HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS

                                                                                                                                                     

JEZUS IS WAARLIJK OPGESTAAN

Herinneringen om te koesteren

Om de kinderen te laten kennismaken met de Bijbel werden er vroeger schoolplaten gebruikt. Aan de hand van de afbeeldingen op de schoolplaten kon de meester of de juf een verhaal uitleggen. 

Deze manier van les geven werd ook wel aanschouwingsonderwijs genoemd. Aanschouwen is een ander woord voor kijken. De meesten kennen het nog wel denk ik, die oude schoolplaten die vroeger in het klaslokaal hingen of uit een grote opbergkist achter in de klas tevoorschijn werden gehaald. Het was vooral dán steeds weer een verrassing. Wij kijken nu in de klas naar dia's of een videofilm in plaats van schoolplaten.

   Terug naar het overzicht van alle platen? Klik HIER

Terwijl zij weende, boog zij voorover en zij zag twee
engelen
(Johannes 20: 1 -18)
1 Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria uit Magdala bij het graf. Ze zag dat de steen van de opening van het graf was weggehaald. 2 Ze liep snel terug naar Simon Petrus en de andere leerling, van wie Jezus veel hield, en zei: ‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze hem nu neergelegd hebben.’ 3 Petrus en de andere leerling gingen op weg naar het graf. 4 Ze liepen beiden snel, maar de andere leerling rende vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf. 5 Hij boog zich voorover en zag de linnen doeken liggen, maar hij ging niet naar binnen. 6 Even later kwam Simon Petrus en hij ging het graf wel in. Ook hij zag de linnen doeken, 7 en hij zag dat de doek die Jezus’ gezicht bedekt had niet bij de andere doeken lag, maar apart opgerold op een andere plek. 8 Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het en geloofde. 9 Want ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat hij uit de dood moest opstaan. 10 De leerlingen gingen terug naar huis.

11 Maria stond nog bij het graf en huilde. Huilend boog ze zich naar het graf, 12 en daar zag ze twee engelen in witte kleren zitten, een bij het hoofdeind en een bij het voeteneind van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen. 13 ‘Waarom huil je?’ vroegen ze haar. Ze zei: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze hem hebben neergelegd.’ 14 Na deze woorden keek ze om en zag ze Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. 15 ‘Waarom huil je?’ vroeg Jezus. ‘Wie zoek je?’ Maria dacht dat het de tuinman was en zei: ‘Als u hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u hem hebt neergelegd, dan kan ik hem meenemen.’ 16 Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’ Ze draaide zich om en zei: ‘Rabboeni!’ (Dat betekent ‘meester’.) 17 ‘Houd me niet vast,’ zei Jezus. ‘Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader. Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen dat ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.’ 18 Maria uit Magdala ging naar de leerlingen en zei tegen hen: ‘Ik heb de Heer gezien!’ En ze vertelde alles wat hij tegen haar gezegd had.
Verschijningen

19 Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar; ze hadden de deuren afgesloten, omdat ze bang waren voor de Joden. Jezus kwam in hun midden staan en zei: ‘Ik wens jullie vrede!’ 20 Na deze woorden toonde hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren blij omdat ze de Heer zagen. 21 Nog eens zei Jezus: ‘Ik wens jullie vrede! Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.’ 22 Na deze woorden blies hij over hen heen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest. 23 Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven.’

24 Een van de twaalf, Tomas (dat betekent ‘tweeling’), was er niet bij toen Jezus kwam. 25 Toen de andere leerlingen hem vertelden: ‘Wij hebben de Heer gezien!’ zei hij: ‘Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’ 26 Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. ‘Ik wens jullie vrede!’ zei hij, 27 en daarna richtte hij zich tot Tomas: ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’ 28 Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’ 29 Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’

30 Jezus heeft nog veel meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan, 31 maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam.

Jezus is opgestaan uit de dood

De verrijzenis van Jezus is een omkeer van ongekend formaat. Het is een gaan van dood naar leven, niet als biologisch gegeven of als uitdrukking van onsterfelijkheid, maar als een opgewekt worden, een uit de dood weggeroepen worden door de Stem van de Levende die zich identificeert met een vermoorde rechtvaardige en Hem opwekt ten leven.

Het evangelie van Johannes heeft een eigen klank en kleur. Meer dan in andere evangelieën horen we hier de stem van de gemeente en niet zozeer de stem van Jezus zelf. Wat Johannes met de andere evangelisten deelt is een discrete, sobere
 en ingetogen manier van spreken over de opstanding.

