebruikte, dat werd in dat land en in die cultuur prima begrepen.

Schapulier: dit is een lange rechte lap stof, met in het midden een gat, dat men over een habijt draagt, als teken van toewijding aan Maria. Soms is het ook een klein lapje stof dat met bandjes onder de kleding gedragen wordt. Als je zo’n lapje van Ieren krijgt, zijn de bandjes gegarandeerd groen!

Schapuliermedaille: dit is een metalen plaatje met daarop een afbeelding van Maria. Deze medaille werd gedragen om zo de bescherming van Maria te vragen. Meestal met een veiligheidspeld op je hemd.

Schedel: meestal is de een kompleet doodshoofd. Veel heiligen worden er mee afgebeeld. Dit betekent dat zij overtuigd als ze waren van het betrekkelijke en het kortdurende van ons leven hier op aarde, steeds dachten aan wat hierna komt. De schedel is een teken van de dood.

Schepping: dit woord geeft aan dat wij niet geloven dat de wereld en het leven daarop zomaar ontstaan is, maar dat het bewust door Iemand gemaakt is.

Scheppingsverhaal: dit is het verhaal van het ontstaan van de wereld in de eerste hoofdstukken van het boek Genesis (=schepping). Er zijn er twee, een lang en een korte.In het eerste wordt beschreven dat God de wereld in zeven dagen maakte. Eigenlijk in zes, want de zevende dag gebruikte Hij om uit te rusten. Daarom is ook voor ons de zevende dag, de zondag, een rustdag. Voor de Joden is de zaterdag de zevende dag en dan vieren zij de sabbat, een dag van absolute rust met zeer veel aandacht voor hun geloof. Het verhaal van de zeven dagen moet natuurlijk niet letterlijk verstaan worden. Het ontstaan van de wereld was een proces van miljoenen jaren. Het bijbelse verhaal wil alleen aangeven dat God de oorsprong en schepper van al het bestaande is.

Schietgebedje: dit is een heel kort gebed, soms maar een paar woorden, om zo kracht en hulp te vragen aan God of aan een heilige.

Schisma: wanneer er in de Kerk onenigheid ontstaat en dit uitloopt op zulke tegenstellingen dat men niet meer met elkaar kan praten, kan dit leiden tot een schisma. Dit is een scheuring of een afsplitsing. Zo zijn al vrij vroeg verschillende richtingen in het christendom ontstaan: de Orthodoxe kerk, Russische kerk en later het protestantisme. Men keerde zich dan af van de kerk van Rome en erkenden niet langer het gezag van de paus.

Schrift: zo wordt de Bijbel ook wel genoemd. Meestal wordt het Heilige Schrift genoemd.

Schriftgeleerden: dit waren heel geleerde Joden die de studie van de schrift tot hun beroep hadden gemaakt. Jezus verwijt hun heel dikwijls dat ze verstard zijn in hun denken en teveel keken naar de letter van de wet en niet naar de geest ervan.

Schriftrollen: omdat men vroeger schreef op perkament en het jammer was om dit in kleine stukjes te snijden, werden de teksten op een groot vel geschreven en dit werd opgerold en zo bewaard. Ook nu nog wordt de Tora, dit zijn de eerste boeken van de Bijbel gelezen van dit soort boekrollen. Dit was vroeger heel gewoon, pas later is men boeken gaan maken in de vorm die wij nu kennen.

Schrijn: zo wordt een glazen kistje genoemd, waarin zich iets kostbaars bevindt, wat je wel moet zien, maar waar je niet aan mag komen.

Schuldbelijdenis: dit is een gebed in het begin van een viering, waarin wij verklaren dat we het soms niet allemaal even goed hebben gedaan, we vragen dan God om vergeving, want we willen op een zo goed mogelijke manier een viering mee maken. Het is in feite een soort rituële reiniging!!!!!!!!

Seminarie: dit is een opleidingsinstituut voor priesters. Vroeger had je twee soorten seminaries: het Groot Seminarie en het Klein Seminarie. Jongens beslisten ( of dit werd door hun ouders beslist!!!!!!!) dat zij priester zouden worden. In plaats van naar de middelbare school gingen zij dan naar het Klein Seminarie. Dit was in feite een Gymnasium met nog was extra vakken en een heleboel vorming buiten de lessen. Op het Groot Seminarie werd Theologie en Filosofie gestudeerd en werden ze verder voorbereid op het priesterschap. Tijdens de opleiding aan het Groot Seminarie volgende ook de verschillende wijdingen: acoliet, lector, diaken en......priester. Ook het ontvangen van de tonsuur was een mijlpaal !

Simeon: hij was een oude man en hij was aanwezig in de tempel, toen Jezus, daar als baby, opgedragen werd. Hij was toen reuze blij dat hij Jezus mocht zien, nog voordat hij zou sterven. Hij heeft toen een gedicht uitgesproken wat nu nog gebeden wordt als de Lofzang van Simeon.

Simon: zo heette Petrus eigenlijk!

Simon van Cyrene : dit was een boer die door de Romeinse soldaten gedwongen werd om Jezus te helpen bij het dragen van zijn kruis.

Singel: dit is een koord, dat de priester om zijn middel bond om de albe, die flink wijd was, een beetje netjes te laten zitten.

Sint: dit is van oorsprong een frans woord :" saint" dat heilig betekent. Wij noemen nu een heilige vaak sint. B.v. Sint Nicolaas = heilige Nicolaas.

Sjoel: dit is hebreeuws en betekent school, soms wordt hiermee ook de synagoge bedoeld, omdat men daar ook heen gaat om te leren.

