HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS

                                                                                                                                                     

Nagedacht over naastenliefde

Lees de Bijbel   De Bijbel is niet een boek dat je zomaar even van kaft tot kaft leest. Het kan lastig zijn om je weg door de Bijbel te vinden, als je niet weet wat zich wanneer heeft afgespeeld. Deze site kan je helpen om de Bijbel beter te leren kennen. Ontdek de bron van vrede, het Woord van God: 

Bijbelstudie 608 - Nagedacht over naastenliefde  

Het wezen van de naastenliefde

Laat ons eerst even stilstaan bij het woord "naastenliefde".   Het is een Latijns woord dat volgens van Dale christelijke liefde, naastenliefde en het betonen daarvan, liefdadigheid betekent.  In het Grieks wordt dit agapè genoemd en wordt meestal vertaald in "gevende liefde".  Agapè of naastenliefde is de laatste in de rij van de zogenaamde liefdebegrippen: de genegenheid, de vriendschap, de eros en de agapè.  Ze zit in de lijn van de voorgaande, maar is er toch wezenlijk van onderscheiden.  We zouden kunnen zeggen dat ze minder neutraal wordt, meer uitgezuiverd wordt, tot haar essentie en wezen wordt teruggebracht.  Er is niets meer boven de naastenliefde of de agapè, tenzij deze steeds opnieuw in haar extreme vorm proberen toe te passen.  Dit is een opdracht die nooit ten volle kan en zal gerealiseerd worden.

Het gaat over de liefde

Het uitgangspunt is het liefdesgebod van Jezus zoals Hij dit formuleerde als antwoord op de vraag van de Farizeeën wat het voornaamste gebod is in de Wet: “Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand.   Dit is het voornaamste en eerste gebod.Het tweede, daarmee gelijkwaardig: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf.   Aan deze twee geboden hangt heel de Wet en de Profeten”  (Mt. 22, 37-40).Doe dit, en ge zult leven … ten volle leven! In deze tekst wordt verwezen naar de Wet en de Profeten.   We zouden kunnen zeggen dat het liefdesgebod zijn wortels vindt in de Wet en bij de Profeten. In de Torah lezen we inderdaad dat we de armen niet mogen veronachtzamen, want God staat aan hun kant (Deut. 15, 1-11). En er wordt ook verwezen naar de specifieke categorieën die onze aandacht verdienen: wezen, weduwen, vreemdelingen, levieten. De Profeten nu geven stem aan wat in de Torah staat.   

We lezen bij Jesaja 58, 6-7: “Is dit niet de vasten zoals ik verkies: boosaardige boeien losmaken, de banden van het juk losmaken, de onderdrukten hun vrijheid hergeven, en alle jukken doorbreken?Is vasten niet dit: uw brood delen met wie honger heeft; arme zwervers opnemen in uw huis; de naakte kleden die u ziet en u niet onttrekken aan de zorg voor uw broeder?” Ook Ezechiël 18, 5-9: in dezelfde zin een aantal aansporingen: “Als iemand rechtvaardig is en handelt naar wet en recht, geen offermaal houdt op de bergen en zijn ogen niet opslaat naar de afgoden van het volk Israël, andermans vrouw niet onteert en geen gemeenschap heeft met een vrouw in haar stonden, niemand verdrukt, aan de schuldenaar het onderpand teruggeeft en zich andermans goed niet toeëigent, zijn voedsel met de hongerigen deelt en de naakte kleding verschaft, niet uitleent tegen rente, geen woekerwinst neemt, zich van onrecht onthoudt en een eerlijk vonnis velt tussen twee partijen, naar mijn voorschriften leeft en nauwgezet mijn geboden onderhoudt: dan blijft deze rechtvaardige in leven, godsspraak van de Heer God.”

In het boek Tobit, het boekje bij uitstek vol goede werken, lezen we nog:“Deel je brood met de hongerige en je kleren met de naakte.   Besteed alles wat je overhebt zonder enige jaloezie aan aalmoezen.  Leg je brood op het graf van de rechtvaardige maar geef het niet aan de zondaars” (Tobit 4, 16-17).