Wij zingen vaak tijdens Pasen over het licht, maar het evangelie begint in het donker. Dat donker staat voor het uur van de dag, het zeer vroege uur, donker was het nog. En het staat symbool voor de gemoedstoestand van de leerlingen die verslagen, gedesoriënteerd en bang bij elkaar waren. Eén gaat naar en komt bij het graf, Maria Magdalena. Dat gaan zet het verhaal in beweging. Zij ziet dat de steen is weggehaald, loopt terug naar Simon de Rots en de andere leerling en zegt dat het lichaam is weggehaald en dat ze niet weten waar het is neergelegd. Dat alles weet zij blijkbaar, ondanks dat zij alleen heeft gezien dat de steen is weggehaald.

De leerlingen gaan ook naar het graf, op een merkwaardige manier wordt verteld hoe, de geliefde leerling sneller dan Petrus, Petrus direct het graf in, de ander doet dat later. Het is niet te gewaagd om te veronderstellen dat hier op subtiele wijze iets
zichtbaar wordt van een zoeken naar een antwoord op de vraag wie het primaat heeft; de Rots of de geliefde leerling. Daarmee verbonden de vraag welke gemeente op het rechte spoor zit, die van Petrus of die van Johannes. Er is voldoende reden om aan te nemen dat de verschillen tussen die twee groot waren. Het lijkt er op alsof de ruimte die geschapen wordt door de leegte van het graf wordt ingevuld met de vraag wie over die ruimte de zeggingsmacht heeft. En eigenlijk ligt tot op vandaag die vraag nog open.

Maria ziet en Simon ziet en de geliefde leerling ziet. Voor dat zien worden door Johannes drie verschillende woorden gebruikt. Bij Maria is het een ‘vluchtig zien’, bij Petrus is het ‘inspecteren’, bij Johannes is het ‘doorzien’. Hij zag en geloofde staat er dan ook. Maar dat geloof wordt niet ingevuld en direct daarop wordt gezegd dat zij de Schrift nog niet kenden en begrepen. Om wat voor geloof gaat het? Het blijft een ondoorzichtige waas. Hij geloofde, maar hij begreep het ook niet. ‘Want zij hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat Hij uit de dood moest opstaan’. Er staat niet: zij konden het diepe geheim van Pasen niet begrijpen, het gaat niet om een filosofisch probleem. Er staat: Ze hadden de Schrift nog niet goed begrepen. Om het wonder van Pasen te vatten, hebben we de Schriften nodig. Dat geldt in elk geval die twee mannen bij het graf.

Leerlingen van Jezus. Leerling zijn betekent zoiets als zijn verhaal gaande houden binnen de kring van zijn broeders en zusters. Dat nu is precies wat deze leerlingen niet zijn, want bij al hun verschil in gedrag geeft het einde van het fragment twee overeenkomsten tussen hen: zij kenden de Schrift nog niet, en zij gingen weer weg, zij gingen tot zichzelf.

Die leerlingen horen in het verhaal bij elkaar. En bij alles wat gebeurt komt het niet tot een feitelijke invulling van het leerling zijn, het getuige zijn. Zij melden niets, zij gaan heen ... tot zichzelf ... tot hun eigen inzichten, teleurstellingen en verbazing,
hun religieuze gevoelens. Dat leidt tot niets, bij deze leerlingen loopt het verhaal van de Opgestane dood.

Dan wordt het licht weer op Maria Magdalena gericht. Ook haar hebben de leerlingen niets te melden en ook zij blijft in eerste instantie bij zichzelf en blijft overgeleverd aan haar eigen vooronderstellingen en volhardt daarin. Zowel bij het aanschouwen van de engelen als bij het aanschouwen van Jezus blijft het haar gaan om de vraag waar het lichaam van Jezus is neergelegd. Dat een andere vraag aan de orde is komt niet bij haar op, hoe meer zij tot zichzelf komt, hoe minder zij ziet en verstaat en hoe hardnekkiger zij denkt te weten.

Het is niet voor niets dat de herkenning eerst komt als Maria bij haar naam geroepen wordt en het is veelzeggend hoe er dan verteld wordt: als haar naam geroepen wordt, dan keert zij zich om, draait zich dus van Jezus weg en zegt met afgewend gelaat: Rabboeni, leermeester of eigenlijk: onze leermeester.