Slaaf: dit is iemand die niet vrij is. Hij/zij is het eigendom van iemand anders. Slavernij is nu verboden, maar helaas het komt nog steeds voor.

Slang: dit dier heeft een vervelende rol gekregen in de Bijbel, de slang zou Eva verleid hebben en haar hebben opgestookt om van de Boom van Het leven te eten. Als iemand een slang genoemd wordt, zien men hem/haar als een verraderlijke verleider. Geen eretitel dus.

Slavernij: in de geschiedenis van het Joodse volk komt slavernij tweemaal voor: de Joden waren slaaf in Egypte en moesten daar werken voor de Farao en ze zijn in Babylonië ook in slavernij geweest. Wanneer een volk in de oudheid, door een ander volk overwonnen werd, werden meestal de mensen van het overwonnen volk, de slaven van de overheerser. Slavernij en oorlog zijn twee begrippen die bij elkaar horen, want oorlog is vaak een begin van slavernij, terwijl ook de slavernij kan leiden tot een oorlog om weer vrij te worden. De gevolgen zijn voor alle partijen meestal rampzalig. De enige oplossing is: erkennen dat alle mensen gelijk zijn en......evenveel rechten en plichten hebben.

Sleutels: Petrus wordt vaak afgebeeld met sleutels, dit zijn de sleutels van de hemel. Het betekent dat hij , en zijn opvolgers de pausen, bemiddelen tussen God en de mensen. Daarom wordt ook vaak gezegd dat Petrus nu aan de hemelpoort staat en daar de rol van portier vervult.

Sluier: een lap stof, bedoeld om te beschermen. Het kan zijn tegen de zon, of het zand of nieuwsgierige blikken. Soms geeft een sluier aan dat een vrouw niet vrij is. De bruidsluier, maar ook de sluier van een zuster. Dat deze dracht in warme landen veel voorkomt is geen wonder, je hebt daar echt iets op je hoofd nodig om geen zonnesteek te krijgen. Heel lang heeft het tot de voorschriften in onze kerk behoord, dat vrouwen het hoofd moesten bedekken als zij naar de kerk gingen, je moest echt een hoed op hebben, of een petje of een sluiertje. Dit is pas veranderd na het tweede Vaticaans concilie. Mannen zetten juist hun hoed en pet af als teken van eerbied. Deze regel is niet opgeheven. Het zijn gewone beleefdheidsvormen. Net als dat het bij hele chique recepties soms het gebruik is om een hoed te dragen.

Smeekbede: dit is een hele dringende vorm van gebed.

Sociale gerechtigheid : dit is iets waar alle christenen naar streven en........waarin we prima kunnen samenwerken ook met de andere godsdiensten.

Sokkel: een laag pilaartje, waarop een heiligenbeeld staat.

Soutane: dit iseen duur woord voor een toog, een lang zwarte jurk, die door een priester gedragen werd, met een ongelofelijke bende knoopjes aan de voorkant.

stam: het Joodse volk kende twaalf stammen, met ieder een eigen stamvader. Binnen hun geloof had iedere stam zijn eigen taak. Je wist dus precies bij welke stam je hoorde en hoefde geen onderzoek te doen naar jouw stamboom. Dit werd namelijk voortdurend bijgehouden.

Stap voor Stap : zo wordt , in Overloon, de vorming , op godsdienstig gebied, van kinderen genoemd, tussen de eerste communie en het vormsel in.

Statie: dit is een halteplaats op de kruisweg. Hierbij wordt steeds een bijzondere gebeurtenis tijdens de kruisweg herdacht.

Steenrots: dit betekent de naam Petrus.

Stenen Tafelen : hierin stonden de tien geboden gegrift. Het waren twee platte stenen en God had deze aan Mozes gegeven boven op de berg Sinaï. Ze werden bewaard in de Ark van het Verbond, wat in de tempel in het Heilige der Heilgen stond. Waar ze gebleven zijn is niet bekend.

Stichten: dit is het beginnen met, het uitvinden van, bijvoorbeeld een nieuwe kloosterorde, maar ook een stad kan gesticht worden.

Stichter: dit is degene die ergens mee begonnen is. Zo is Dominicus de stichter van de Dominicanen, Franciscus de stichter van de Franciscanen en zo zijn er nog een heleboel!!!!!!!

Stigma’s: dit zijn de wonden van Jezus. Deze wonden waren veroorzaakt door zijn kruisiging. Sommige heiligen krijgen ze op een wonderbaarlijke manier, als teken dat zij echt op Jezus lijken. Ze kunnen helaas ook op een andere manier ontstaan en dan heeft dat met heiligheid niets te maken, dan wil iemand gewoon vreselijk de aandacht trekken. Daarom is de Kerk ook heel voorzichtig met dit verschijnsel!!!!!!

Stola: dit is een lange, platte sjaal, die door de priester gedragen wordt tijdens een viering. Deze stola heeft een liturgische kleur.

Stuurgroep: dit is een groepje mensen die probeert een onderdeel binnen het geloof of de kerk zo goed mogelijk te bestuderen en mogelijkheden te scheppen dat anderen hiervan kunnen leren.

Suisse: een ordebewaarder in de kerken. Als teken van zijn funktie droeg hij vaak een sjerp schuin over zijn borst met daarop de tekst :"Eerbied in Gods huis!". Hij had ook een staf bij zich en als je zat te kletsen , kreeg je met die staf een mep!!!!! In sommige oude Duitse kerken lopen dit soort figuren nog steeds rond, zij zijn dan nog fraaier uitgedost, ze dragen een gekleurde tabberd ( soort mantel) en een grote muts op hun hoofd. In de Dom van Keulen kun je dit zien!!!!!!!