Jezus zal deze profetische teksten gebruiken wanneer Hij de vraag krijgt van de leerlingen van Johannes of Hij de te verwachten Messias is: “Blinden zien weer, kreupelen lopen, melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de blijde boodschap verkondigd” (Mt. 11, 5).

 Heel de zaak van de naastenliefde bij Jezus is dan ook terug te brengen en is te kaderen in het liefdesgebod. Dus alles wat Jezus zegt en doet met betrekking tot de naastenliefde moeten we lezen in het licht van Mt. 22, 37-40 en ligt in het verlengde van de Wet en de Profeten.

 Dit liefdesgebod en meer specifiek de naastenliefde wordt door Jezus zelf geconcretiseerd in de werken van barmhartigheid.   We vinden ze uitgedrukt in een aantal teksten. Bij de zending van de apostelen horen we Jezus zeggen: “Genees zieken, wek doden op, reinig melaatsen en drijf demonen uit.   Voor niets hebben jullie gekregen, voor niets moet je geven” (Mt. 10, 8)

 “Jezus ging de berg op.   Er kwamen veel mensen naar hem toe met kreupelen, blinden, verminkten, stommen en nog veel anderen bij zich; ze legden die aan zijn voeten neer, en Hij genas hen” (Mt. 15, 30-31). De opsomming in Mt. 25 van de oordeelscriteria vormen de eigenlijke basis van de werken van barmhartigheid. Jezus besluit met een zeer merkwaardige zin: "Al wat ge gedaan hebt voor één van deze geringsten hebt ge voor Mij gedaan.” Deze zin is slechts te begrijpen in het licht van het liefdesgebod, waar ook de liefde tot God, tot de naaste en tot zichzelf op dezelfde lijn wordt geschreven.   We willen even dit drievoudige liefdesgebod ontleden.

Wat wordt eigenlijk in dit liefdesgebod gezegd?

a. Dat we God boven alles moeten liefhebben, maar dat de Godsliefde toch gelijkwaardig is aan de naastenliefde en de liefde tot zichzelf. Het onderscheid zit niet in de wijze van liefhebben, wel in het subject dat we moeten liefhebben.   De liefde van en tot God prevaleert steeds over de naastenliefde en de liefde tot zichzelf, omdat de liefde van God tot de mens het eerst is.  “God heeft ons het eerst liefgehad” (1 Joh. 4, 10).

b. De Godsliefde, de naastenliefde en de liefde tot zichzelf worden op dezelfde lijn geschreven, waardoor een quasi-gelijkwaardigheid ontstaat. De naastenliefde zit dus als het ware vervat tussen de Godsliefde en de liefde tot zichzelf.

c. Johannes zegt dat de liefde tot God onwillekeurig ook liefde tot de naaste tot gevolg heeft, zoniet is de liefde tot God geveinsd. “Als iemand zegt dat hij God liefheeft, terwijl hij zijn broeder haat, hij is een leugenaar.   Want als hij zijn broeder die hij ziet niet liefheeft, kan hij God niet liefhebben die hij nooit heeft gezien.  Dit gebod hebben we dan ook van Hem gekregen: wie God liefheeft moet ook zijn broeder liefhebben” (1 Joh. 20-21).

Is de naaste de ondergeschikte van God, toch wordt deze in dit gebod als het ware de unieke plaatsvervanger van God. De naaste kunnen we zien en God niet, dus kan onze liefde tot God slechts zichtbaar en tastbaar worden doorheen onze liefde tot de naaste.

De naaste beminnen is niet zonder meer hetzelfde als God beminnen, maar wie zijn naaste bemint, gehoorzaamt hoe dan ook reeds aan het eerste gebod. Het is ook in deze zin dat Jezus’ woord in Mt. 25 te begrijpen is:   “Al wat je aan één van deze geringsten hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan”.

We kunnen deze visie ook nog plaatsen in het licht van de schepping. De mens wordt er geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God (Gen. 1, 26).   Al de rest werd geschapen naar zijn soort.  Alleen de mens heeft als titel meegekregen: beeld en gelijkenis van God, quasi-gelijkwaardig aan God.