Door deze omslachtige manier van vertellen kan Johannes benadrukken dat het geloof allereerst uit het horen is en niet uit het zien en al helemaal niet door het aanraken. Zo geeft hij aan dat de Opgestane aan niemand anders toebehoort dan aan God zelf en dat wil zeggen dat er binnen de kring van de leerlingen geldt dat er geen enkele toegang tot Jezus van Nazareth is dan langs de weg van de Schrift. Met de woorden ‘leermeester' maakt Maria zichzelf tot leerling en wordt zij de eerste leerling die de Opgestane ziet en dat leerling-zijn houdt zij niet voor haarzelf, maar zij gaat tot degenen die zichzelf allang leerling noemden en voelden, zij zijn het die door Maria, op nieuwe wijze tot leerling gemaakt worden. Hoe zich dat verhoudt tot de strijd tussen de rots en de geliefde leerling is een vraag op zichzelf, welke gemeente of welk deel van de gemeente wordt vertegenwoordigd door Maria Magdalena, wie mag zich als eerst in haar herkennen?

Het eerste dat zij tot de leerlingen zegt is: ‘Ik heb de Heer gezien’, het gaat niet om het horen alleen. Eerst dan vertelt zij alles wat hij tegen haar gezegd had. Zo roept Maria Magdalena op tot geloof. Tot geloof in Jezus? Ja, maar het is nogal riskant
 om het zo te formuleren. Want het geloof in Jezus kan leiden tot een gevaarlijke versmalling en vernauwing van datgene waar Hij voor stond.

Beter lijkt het om te zeggen dat leerling zijn van Jezus allereerst betekent dat we mogen delen in het geloof van hem, de traditie van Israël zoals hij die verstaan en geleefd heeft in een vast vertrouwen op het komen van het Rijk van God.
Dat kan alleen met ogen die geopend zijn door het horen en het verstaan van het grote nieuws van Godswege dat de toekomst niet aan de dood, maar aan het leven, of beter gezegd, aan de Levende toebehoort. Dat brengt ons tot een zien met nieuwe ogen, tot een doorzien van de werkelijkheid tot op de toekomst die rust in de handen van de Eeuwige.

De opwekking van Jezus is uniek, maar is in zichzelf niet de zaak waar het om gaat, Hij is de eersteling van velen en in zijn opstanding gebeurt aan één mens wat wereldwijd geschieden moet. In dat vermoeden, in die hoop, in die verwachting is Jezus gevormd door de traditie van onderricht en profeten. Heel de verwachting die daaruit spreekt wordt bevestigd in hem, in zijn uur van verrijzenis, maar dan keert ook heel die verwachting weer terug tot aan de uiteinden der aarde. Zijn verrijzenis doet uitzien naar de verrijzenis van velen, de gebeukten en gebukten voorop.