Superplie: kort wit jurkje, dat door misdienaar gedragen werd ( wordt). Hieronder zat een lange zwarte rok.

Symbolen: dit zijn tekens die ergens naar wijzen. In ons geloof zijn ze heel belangrijk, omdat we sommige dingen moeilijk begrijpen, symbolen maken dat iets gemakkelijker.

Synagoge: dit is een gebedshuis van de Joden. Hier bidden zij, krijgen er onderricht en de kinderen gaan er op zaterdag naar school. In de synagoges word ook stevig gedissieerd over geloofszaken.

Tabernakel: dit is een kastje, meestal achter het altaar op het priesterkoor. Hierin worden de geconsacreerde hosties bewaard. Hier is dus altijd het Lichaam van Jezus aanwezig. Om dit te eren brandt vlakbij het tabernakel altijd een lamp. Deze lamp wordt de Godslamp genoemd en die gaat alleen uit op Goede Vrijdag als er geen hosties in het tabernakel aanwezig zijn.
Het tabernakel is te vergelijken met de Ark van het Verbond, voor de joden was dit ook het teken van God aanwezigheid. Op de Ark stonden engelen afgebeeld. Daarom staan er op het tabernakel ook vaak engelen afgebeeld. De meest tabernakels zijn in feite brandkasten en dus loodzwaar.

Tabor: dit is een berg in Israël. Hier ontmoette Jezus Mozes en Elias en veranderde Hij van gedaante.

Taddeüs: zo heette een apostel. Eigenlijk heette hij ook Judas, maar meestal wordt hij bij zijn achternaam genoemd om hem niet met Judas Iskariot te verwarren.

Tegenpaus: die zijn er in het verleden ook geweest. Ook pausen waren, zijn en blijven mensen. Het is soms nogal een rommeltje in de kerk geweest, veel erger als nu!!!!!!! Het paus zijn was een fel begeerde positie omdat daar een heleboel wereldlijke macht bij hoorde. Bij het Vaticaan hoorde een groot deel van Italië. Het is was zeer interessant om paus te zijn, ook voor minder vrome lieden. Via allerlei politieke listen, lukte het hen om paus te worden. Als ze dat waren bleven ze soms de bloementjes buiten zetten, zo hadden sommige pausen vriendinnen en soms zelfs kinderen. Omdat Frankrijk het niet helemaal eens was met wat er daar in Italië gebeurde, benoemden zij zelf maar een paus en....zette die in Avignon, waar een pauselijk paleis gebouwd werd. Vanaf toen waren er dus twee pausen, wie nu de echte was, was niet meer te achterhalen en daarom werd er nog een derde benoemd. Om aan deze toestand een einde te maken was een vrouw nodig. Dit was Catharina van Siëna, uiteindelijk heeft ze het voor elkaar gekregen dat er weer gewoon een paus was en die zat weer netjes in Rome. Wanneer je je nu soms eens mocht ergeren aan toestanden in de Kerk, kijk dan eens naar de geschiedenis, het valt nu allemaal best mee! Deze toestanden hebben wel ten gevolge gehad dat de regels in de kerk verscherpt werden. Dat een paus niet meer benoemd werd. Dat bij een pauskeuze de kardinalen in een hele strenge afzondering moeten gaan , opdat zij niet beïnvloed kunnen worden. Intussen is ook het grondgebied van het Vaticaan drastisch beperkt, het is ingepikt door de Italianen. Die hebben zelfs oorlog gevoerd met de paus. Ook het Vaticaan kent een leger: de Zwitserse garde. Toen de Paus bedreigd werd ging katholieke mannen naar het Vaticaan en namen daar dienst in het leger van de paus. Dit waren de Zouaven. Het leger van de paus draagt nog steeds Middeleeuwse kleding en.....hellebaarden!!!!!!!!

Tempel: deze stond in Jeruzalem op de berg Moria. Het was niet één gebouw, maar een heel complex. Het hele terrein waar nu de El Aksa moskee staat, was ook het terrein van de tempel en.........dat is echt heel erg groot. Van de muren van de tempel zijn alleen de onderste delen bewaard, de westelijke muur staat nu bekend als de Klaagmuur. Voor de tempel waren brede trappen, waarnaast de rituele baden waren. Deze trappen zijn opgegraven en kun je nu bezoeken. Bij de klaagmuur wordt veel gebeden, er is een apart deel voor mannen en vrouwen en je moet er wel netjes gekleed zijn. Tegen de tempel aan waren een heleboel winkeltjes, waar de mensen hun offergaven konden kopen, maar vaak werd er ook binnen de tempelmuren handel gedreven en.....daar was Jezus het nu niet bepaald mee eens!!!!!!!
Er zijn twee versies van de tempel geweest, de eerste was van hout en is door de Babyloniërs verwoest, de twee was van grote stenen en is door de Romeinen verwoest. Er zijn Joodse groeperingen die de tempel weer op zouden willen bouwen, op dezelfde plaats en daar weer offers laten plaatsvinden. Nu zitten daar de Mohammedanen en ook voor hen is dit een heilige plaats, want hiervandaan zou de profeet Mohammet naar de hemel zijn gegaan. Het is er dus nu niet bepaald een eenvoudige situatie.