Wat is er zo bijzonder aan dit liefdesgebod?

a. Dat het een gebod is: Als we de menselijke liefde nemen, dan is deze niet te vatten door een gebod. Liefde is een emotie, een faculteit van het gevoel, dat spontaan en gratuit ontstaat en dat niet kan worden opgelegd. Door de liefde hier te vatten in een gebod, wordt uitdrukking gegeven aan het feit dat het hier fundamenteel over iets anders gaat dan een emotie. We zitten met het Goddelijk liefdesgebod dan op een ander niveau dan deze uit “spontane emotie” gegroeid “graag zien”.

b. Dit totaal anders zijn dan de emotionele liefdewordt nog versterkt door wat verder vermeld wordt als “Bemin uw vijanden”. Emotioneel kunnen we dat niet!   Maar we horen Christus in alle duidelijkheid de vraag stellen: “Wat voor buitengewoons doe je dan als je alleen maar liefhebt die jou liefhebben (= wederkerige, emotionele liefde).  Doen de heidenen dat ook niet?” (Mt. 5, 46). Het typisch christelijke van de naastenliefde wordt juist bepaald door haar grenzeloosheid: iedereen, overal, in alle omstandigheden (altijd) liefhebben.

Bemin ook in omstandigheden waar geen enkele aanleiding is om te beminnen!   Hierbij kunnen we verwijzen naar de parabel van de barmhartige Samaritaan. De naastenliefde die hier via een daad van barmhartigheid wordt voorgesteld, gaat verder dan de vriendschap (wederkerigheid), de verwantschap, de emotionele liefde, gaat de redelijkheid voorbij. De christelijke naastenliefde kenmerkt zich juist door haar totale onbaatzuchtigheid en het totaal ontbreken van wederkerigheid.

Onbaatzuchtig: gewoon omdat de andere er is (cfr. Levinas), zelfs als er geen nood is en zelfs als geen hulp meer kan baten (de zogenaamde doden begraven is daar een voorbeeld van). Ontbreken van wederkerigheid: ik verwacht letterlijk niets terug, zelfs geen dank.

c. Het is ook een gebod zonder verbod, een gebod dat niets verbiedt.

We kunnen alleen niet ver genoeg gaan. We kunnen dus nooit zeggen: we hebben genoeg liefgehad.   Dit geeft natuurlijk een gevoel van onverzadigbaarheid, van steeds onder de maat blijven, van mateloosheid.De maat van de liefde is inderdaad liefde zonder maat.

Hoe kunnen we nu met deze mateloosheid, dit shockerende van het liefdesgebod omgaan?

a. We kennen de vraag van de apostelen: Wie kan er dan nog gered worden?
 Het is menselijk gezien een onmogelijke opdracht en het geeft een zeer frustrerend gevoel van steeds onder de maat te blijven. Dit steeds onder de maat blijven zal een constante blijven, kunnen we niet wegwerken, maar het hoeft daarom geen frustratie te worden. Het antwoord zit in het liefdesgebod zelf: Bemin God bovenal, laat u beschijnen door Gods liefde en bid om Gods liefde en Gods liefde zal u liefdebekwaam maken.   Wij hebben lief, we kunnen liefhebben omdat Hij ons het eerst “heeft liefgehad” (1 Joh. 4, 19).

b. “Bemin je naaste als jezelf” bevat ook geen enkele richtingwijzer naar de te volgen weg.
En het “bemin je vijand” geeft een mateloosheid aan en klinkt zelfs shockerend.Het blijft een radicaliteit waar we eigenlijk moeilijk weg mee kunnen. Christus zelf heeft dit begrepen door zelf de naastenliefde te vertalen, te kaderen in de werken van barmhartigheid.   (Cfr. Mt. 25) En ook de christelijke traditie heeft dat begrepen en is aan die moeilijkheid tegemoetgekomen door een tweevoudige lijst van werken van barmhartigheid op te stellen, die een handzame invulling biedt van het eigen onhandelbaar gebod.  Daardoor wordt het gebod niet minder radicaal, maar het wordt handelbaar.We moeten er onmiddellijk aan toevoegen dat het verrichten van de werken van barmhartigheid op zich nog geen naastenliefde is.