JEZUS IS WAARLIJK OPGESTAAN

Herinneringen om te koesteren Om de kinderen te laten kennismaken met de Bijbel werden er vroeger schoolplaten gebruikt. Aan de hand van de afbeeldingen op de schoolplaten kon de meester of de juf een verhaal uitleggen. Deze manier van les geven werd ook wel aanschouwingsonderwijs genoemd. Aanschouwen is een ander woord voor kijken. De meesten kennen het nog wel denk ik, die oude schoolplaten die vroeger in het klaslokaal hingen of uit een grote opbergkist achter in de klas tevoorschijn werden gehaald. Het was vooral dán steeds weer een verrassing. Wij kijken nu in de klas naar dia's of een videofilm in plaats van schoolplaten. Terug naar het overzicht van alle platen? Klik HIER Terwijl zij weende, boog zij voorover en zij zag twee engelen (Johannes 20: 1 -18) 1 Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria uit Magdala bij het graf. Ze zag dat de steen van de opening van het graf was weggehaald. 2 Ze liep snel terug naar Simon Petrus en de andere leerling, van wie Jezus veel hield, en zei: ‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze hem nu neergelegd hebben.’ 3 Petrus en de andere leerling gingen op weg naar het graf. 4 Ze liepen beiden snel, maar de andere leerling rende vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf. 5 Hij boog zich voorover en zag de linnen doeken liggen, maar hij ging niet naar binnen. 6 Even later kwam Simon Petrus en hij ging het graf wel in. Ook hij zag de linnen doeken, 7 en hij zag dat de doek die Jezus’ gezicht bedekt had niet bij de andere doeken lag, maar apart opgerold op een andere plek. 8 Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het en geloofde. 9 Want ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat hij uit de dood moest opstaan. 10 De leerlingen gingen terug naar huis. 11 Maria stond nog bij het graf en huilde. Huilend boog ze zich naar het graf, 12 en daar zag ze twee engelen in witte kleren zitten, een bij het hoofdeind en een bij het voeteneind van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen. 13 ‘Waarom huil je?’ vroegen ze haar. Ze zei: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze hem hebben neergelegd.’ 14 Na deze woorden keek ze om en zag ze Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. 15 ‘Waarom huil je?’ vroeg Jezus. ‘Wie zoek je?’ Maria dacht dat het de tuinman was en zei: ‘Als u hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u hem hebt neergelegd, dan kan ik hem meenemen.’ 16 Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’ Ze draaide zich om en zei: ‘Rabboeni!’ (Dat betekent ‘meester’.) 17 ‘Houd me niet vast,’ zei Jezus. ‘Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader. Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen dat ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.’ 18 Maria uit Magdala ging naar de leerlingen en zei tegen hen: ‘Ik heb de Heer gezien!’ En ze vertelde alles wat hij tegen haar gezegd had. Verschijningen 19 Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar; ze hadden de deuren afgesloten, omdat ze bang waren voor de Joden. Jezus kwam in hun midden staan en zei: ‘Ik wens jullie vrede!’ 20 Na deze woorden toonde hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren blij omdat ze de Heer zagen. 21 Nog eens zei Jezus: ‘Ik wens jullie vrede! Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.’ 22 Na deze woorden blies hij over hen heen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest. 23 Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven.’ 24 Een van de twaalf, Tomas (dat betekent ‘tweeling’), was er niet bij toen Jezus kwam. 25 Toen de andere leerlingen hem vertelden: ‘Wij hebben de Heer gezien!’ zei hij: ‘Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’ 26 Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. ‘Ik wens jullie vrede!’ zei hij, 27 en daarna richtte hij zich tot Tomas: ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’ 28 Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’ 29 Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’ 30 Jezus heeft nog veel meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan, 31 maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam. Jezus is opgestaan uit de dood De verrijzenis van Jezus is een omkeer van ongekend formaat. Het is een gaan van dood naar leven, niet als biologisch gegeven of als uitdrukking van onsterfelijkheid, maar als een opgewekt worden, een uit de dood weggeroepen worden door de Stem van de Levende die zich identificeert met een vermoorde rechtvaardige en Hem opwekt ten leven. Het evangelie van Johannes heeft een eigen klank en kleur. Meer dan in andere evangelieën horen we hier de stem van de gemeente en niet zozeer de stem van Jezus zelf. Wat Johannes met de andere evangelisten deelt is een discrete, sobere en ingetogen manier van spreken over de opstanding. Wij zingen vaak tijdens Pasen over het licht, maar het evangelie begint in