Theobaldus:dit is de beschermheilige van de kerk in Overloon. Hij leefde in het begin van de elfde eeuw. Hij was de zoon van een Franse edelman maarwilde met zijn bediende leven in dienst van God. Ze kozen voorhet bestaanvan de armen. In het begin werken zij als kolenbranders, en daarom was Theobaldus voorheen de patroon van de kolenhandelaren. Dit werk was te zwaar voor hen. Na wat rond getrokken te bleven ze , op weg naar het Heilig Land, steken in het Italiaanse Salanigo. Daar leefden ze als kluizenaars. Theobaldus werd later priester gewijd en werd wijd en zijn bekend.

Theologie: dit is de wetenschap over God. Wordt ook wel godgeleerdheid genoemd.

Theoloog: dit is iemand die theologie gestudeerd heeft en deze wetenschap beoefent. Theologen schrijven vaak zeer ingewikkelde boeken, die soms veel stof doen opwaaien. De curie in Rome leest dit soort werken en beoordeelt of de inhoud klopt met het geloof. Als zij vinden dat dat niet het geval is, kan dat voor de schrijver van het boek, vervelende gevolgen hebben.

Tiara: dit is een ontzettend zware kroon, die tot het tweede Vaticaans concilie door de paus gedragen werd. Eigelijk waren het drie kronen boven op elkaar, vandaar het vreemde model. Dit was een teken dat de paus iets te zeggen had over wat er in de wereld gebeurde, maar ook dat hij in directe verbinding stond met wat boven de wereld gebeurde ( de hemel) en met wat onder de wereld gebeurde ( de hel). Paus Johannes de Drieëntwintigste had geen zin meer in hoofdpijn en heeft het dragen van de tiara afgeschaft. Nu draagt de paus gewoon een mijter.

Tiberias: deze keizer was aan het bewind in Rome tijdens het even van Jezus. Naar hem wordt het Meer van Galilea ook wel het Meer van Tiberias genoemd.

Tien Geboden : dit zijn de tien regels, die God ons gegeven heeft en....waar we ons aan moeten houden.

Tientje : zo noem je tien weesgegroetjes. De Rozenkrans bestaat dus uit vijf tientjes. Het tientje was binnen de kloosters een veel voorkomend betaalmiddel, als iemand jou een tientje beloofde, moest je niet rekenen op een blauw briefje, maar op het feit dat er tien weesgegroetjes voor jouw intenties gebeden zouden worden.

Tollenaar: dit was een belastingbeambte, die in Israël het geld inde voor de Romeinen, hij hief tol. Omdat hij meestal veel meer vroeg als hij afdroeg aan de Romeinen, werd hij erg gehaat. Hij was soms echt een bloedzuiger!

Tomas: dit was een van de apostelenen. Hij geloofde nu niet bepaald alles wat hem verteld werd. Zijn motto, was kennelijk," eerst zien, dan geloven!"

Tongen: toen de Heilige Geest over de apostelen kwam met Pinksteren, deed Hij dat in de vorm van vuur. Meestal wordt dit vuur afgebeeld als vurige tongen.

Tonsuur: priesters kregen dit tijdens hun opleiding, dan werd boven op hun hoof het haar weggeschoren en hadden een rond kaal plekje dat zo groot was als een rijksdaalder. Dit was een goede landingsplaats voor de Heilige Geest, die hen moest helpen een goed priester te zijn of te worden. Sommige kloosterorden maakten het nog iets eenvoudig voor de Heilige Geest, zij schoren het hoofd zodanig, dat er alleen een randje haar bleef staan. Het was feitelijk een teken dat priesters en paters aan God behoorden en niet vrij waren om te trouwen. In veel verschillende culturen is het gebruikelijk om het hoofd kaal te scheren als teken dat je niet ( meer) vrij bent. Boeddhistische monniken en nonnen doen het ook en....ook sommige orthodoxe Joodse vrouwen scheren hun haren af als ze eenmaal getrouwd zijn, dan dragen ze een hoofddoek of....een pruik. Ook nu nog!!!!!!

Toog: dit was een lange zwarte jurk die een priester droeg in het dagelijkse leven. Daarom fietsten pastoors vroeger op een damesfiets!!!!!!!!!

Tora rollen : hierop staan de eerste boeken van het Oude testament geschreven . Ze worden in de synagoge in een speciaal daarvoor aanwezige kast bewaard, bij een viering wordt zo’, rol er uit gehaald. De rol zit om twee stokken en is meest bedekt met een kleed. Aan de rol hangt een zilveren handje met een wijsvingertje ( de jat), met een lange steel om aan te wijzen waar men is.

Triniteit: moeilijk woord voor de Drieëenheid.

Tweede Vaticaans Concilie : dit is het laatst gehouden concilie in onze kerk. Het vond plaats in de zeventiger jaren. Hierbij is heel veel veranderd. 

Uitbannen: dit is het verdrijven van iets, meestal van iets verkeerds.

Uitdragen: wanneer je ergens vol van bent en je praat er over of je leeft er naar, dan draag je iets iets. Dan laat je anderen iets zien en horen!

Uitrusten: zelfs God deed dat op de zevende dag, het is een groot goed en we moeten daar ons ook echt de tijd voor gunnen.

Uitspansel: zo wordt alles boven de aarde genoemd.  In het bijbelse scheppingsverhaal zag men het als een soort plafond ver boven de aarde. Boven dat plafond was water. Daar kwam de regen vandaan.

Uittreden: wanneer iemand geen priester, broeder of zuster meer wil zijn, dan treedt hij of zij uit en is weer een gewone gelovige.

Uitvaart: dit is de laatste viering voor iemand die gestorven is.

Uitverkoren volk : zo wordt het Joodse volk genoemd. Aan hen heeft God zich bekend gemaakt.