Nemen we het voorbeeld van het voedsel geven aan de hongerigen.   Je kunt dit doen uit compassie, emotioneel voel je je betrokken op de andere.  Dat is barmhartigheid tonen.  Barmhartigheid wordt naastenliefde wanneer je die andere voedsel blijft geven, ondanks het feit dat die andere niet positief reageert op uw barmhartigheid.  De naastenliefde wordt geboren als de daad stopt een spontane reactie van helpen te zijn. We kunnen het ook anders formuleren: iemand helpen wordt een echte daad van barmhartigheid als deze daad gesteld wordt in het perspectief van de naastenliefde.

Hoe zit het eigenlijk met de gastvrijheid, vreemdeling,vluchteling en vreemdelingen?

Gastvrijheid

In de Bijbel is het bieden van gastvrijheid erg belangrijk. Wie ergens te gast is, mag gastvrijheid verwachten. Bij het zien van drie vreemdelingen, waaronder God Zelf, zet Abraham hen meteen water, brood, melk en vlees voor. Hij biedt hen ook water aan om hun voeten te wassen en een schaduwplek om uit te rusten. Het was voor Abraham een nederlaag geweest als deze gasten aan hem voorbijgegaan waren (Gen.18:1-8). Als later de inwoners van Sodom de twee vreemdelingen in hun stad – engelen van God – willen verkrachten, is dat niet alleen een verwerpelijk plan, maar ook de grofste schending van de gastvrijheid (Gen.19:4-11).

Als de Israëlieten tijdens hun reis door de woestijn bij het ‘broedervolk’ Edom om een vrije doortocht vragen, tonen de Edomieten geen gastvrijheid, maar vijandschap (Num.20:14-21). Ook David krijgt te maken een ‘gesloten deur’ als hij bij de rijke boer Nabal aanklopt. Nabals vrouw Abigaïl voelt meteen aan hoe schandelijk Nabals afwijzing van Davids verzoek is. Omdat Nabal zijn overvloed niet met anderen wil delen, wordt hij door een van zijn eigen knechten ‘een verdorven man’ genoemd (1 Sam.25:17).

Wanneer de profeet Elia in de stad Zarfath komt, vraagt hij vrijmoedig eten en drinken aan een weduwe die hij tegenkomt. Als vanzelfsprekend wil zij hem dat geven, ware het niet dat zij zelf geen brood meer in huis heeft (1 Kon.17:10-12).

In het N.T. zie je hetzelfde. Wanneer Jezus bij Simon de Farizeeër te gast is, zegt Hij dat Simon in gebreke is gebleven. Simon heeft Hem namelijk geen water aangeboden om Zijn voeten te wassen, Hem geen kus gegeven en Zijn hoofd niet met olie gezalfd (Luk.7:44-46).

De apostelen roepen ons op om gastvrije mensen te zijn. Zo draait de derde brief van Johannes om het openen van je huis en je hart voor rondreizende dienaren van God. Wie zijn huis en hart voor zijn naaste sluit, zoals Diotrefes doet, is niet met God verbonden.

Christenen zijn herkenbaar aan hun liefde – waarvan gastvrijheid een uiting is: ‘Leg u toe op de gastvrijheid’ (Rom.12:13). De gasten die je ontvangt, kunnen zonder dat je het weet engelen zijn: ‘Vergeet de gastvrijheid niet, want hierdoor hebben sommigen zonder het te weten engelen onderdak geboden’ (Hebr.13:2). Hoe ben je een ‘christelijke gastheer of -vrouw’? Als je van harte dient en niet moppert: ‘Wees gastvrij voor elkaar, zonder morren’ (1 Petr.4:9). Christen zijn is onlosmakelijk verbonden met gastvrij zijn. Het ‘ieder voor zich’ staat haaks op het evangelie.