het donker. Dat donker staat voor het uur van de dag, het zeer vroege uur, donker was het nog. En het staat symbool voor de gemoedstoestand van de leerlingen die verslagen, gedesoriënteerd en bang bij elkaar waren. Eén gaat naar en komt bij het graf, Maria Magdalena. Dat gaan zet het verhaal in beweging. Zij ziet dat de steen is weggehaald, loopt terug naar Simon de Rots en de andere leerling en zegt dat het lichaam is weggehaald en dat ze niet weten waar het is neergelegd. Dat alles weet zij blijkbaar, ondanks dat zij alleen heeft gezien dat de steen is weggehaald. De leerlingen gaan ook naar het graf, op een merkwaardige manier wordt verteld hoe, de geliefde leerling sneller dan Petrus, Petrus direct het graf in, de ander doet dat later. Het is niet te gewaagd om te veronderstellen dat hier op subtiele wijze iets zichtbaar wordt van een zoeken naar een antwoord op de vraag wie het primaat heeft; de Rots of de geliefde leerling. Daarmee verbonden de vraag welke gemeente op het rechte spoor zit, die van Petrus of die van Johannes. Er is voldoende reden om aan te nemen dat de verschillen tussen die twee groot waren. Het lijkt er op alsof de ruimte die geschapen wordt door de leegte van het graf wordt ingevuld met de vraag wie over die ruimte de zeggingsmacht heeft. En eigenlijk ligt tot op vandaag die vraag nog open. Maria ziet en Simon ziet en de geliefde leerling ziet. Voor dat zien worden door Johannes drie verschillende woorden gebruikt. Bij Maria is het een ‘vluchtig zien’, bij Petrus is het ‘inspecteren’, bij Johannes is het ‘doorzien’. Hij zag en geloofde staat er dan ook. Maar dat geloof wordt niet ingevuld en direct daarop wordt gezegd dat zij de Schrift nog niet kenden en begrepen. Om wat voor geloof gaat het? Het blijft een ondoorzichtige waas. Hij geloofde, maar hij begreep het ook niet. ‘Want zij hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat Hij uit de dood moest opstaan’. Er staat niet: zij konden het diepe geheim van Pasen niet begrijpen, het gaat niet om een filosofisch probleem. Er staat: Ze hadden de Schrift nog niet goed begrepen. Om het wonder van Pasen te vatten, hebben we de Schriften nodig. Dat geldt in elk geval die twee mannen bij het graf. Leerlingen van Jezus. Leerling zijn betekent zoiets als zijn verhaal gaande houden binnen de kring van zijn broeders en zusters. Dat nu is precies wat deze leerlingen niet zijn, want bij al hun verschil in gedrag geeft het einde van het fragment twee overeenkomsten tussen hen: zij kenden de Schrift nog niet, en zij gingen weer weg, zij gingen tot zichzelf. Die leerlingen horen in het verhaal bij elkaar. En bij alles wat gebeurt komt het niet tot een feitelijke invulling van het leerling zijn, het getuige zijn. Zij melden niets, zij gaan heen ... tot zichzelf ... tot hun eigen inzichten, teleurstellingen en verbazing, hun religieuze gevoelens. Dat leidt tot niets, bij deze leerlingen loopt het verhaal van de Opgestane dood. Dan wordt het licht weer op Maria Magdalena gericht. Ook haar hebben de leerlingen niets te melden en ook zij blijft in eerste instantie bij zichzelf en blijft overgeleverd aan haar eigen vooronderstellingen en volhardt daarin. Zowel bij het aanschouwen van de engelen als bij het aanschouwen van Jezus blijft het haar gaan om de vraag waar het lichaam van Jezus is neergelegd. Dat een andere vraag aan de orde is komt niet bij haar op, hoe meer zij tot zichzelf komt, hoe minder zij ziet en verstaat en hoe hardnekkiger zij denkt te weten. Het is niet voor niets dat de herkenning eerst komt als Maria bij haar naam geroepen wordt en het is veelzeggend hoe er dan verteld wordt: als haar naam geroepen wordt, dan keert zij zich om, draait zich dus van Jezus weg en zegt met afgewend gelaat: Rabboeni, leermeester of eigenlijk: onze leermeester. Door deze omslachtige manier van vertellen kan Johannes benadrukken dat het geloof allereerst uit het horen is en niet uit het zien en al helemaal niet door het aanraken. Zo geeft hij aan dat de Opgestane aan niemand anders toebehoort dan aan God zelf en dat wil zeggen dat er binnen de kring van de leerlingen geldt dat er geen enkele toegang tot Jezus van Nazareth is dan langs de weg van de Schrift. Met de woorden ‘leermeester' maakt Maria zichzelf tot leerling en wordt zij de eerste leerling die de Opgestane ziet en dat leerling-zijn houdt zij niet voor haarzelf, maar zij gaat tot degenen die zichzelf allang leerling noemden en voelden, zij zijn het die door Maria, op nieuwe wijze tot leerling gemaakt worden. Hoe zich dat verhoudt tot de strijd tussen de rots en de geliefde leerling is een vraag op zichzelf, welke gemeente of welk deel van de gemeente wordt vertegenwoordigd door Maria Magdalena, wie mag zich als eerst in haar herkennen? Het eerste dat zij tot de leerlingen zegt is: ‘Ik heb de Heer gezien’, het gaat niet om het horen alleen. Eerst dan vertelt zij alles wat hij tegen haar gezegd had. Zo roept Maria Magdalena op