Uitzenden: wanneer je in opdracht van de kerk, of een orde of congregatie of.......een andere instantie ergens heen gestuurd wordt, bij voorbeeld om ontwikkelingswerk te gaan doen, dan wordt je uitgezonden.

Urbi et Orbi : zo heet de zegen die de paus geeft bij grote feesten. Hij zegent dan stad en wereld, ook wanneer je de paus ziet op de t.v. terwijl hij deze zegen geeft wordt jij persoonlijk gezegend.

Uria: dit was een soldaat in het leger van koning David. Omdat David de vrouw van Uria wilde hebben, liet hij Uria op een plaats op het slagveld zetten, waar hij zeker om zou komen. Hiervoor kreeg David van een profeet zwaar op zijn kop!!!!!

Urn: hierin wordt de as  bewaard van iemand  die gecremeerd is.

Urnenmuur: dit is een muur met nissen, waarin urnen met as van overleden mensen, geplaatst kunnen worden. Zo’n urnenmuur wordt ook wel een columbarium genoemd.

Ursulinen: dit zijn hele deftige zusters, die hele chique scholen hadden.

Utrecht: dit is ons aartsbisdom. Hier woont de aartsbisschop die de baas is over de andere bisschoppen in Nederland.

Vaandel: een lap stof met daarop een afbeelding die belangrijk is voor een bepaalde groep mensen, van wie het vaandel is. Soms staat hier alleen maar een tekst op, maar vaak ook de patroonheilige, die die groep beschermt. In een processie worden ook vaandels met afbeeldingen van heiligen gebruikt, zonder dat ze bij een bepaalde groep horen.

Vader: zo mogen wij God aanspreken als we bidden.

Vagevuur: de plaats waar we naartoe zouden gaan als we nog niet al onze zonden uitgeboet hebben. Daar zouden we gelouterd worden en daarna de hemel mogen binnen gaan.

Vasten: de veertig dagen durende voorbereidingstijd op Pasen. In deze tijd leggen we ons zelf beperkingen op om zo anderen te kunnen helpen.

Vastenavond: zo heten de laatste dagen voor de Vasten op plaatsen waar geen Carnaval gevierd wordt.

Vastendag: dit is een dag waarop je niet zo veel mag eten als je eigenlijk zou lusten en je mag geen vlees eten.

Vastentrommeltje: hierin deden de kinderen het snoep wat ze kregen in de Vastentijd. Zij mocht wel gewoon eten, maar niet snoepen. Op zondag mocht dat wel !

Vaticaan: dit zijn de gebouwen waar de paus woont.  Je kunt het ook het hoofdkwartier van de Rooms-Katholieke Kerk noemen.

Vaticaanstad: dit is een mini-staatje waarvan de paus de baas is.

Veertigdagentijd: zo noemt men de Vasten tegenwoordig meestal.

Veldkapel: dit is een klein kapelletje waarin een beeld van Maria of een andere heilige staat. Zo’n kapelletje hoort niet bij een kerk en staat vaak in het veld.

Velum: dit is een lange brede doek, meestal in een van de liturgische kleuren, die de priester om slaat als hij de hostie in een monstrans draagt. Hij houdt dan met de uiteinden van het velum de monstrans vast.

Vereren: heiligen vereren we , we aanbidden ze niet.

Vergeving: daartoe moet je volgens Jezus altijd bereid zijn. Al heeft iemand het nog zo bont gemaakt. Moeilijk hoor!!!!!!!!!

Verleiden: daarin is de duivel erg goed, hij probeerde zelfs in de woestijn Jezus te verleiden, maar dat lukte niet.

Verloofd: Maria was, toen ze wist dat ze moeder van Jezus zou worden, nog niet getrouwd, maar wel verloofd. Dit was een overeenkomst die in die tijd al behoorlijk bindend was en waar officieel een einde aan gemaakt moest worden.

Veronica: zij droogde het gezicht van Jezus af  toen hij zijn kruis moest dragen. Of dit echt gebeurd is, is niet helemaal zeker, maar het is wel een statie van de kruisweg.

Verrijzenis: dit feest vieren wij met Pasen. Jezus is uit zijn graf opgestaan, Hij was dood, maar leefde weer, niet als een geest, maar met een gewoon lichaam.

Verschijning: soms laat iemand uit de hemel zich op aarde zien. Dat is een verschijning. Maria doet dit nog al eens een keertje. Er zijn veel heiligen en andere mensen aan wie Maria verschenen is. De Kerk is altijd heel erg voorzichtig als iemand zegt dat hij/zij een verschijning gehad heeft, eerst wordt op alle mogelijke manier gekeken of het wel echt waar is. Pas dan mag men er officieel op bedevaart naar toe gaan.

Verzoening: dit is het weer goed maken met iemand. Er zit niet voor niets het woord zoen is, vaak maak je iets met een zoen weer goed, je zoent iets af.

Vespers: dit is het officiële gebed in de late namiddag van de kerk. Het wordt meestal om een uur of vijf of zes gebeden. Het bestaat uit een aantal psalmen, een lofzang en gebeden. Ook hoort hier altijd het Magnificat bij, de lofzang van Maria.

Via Dolorosa: dit is de route die Jezus gelopen zou hebben op zijn laatste tocht met zijn kruis.

Vicaris: deze priester helpt de bisschop, neemt een deel van zijn taken over, vormt bijvoorbeeld, maar is zelf geen bisschop.

Viering: in feite is iedere bijeenkomst om te bidden in de kerk een feestelijk gebeuren, daarom noemen we het een viering.