tot geloof. Tot geloof in Jezus? Ja, maar het is nogal riskant om het zo te formuleren. Want het geloof in Jezus kan leiden tot een gevaarlijke versmalling en vernauwing van datgene waar Hij voor stond. Beter lijkt het om te zeggen dat leerling zijn van Jezus allereerst betekent dat we mogen delen in het geloof van hem, de traditie van Israël zoals hij die verstaan en geleefd heeft in een vast vertrouwen op het komen van het Rijk van God. Dat kan alleen met ogen die geopend zijn door het horen en het verstaan van het grote nieuws van Godswege dat de toekomst niet aan de dood, maar aan het leven, of beter gezegd, aan de Levende toebehoort. Dat brengt ons tot een zien met nieuwe ogen, tot een doorzien van de werkelijkheid tot op de toekomst die rust in de handen van de Eeuwige. De opwekking van Jezus is uniek, maar is in zichzelf niet de zaak waar het om gaat, Hij is de eersteling van velen en in zijn opstanding gebeurt aan één mens wat wereldwijd geschieden moet. In dat vermoeden, in die hoop, in die verwachting is Jezus gevormd door de traditie van onderricht en profeten. Heel de verwachting die daaruit spreekt wordt bevestigd in hem, in zijn uur van verrijzenis, maar dan keert ook heel die verwachting weer terug tot aan de uiteinden der aarde. Zijn verrijzenis doet uitzien naar de verrijzenis van velen, de gebeukten en gebukten voorop. Wil je een overzicht van alle platen? Klik HIER JEZUS IS WAARLIJK OPGESTAAN Herinneringen om te koesteren Om de kinderen te laten kennismaken met de Bijbel werden er vroeger schoolplaten gebruikt. Aan de hand van de afbeeldingen op de schoolplaten kon de meester of de juf een verhaal uitleggen. Deze manier van les geven werd ook wel aanschouwingsonderwijs genoemd. Aanschouwen is een ander woord voor kijken. De meesten kennen het nog wel denk ik, die oude schoolplaten die vroeger in het klaslokaal hingen of uit een grote opbergkist achter in de klas tevoorschijn werden gehaald. Het was vooral dán steeds weer een verrassing. Wij kijken nu in de klas naar dia's of een videofilm in plaats van schoolplaten. Terug naar het overzicht van alle platen? Klik HIER Terwijl zij weende, boog zij voorover en zij zag twee engelen (Johannes 20: 1 -18) 1 Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria uit Magdala bij het graf. Ze zag dat de steen van de opening van het graf was weggehaald. 2 Ze liep snel terug naar Simon Petrus en de andere leerling, van wie Jezus veel hield, en zei: ‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze hem nu neergelegd hebben.’ 3 Petrus en de andere leerling gingen op weg naar het graf. 4 Ze liepen beiden snel, maar de andere leerling rende vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf. 5 Hij boog zich voorover en zag de linnen doeken liggen, maar hij ging niet naar binnen. 6 Even later kwam Simon Petrus en hij ging het graf wel in. Ook hij zag de linnen doeken, 7 en hij zag dat de doek die Jezus’ gezicht bedekt had niet bij de andere doeken lag, maar apart opgerold op een andere plek. 8 Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het en geloofde. 9 Want ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat hij uit de dood moest opstaan. 10 De leerlingen gingen terug naar huis. 11 Maria stond nog bij het graf en huilde. Huilend boog ze zich naar het graf, 12 en daar zag ze twee engelen in witte kleren zitten, een bij het hoofdeind en een bij het voeteneind van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen. 13 ‘Waarom huil je?’ vroegen ze haar. Ze zei: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze hem hebben neergelegd.’ 14 Na deze woorden keek ze om en zag ze Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. 15 ‘Waarom huil je?’ vroeg Jezus. ‘Wie zoek je?’ Maria dacht dat het de tuinman was en zei: ‘Als u hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u hem hebt neergelegd, dan kan ik hem meenemen.’ 16 Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’ Ze draaide zich om en zei: ‘Rabboeni!’ (Dat betekent ‘meester’.) 17 ‘Houd me niet vast,’ zei Jezus. ‘Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader. Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen dat ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.’ 18 Maria uit Magdala ging naar de leerlingen en zei tegen hen: ‘Ik heb de Heer gezien!’ En ze vertelde alles wat hij tegen haar gezegd had. Verschijningen 19 Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar; ze hadden de deuren afgesloten, omdat ze bang waren voor de Joden. Jezus kwam in hun midden staan en zei: ‘Ik wens jullie vrede!’ 20 Na deze woorden toonde hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren blij omdat ze de Heer zagen. 21 Nog eens zei Jezus: ‘Ik wens jullie vrede! Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.’ 22 Na deze woorden blies hij over hen heen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest. 23 Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven.’ 24 Een van de twaalf, Tomas (dat betekent ‘tweeling’), was er niet bij toen Jezus kwam. 25 Toen de andere leerlingen hem vertelden: ‘Wij hebben de Heer gezien!’ zei hij: ‘Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’ 26 Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. ‘Ik wens jullie vrede!’ zei hij, 27 en daarna richtte hij zich tot Tomas: ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’ 28 Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’ 29 Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’ 30 Jezus heeft nog veel meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan, 31 maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam. Jezus is opgestaan uit de dood De verrijzenis van Jezus is een omkeer van ongekend formaat. Het is een gaan van dood naar leven, niet als biologisch gegeven of als uitdrukking van onsterfelijkheid, maar als een opgewekt worden, een uit de dood weggeroepen worden door de Stem van de Levende die zich identificeert met een vermoorde rechtvaardige en Hem opwekt ten leven. Het evangelie van Johannes heeft een eigen klank en kleur. Meer dan in andere evangelieën horen we hier de stem van de gemeente en niet zozeer de stem van Jezus zelf. Wat Johannes met de andere evangelisten deelt is een discrete, sobere en ingetogen manier van spreken over de opstanding. Wij zingen vaak tijdens Pasen over het licht, maar het evangelie begint in het donker. Dat donker staat voor het uur van de dag, het zeer vroege uur, donker was het nog. En het staat symbool voor de gemoedstoestand van de leerlingen die verslagen, gedesoriënteerd en bang bij elkaar waren. Eén gaat naar en komt bij het graf, Maria Magdalena. Dat gaan zet het verhaal in beweging. Zij ziet dat de steen is weggehaald, loopt terug naar Simon de Rots en de andere leerling en zegt dat het lichaam is weggehaald en dat ze niet weten waar het is neergelegd. Dat alles weet zij blijkbaar, ondanks dat zij alleen heeft gezien dat de steen is weggehaald. De leerlingen gaan ook naar het graf, op een merkwaardige manier wordt verteld hoe, de geliefde leerling sneller dan Petrus, Petrus direct het graf in, de ander doet dat later. Het is niet te gewaagd om te veronderstellen dat hier op subtiele wijze iets zichtbaar wordt van een zoeken naar een antwoord op de vraag wie het primaat heeft; de Rots of de geliefde leerling. Daarmee verbonden de vraag welke gemeente op het rechte spoor zit, die van Petrus of die van Johannes. Er is voldoende reden om aan te nemen dat de verschillen tussen die twee groot waren. Het lijkt er op alsof de ruimte die geschapen wordt door de leegte van het graf wordt ingevuld met de vraag wie over die ruimte de zeggingsmacht heeft. En eigenlijk ligt tot op vandaag die vraag nog open. Maria ziet en Simon ziet en de geliefde leerling ziet. Voor dat zien worden door Johannes drie verschillende woorden gebruikt. Bij Maria is het een ‘vluchtig zien’, bij Petrus is het ‘inspecteren’, bij Johannes is het ‘doorzien’. Hij zag en geloofde staat er dan ook. Maar dat geloof wordt niet ingevuld en direct daarop wordt gezegd dat zij de Schrift nog niet kenden en begrepen. Om wat voor geloof gaat het? Het blijft een ondoorzichtige waas. Hij geloofde, maar hij begreep het ook niet. ‘Want zij hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat Hij uit de dood moest opstaan’. Er staat niet: zij konden het diepe geheim van Pasen niet begrijpen, het gaat niet om een filosofisch probleem. Er staat: Ze hadden de Schrift nog niet goed begrepen. Om het wonder van Pasen te vatten, hebben we de Schriften nodig. Dat geldt in elk geval die twee mannen bij het graf. Leerlingen van Jezus. Leerling zijn betekent zoiets als zijn verhaal gaande houden binnen de kring van zijn broeders en zusters. Dat nu is precies wat deze leerlingen niet zijn, want bij al hun verschil in gedrag geeft het einde van het fragment twee overeenkomsten tussen hen: zij kenden de Schrift nog niet, en zij gingen weer weg, zij gingen tot zichzelf. Die leerlingen horen in het verhaal bij elkaar. En bij alles wat gebeurt komt het niet tot een feitelijke invulling van het leerling zijn, het getuige zijn. Zij melden niets, zij gaan heen ... tot zichzelf ... tot hun eigen inzichten, teleurstellingen en verbazing, hun religieuze gevoelens. Dat leidt tot niets, bij deze leerlingen loopt het verhaal van de Opgestane dood. Dan wordt het licht weer op Maria Magdalena gericht. Ook haar hebben de leerlingen niets te melden en ook zij blijft in eerste instantie bij zichzelf en blijft overgeleverd aan haar eigen vooronderstellingen en volhardt daarin. Zowel bij het aanschouwen van de engelen als bij het aanschouwen van Jezus blijft het haar gaan om de vraag waar het lichaam van Jezus is neergelegd. Dat een andere vraag aan de orde is komt niet bij haar op, hoe meer zij tot zichzelf komt, hoe minder zij ziet en verstaat en hoe hardnekkiger zij denkt te weten. Het is niet voor niets dat de herkenning eerst