Vijanden: ook die moeten we liefhebben, zegt Jezus.

Vincentiusvereniging: dit was een groep mensen die zorgden voor de armen in een parochie.

Visioen: dit is iets wat je ziet, wat er niet werkelijk is, soms wordt je zo iets duidelijk gemaakt door God.

Visser: dit was het beroep van bijna alle apostelen.

Voedstervader: zo werd Jozef vroeger vaak genoemd: een pleegvader, (van Jezus), de man die voor hem zorgde en hem te eten gaf.

Voetwassing: het was een gebruik wanneer iemand in Israël bij iemand op bezoek kwam, dat dan zijn voeten gewassen werden. Dit deed meestal een slaaf of een zeer laag geplaatste bediende. Bij het Laatste Avondmaal deed Jezus het zelf voor zijn apostelen. Hij leerde ons zo dat geen enkel werkje te minderwaardig is, om te doen voor jouw vrienden.

Volgelingen: dit zijn mensen die de ideeën van iemand zo goed vinden, dat zij mee willen doen en die persoon volgen.

Volkstelling: in de tijd dat Jezus geboren werd, wilde de Romeinen precies weten hoeveel mensen er in Israël woonden. Vandaar dat iedereen zich in zijn geboortestad moest laten registreren.

Volkszang: als er geen koor is, maar iedereen in de kerk gezellig mee mag zingen, dan is dat volkszang.

Voorbeden: dit zijn korte gebedjes voor verschillende onderwerpen. Soms houden die verband met het thema van de viering, het kan ook zijn dat iemand gevraagd heeft om ergens speciaal voor te bidden.

Voorganger: in een viering is er altijd iemand die de leiding heeft. Deze persoon gaat dus voor in gebed. Vroeger kon dit alleen maar een priester zijn. Door het gebrek aan priesters, doen nu ook anderen dat, bij b.v. Woord en Communiediensten of Gebedsvieringen.

Voorgeborchte: dit zou een ruimte, een soort portaal van de hemel. Hierheen zouden de zieltjes van ongedoopte kinderen gaan. Men geloofde vroeger dat je niet in de hemel kon komen als je niet gedoopt was. Maar omdat men ook niet  aanvaarden kon dat ongedoopte kinderen dan in de hel terecht zouden komen, werd een voorgeborgte bedacht: in dat portaal konden ze toch een beetje van de hemel meegenieten. Daarom werden vroeger kinderen meteen na de geboorte naar de kerk gebracht om gedoopt te worden, liefst nog dezelfde dag.  Ok werd in geval van ziekte of. Om dit te voorkomen paste men de nooddoop toe.

Vormeling: dit is degene die gevormd gaat worden.

Vormheer: dit is degenen die het vormsel toedient.

Vormsel: dit is een van de sacramenten.  De eigenlijke naam is confirmatie = bevestiging. Samen met het doopsel en de  eucharistie (eerste communie)  hoort het bij de initiatie-sacramenten, waardoor je volwaardig lid wordt van de kerkgemeenschap. In de begintijd werden in de Paaswake volwassenen eerste gedoopt door de aanwezige priesters, daarna werden ze daarin bevestigd  door de aanwezig bisschop  en tenslotte mochten ze meteen meedoen met de eucharistieviering. Dan hoorden zij er echt bij.   In de oosterse Kerken  gaan die drie elementen nog altijd samen, ook bij de kinderdoop.  In de Rooms-Katholieke Kerk  werden kinderen meteen gedoopt.  Eens in de vier jaar kwam de bisschop en die vormde dan alle kinderen die nog niet gevormd waren en rond 12-jarige leeftijd mochten zij hun Eerste Communie doen.
In het doopsel geeft de dopeling (of zijn of haar ouders) te kennen: ik wil bij de Kerk horen.  In het vormsel bevestigt de bisschop of zijn vervanger deze keuze en door de zalving krijgt hij/zij ook de opdracht om te leven en te handelen als een vorwaardig en volwassen lid van de Kerkgemeenschap.

Vormselvoorbereiding: dit is een directe voorbereiding op het vormsel, waardoor je goed weet wat er gaat gebeuren en.......je veel leert over het geloof.

Vrede: dit is waar iedereen die Jezus volgt, naar moet streven.

Vredesbeweging: dit zijn groepen mensen die op alle mogelijke manieren proberen voor de vrede te werken.

Vredeskus: dit is een hele nette, niet innige omhelzing, waarbij niet gezoend wordt. In ons land is het al moeilijk om mensen in de kerk bij de vredeswens elkaar een hand te laten geven, laat staan een vredeskus, laat staan elkaar gewoon een zoen laten geven!!!!! In zuidelijke landen is dit laatste heel gewoon!

Vredeswens: dit is een deel van de heilige Mis, waarin de priester iedereen vrede toewensen, hierbij hoort eigenlijk de vredeskus, of gewoon een hand geven aan elkaar.

Vrienden: zo hoor je jouw medemensen te beschouwen.

Vriendschap: dit is een van de allerbelangrijkste dingen in het leven.

Vrijdag: de meest bekende vrijdag is uiteraard Goede Vrijdag, de dag dat Jezus stierf. Vroeger was iedere vrijdag een onthoudingsdag, dan mocht je geen vlees eten. Vandaar dat vrijdag, visdag was, is.

Vroom: iemand die echt gelovig is en dit laat zien is vroom. Eigenlijk betekent vroom dapper en......het is natuurlijk heel dapper om te laten zien dat je gelooft.  Hier komt ook ons woord vormsel vandaan.

Vuur: dit wordt vaak als een symbool gebruikt in de kerk, denk maar aan alle kaarsen die er vaak branden.

Waarachtig: dat is eerlijk en echt waar.

Waarheid: Jezus zei van zichzelf dat Hij de Waarheid was! Hij was dus heel eerlijk en heel echt.

Wapenschild: dit heeft een bisschop, net als iemand die van adel is of van adellijke afkomst. Dit komt omdat de bisschop vroeger ook wereldlijke macht had.

Wapenspreuk: bij een wapenschild hoort een wapenspreuk, dit is meestal een tekst die aangeeft wat de persoon van wie de spreuk is, erg belangrijk vindt.

Water: dit is de bron van het leven. Het wordt vaak als symbool gebruikt.

Waterput: dit was een belangrijke plaats in de stad of het dorp, iedereen moest daar water halen en.....daar trof men elkaar en wisselde de nieuwtjes uit.

Weerloos: zo stelde Jezus zich op, weerloos als een lam. Hij wilde zich niet met geweld tegen zijn gevangenneming verzetten.

Weesgegroet: in dit gebed eren wij Maria en vragen haar om hulp.

Weg: Jezus zei van zichzelf dat Hij de Weg was. Een weg die naar zijn Vader zou leiden. Daarmee bedoelde Hij, als je hem volgt en je net als hem gedraagt, kom je bij God. De eerste christenen werden ook volgelingen van de Weg genoemd.

Wegbereider: zo wordt Johannes de Doper genoemd, hij bereidde de komst van Jezus voor bij de mensen in Israël.

Wereldkerk: onze Kerk is een kerk voor iedereen, waar ook op de wereld, niet voor een bepaald volk , maar echt voor iedereen.

Werkgroep: zonder werkgroepen kan een parochie niet goed functioneren. Zo’n groep verzet soms bergen werk.

Wierookkorrels: het zijn eigenlijk korreltjes gom of hars met daar geurstoffen in, door deze korrels te verhitten komt de geur in de rook vrij. Soms bevat wierook ook geurige stukje hout.

Wierookvat: in dit vat wordt met behulp van een stukje gloeiende houtskool de wierook verbrand. Het wat wordt heen en weer geslingerd om zo de rook te verspreiden.

Wijn: dit is een drank die veel bij maaltijden gedronken wordt, vooral in de zuidelijke landen. Brood en wijn waren basis voedsel. De wijn is door Jezus veranderd in zijn bloed.

Wijwater: in de Paaswake wordt gewoon water gewijd en er wordt een beetje zout in gedaan om het langer goed te houden. Hiermee maakt men een kruisje, zo krijg je in feite de zegen van Pasen een heel jaar lang.

Wijwatersbakje: open bakje waarin een beetje wijwater zit, om daarmee een kruis te maken.

Wijwaterskwast: soms, bij een hele plechtige eucharistieviering zegent de pastoor van te voren alle mensen in de kerk. Dit doet hij met een kwast die hij in een vat doopt, dat een misdienaar draagt, Zo krijgt iedereen een druppeltje.

Wijwatersvat: soort emmertje met wijwater er in. Meestal is het heel mooi en gemaakt van koper.

Wijzen uit het Oosten : zo worden de driekoningen ook wel genoemd.

Willibrordus: hij was de eerste bisschop van Utrecht en hij is de beschermheilige van Nederland.

Wit: dit is een van de liturgische kleuren. Het wordt alleen gebruikt bij hele grote feesten, Kerstmis of Pasen.

Witte Donderdag : op deze dag heeft Jezus samen met zijn leerlingen het joodse paasmaal gevierd. Het was zijn "laatste avondmaal" omdat hij de dag erop ter dood gebracht werd.  Gedurende dat laatste avondmaal hij hij ons de eucharistie gegeven.

Woestijn: dit was vroeger een heel gebruikelijke plaats om je terug te trekken en te bidden en na te denken over God.

Wonder: dit is iets wat echt gebeurt, maar waarvoor geen enkele verklaring mogelijk is.

Wonderdoener: dit is iemand die wonderen verricht. Jezus was zo’n wonderdoener, de enige echte. Alle andere wonderdoeners, doen dit alleen met de hulp van Jezus.

Woord en Communiedienst : dit is een viering, waarin geen consecratie is. Hierin hoeft geen priester voor te gaan. De communie die uitgereikt wordt is in een voorgaande eucharistieviering geconsacreerd.

Zaaier: Jezus gebruikt het beeld van de zaaier en het zaad dikwijls om iets uit te leggen in zijn boodschap.

Zacharias: hij was de vader van Johannes de Doper.

Zacheüs: dit was een tollenaar, die niet lang was. Hij klom in de boom om Jezus te zien en Jezus kwam bij hem eten.

Zak en as : hier zit je in als je het echt niet meer ziet zitten. Oorspronkelijk was dit een gebruik bij rouw en...wanneer je boete deed. Dan kleedde je je in een zak en bestrooide jouw hoofd met as. Het enige wat er van dit gebruik over is, is het askruisje.

Zalige: dit is een in de ogen van de Kerk, opmerkelijk persoon. Hij is nog net niet heilig (verklaard), daarvoor moeten er eerst nog een paar wonderen gebeuren met zijn bemiddeling. Het is een officiële titel in de kerk.

Zaligverklaring: de paus verklaart iemand zalig, dit is een grootse plechtigheid! Dit hoeft niet persé in Rome te gebeuren.

Zaterdag: dit is de aan God gewijde dag voor de Joden, die noemen ze sabbat.