komt als Maria bij haar naam geroepen wordt en het is veelzeggend hoe er dan verteld wordt: als haar naam geroepen wordt, dan keert zij zich om, draait zich dus van Jezus weg en zegt met afgewend gelaat: Rabboeni, leermeester of eigenlijk: onze leermeester. Door deze omslachtige manier van vertellen kan Johannes benadrukken dat het geloof allereerst uit het horen is en niet uit het zien en al helemaal niet door het aanraken. Zo geeft hij aan dat de Opgestane aan niemand anders toebehoort dan aan God zelf en dat wil zeggen dat er binnen de kring van de leerlingen geldt dat er geen enkele toegang tot Jezus van Nazareth is dan langs de weg van de Schrift. Met de woorden ‘leermeester' maakt Maria zichzelf tot leerling en wordt zij de eerste leerling die de Opgestane ziet en dat leerling-zijn houdt zij niet voor haarzelf, maar zij gaat tot degenen die zichzelf allang leerling noemden en voelden, zij zijn het die door Maria, op nieuwe wijze tot leerling gemaakt worden. Hoe zich dat verhoudt tot de strijd tussen de rots en de geliefde leerling is een vraag op zichzelf, welke gemeente of welk deel van de gemeente wordt vertegenwoordigd door Maria Magdalena, wie mag zich als eerst in haar herkennen? Het eerste dat zij tot de leerlingen zegt is: ‘Ik heb de Heer gezien’, het gaat niet om het horen alleen. Eerst dan vertelt zij alles wat hij tegen haar gezegd had. Zo roept Maria Magdalena op tot geloof. Tot geloof in Jezus? Ja, maar het is nogal riskant om het zo te formuleren. Want het geloof in Jezus kan leiden tot een gevaarlijke versmalling en vernauwing van datgene waar Hij voor stond. Beter lijkt het om te zeggen dat leerling zijn van Jezus allereerst betekent dat we mogen delen in het geloof van hem, de traditie van Israël zoals hij die verstaan en geleefd heeft in een vast vertrouwen op het komen van het Rijk van God. Dat kan alleen met ogen die geopend zijn door het horen en het verstaan van het grote nieuws van Godswege dat de toekomst niet aan de dood, maar aan het leven, of beter gezegd, aan de Levende toebehoort. Dat brengt ons tot een zien met nieuwe ogen, tot een doorzien van de werkelijkheid tot op de toekomst die rust in de handen van de Eeuwige. De opwekking van Jezus is uniek, maar is in zichzelf niet de zaak waar het om gaat, Hij is de eersteling van velen en in zijn opstanding gebeurt aan één mens wat wereldwijd geschieden moet. In dat vermoeden, in die hoop, in die verwachting is Jezus gevormd door de traditie van onderricht en profeten. Heel de verwachting die daaruit spreekt wordt bevestigd in hem, in zijn uur van verrijzenis, maar dan keert ook heel die verwachting weer terug tot aan de uiteinden der aarde. Zijn verrijzenis doet uitzien naar de verrijzenis van velen, de gebeukten en gebukten voorop. Wil je een overzicht van alle platen? 

Wil je een overzicht van alle platen? Klik HIER
               

INFO: DE WEG - DE WAARHEID HET LEVEN FILM

Handige Bijbel

Remember all victims of violence worldwide   

GEBED  LEEFREGEL  BELIJDENIS  

DE WEG | DE WAARHEID HET LEVEN | FILM | AUDIO

CREATOR

HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS

Waard om te weten :

Een hartelijk welkom op de site
Deze pagina printen
Sitemap

Wie zoekt zal vinden

FAQ - HELP

Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
 
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen


Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden"Lees eens: Het zwijgen van God

God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.
Lees eens:  God's Liefde

Schat onder handbereik


Bemoediging en troost

Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible -
 great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps

Read more for Study  
Apocrypha, Historic Works
 GELOOF EN LEVEN een
          KLEINE HULP VOOR  ONDERWEG
 

Wie zoekt zal vinden           


www Holyhome.nl

Boeiende Series :

Bijbelvertalingen
Bijbel en Kunst

Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten

De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard

De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus

Goede Vruchten
Geestesgaven

Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid

Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen

De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen

Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels

Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
 
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!  

Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels

Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron

Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels

Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken

Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
 Luisterbijbel

Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst   -1-   -2-

Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk opOnline-bijbel.nl
         
  (
What's good, use it)