Zegen: een zegen is een gebed, waarmee je iemand het beste toewenst, daarbij vraag je de hulp van God. Een priester heeft door zijn wijding de macht om te zegenen. Toch kan eigenlijk iedereen het, wanneer je iemand het beste wenst en de bescherming van God, spreek je ook een zegen uit. Vaak gaat zegenen met bepaalde gebaren gepaard: een kruisteken, naar de mensen toe, bij voorbeeld aan het einde van een eucharistieviering. Ook de handen op het hoofd van iemand leggen en een gebed uitspreken is een zegen. Wanneer ouders hun kind een nacht kruisje geven, zegenen ze het ook!

Zegenbede: dit is een gebed waarin de zegen aan God gevraagd wordt. De kortste zegenbede is het kruisteken.

Zeven: dit is voor de Joden een heilig getal, omdat God de wereld in zeven dagen geschapen heeft. Zeven maal zeventig keer iemand vergeven betekent dus: altijd iemand vergeven. Zeven is het getal van de volheid.

Ziekenzegening: dit is een viering waarin zieken door een priester gezegend worden. Hierdoor krijgen zij kracht om hun ziekte te dragen. Door deze kracht genezen mensen soms. De moderne healings maken gebruik van deze kracht.

Ziekenzalving: dit is een van de sacramenten dat gegeven wordt aan iemand die heel erg ziek is. Hiervoor hoeft iemand niet op sterven te liggen, soms geneest iemand door de kracht van dit sacrament.

Ziel: dit is het meest wezenlijke van een mens. Het is jouw geest, die nooit zal sterven. Je kunt een ziel niet zien en hij huist niet in het een of andere orgaan.

Zingen: dit hoort bij een viering in onze kerk. Het is in feite dubbel bidden!!!!!

Zoen-offer: dit is een offer wat iets weer goed moet maken.

Zondaar: dit is iemand die iets verkeerds gedaan heeft.

Zondag: dit is onze dag die aan God gewijd zou moeten zijn.

Zondagsschool: dit is bij de protestanten een schooltje waar de kinderen heen gaan om godsdienstles te krijgen.

Zondagsviering: eigenlijk horen wij op zondag naar de kerk te gaan. Dat dit ook heel goed op zaterdagavond kan is heel logisch, want een feest in onze kerk begint meestal al op de avond voor het feest; vanaf de Vespers ( om 17.00 of 18.00 uur) dus eigenlijk is het op zaterdagavond al zondag!

Zonde: dit is een fout die je hebt gegaan tegenover de boodschap van Jezus.

Zondenbesef: als je weet dat je iets helemaal fout hebt gedaan, dan weet je dus dat je een zonde hebt begaan.

Zondenvergeving: fouten die je hebt gemaakt, kunnen jou ook weer vergeven worden en.....dan bestaan ze gewoon niet meer!!!

Zondvloed: zo heet de enorme overstroming, waar de Bijbel over vertelt. Volgens het verhaal liet God het toen veertig dagen en nachten regenen omdat  de mensen slecht leefden.  Alleen Noach en zijn familie  overleefden de zondvloed omdat zij de kans kregen om een ark te bouwen. Hierin werden volgens het verhaal ook  van alle dieren een span  meegenomen.

Zonnenwende: dit is de dag waarop de zon op het laagste punt staat. Het is de kortste dag. Vanaf deze dag worden de dagen weer langer. Bij de Germanen was dit een groot feest en wij vieren daarvoor in de plaats nu Kerstmis.

Zoon van God : Jezus is de Zoon van God.

Zout: dit speelt een belangrijke rol in ons dagelijks leven. Hiermee kun je iets voor het beverven bewaren. Vlees blijft langer goed als het gezouten is . Daarom wordt zout in de kerk gebruikt bij het doopsel. Dan krijg je een beetje zout op je tong om zo voor bederf ( kwade dingen!) bewaard te blijven.

Zuster: dit is een vrouw die niet trouwt, omdat ze helemaal vrij wil zijn voor God en...voor de mensen die haar nodig hebben. Ze is lid van een orde of congregatie en woont soms in een klooster. Omdat veel kloosters nu verzorgingshuizen voor oude zusters zijn en.........er door het Ministerie bepaald wordt wanneer je daar mag wonen, wonen veel zusters buiten een klooster.

 READ THE BOOK - THE BIBLE CHANGE YOUR LIFE

       

Heer, wees mijn Gids

                                

INFO: DE WEG - DE WAARHEID HET LEVEN FILM

Handige Bijbel

Remember all victims of violence worldwide   

GEBED  LEEFREGEL  BELIJDENIS  

DE WEG | DE WAARHEID HET LEVEN | FILM | AUDIO

CREATOR

HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS

Waard om te weten :

Een hartelijk welkom op de site
Deze pagina printen
Sitemap

Wie zoekt zal vinden

FAQ - HELP

Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
 
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen


Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden"Lees eens: Het zwijgen van God

God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.
Lees eens:  God's Liefde

Schat onder handbereik


Bemoediging en troost

Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible -
 great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps

Read more for Study  
Apocrypha, Historic Works
 GELOOF EN LEVEN een
          KLEINE HULP VOOR  ONDERWEG
 

Wie zoekt zal vinden           


www Holyhome.nl

Boeiende Series :

Bijbelvertalingen
Bijbel en Kunst

Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten

De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard

De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus

Goede Vruchten
Geestesgaven

Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid

Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen

De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen

Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels

Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
 
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!  

Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels

Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron

Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels

Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken

Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
 Luisterbijbel

Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst   -1-   -2-

Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk opOnline-bijbel.nl
         
  (
What's good, use it)