Vreemdeling

De Bijbel staat vol met teksten over de vreemdeling en het vreemdelingschap. Belangrijk zijn deze woorden: ‘Dan moet u voor het aangezicht van de HEERE, uw God, betuigen en zeggen: Mijn vader was een verloren Syriër. Hij trok naar Egypte en verbleef daar als vreemdeling met weinig mensen, maar hij werd daar tot een groot, machtig en talrijk volk’ (Deut.26:5). Het volk Israël is als een vreemdeling (Ex.23:9). De identiteit van Gods volk is onlosmakelijk verbonden met het vreemdelingschap van de aartsvaders. Later zegt koning David het zo: ‘Want wij zijn vreemdelingen voor Uw aangezicht en bijwoners, zoals al onze vaderen’ (1 Kron.29:15).

Vervolgens wordt duidelijk dat asielzoekers te midden van de Israëlieten zowel rechten als plichten hebben. Bekend zijn de woorden uit de Tien Geboden over ‘uw vreemdeling die binnen uw poorten is’ (Ex.20:10, Deut.5:14). Hij heeft recht op rust en moet de rustdag houden.

Elders in het O.T. staat het verbod om het recht van de vreemdeling te buigen (Ex.22:21, Lev.19:33, Deut.24:17, Jer.7:5-6, Mal.3:5). Wie vreemdelingen respectloos behandelt, is vervloekt (Deut.27:19). Daarom staat er in de Schriften dat wat er aan koren, olijven en druiven na de oogst op de grond is blijven liggen, bestemd is voor de vreemdeling (Lev.19:9-10, Deut.24:19-21). Het verhaal over Ruth laat zien hoe zij als Moabitische eten mocht verzamelen op het land van Boaz uit Bethlehem.

In het licht van deze gegevens verbaast het niet dat Gods Woord een expliciet liefdesgebod heeft aangaande vreemdelingen: ‘Daarom moet u de vreemdeling liefhebben, want u bent zelf vreemdelingen geweest in het land Egypte’ (Lev.19:34, Deut.10:19). Israël moet God navolgen in liefde en barmhartigheid voor asielzoekers: ‘Die de vreemdeling liefheeft door hem brood en kleding te geven’ (Deut.10:18), en: ‘De HEERE bewaart de vreemdelingen’ (Ps.146:9). In het N.T. wordt het verzorgen van vreemdelingen genoemd als een van de goede werken die gelovige weduwen doen (1 Tim.5:9-10).

God wijst in het O.T. zes vrijsteden aan die dienst doen als ‘vluchthaven’ voor vreemdelingen die per ongeluk iemand gedood hebben (Num.35:15). Zo heeft de vreemdeling ten allen tijde een schuilplaats waar hij of zij veilig is als er een ongeluk is gebeurd met een dodelijke afloop. Asielzoekers worden geenszins ‘vogelvrij verklaard’.

In geestelijke zin zijn trouwens al Gods kinderen vreemdelingen (Ps.119:19, 1Petr.2:11, Hebr.11:13). Petrus zegt tegen ons: ‘En als u Hem als Vader aanroept (…) wandel dan in de vreze des Heeren, gedurende de tijd van uw vreemdelingschap’ (1Petr.1:17). Deze aarde is niet het ‘thuis’ van Jezus’ discipelen. Zij zijn namelijk onderweg naar het Vaderhuis en het nieuwe Jeruzalem. Hun leven is een pelgrimsreis naar Gods toekomst. Kan een christen zich echt thuis voelen op aarde?

In de gelijkenis van de schapen en de bokken wordt duidelijk wie de trouwe volgelingen van Christus zijn. Zij hebben onder meer vreemdelingen welkom geheten. Belangrijk is dat wij in de vreemdeling Jezus Zelf ontmoeten. Hij zegt namelijk: ‘Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan’ (Mat.25:40). Dat geeft de kerk te denken – zeker als er een AZC in de buurt is!

Vluchteling

Jakob, Mozes, David en Elia: vele figuren uit de Bijbel moeten op een zeker moment vluchten. Vluchtelingen hebben een zwaar bestaan. Zij hebben ‘huis en haard’ achtergelaten en gaan een onzekere toekomst tegemoet. Maar op al hun vluchtwegen is God Zijn kinderen nabij, zodat zij kunnen zeggen: ‘Ú hebt mijn omzwervingen geteld; doe mijn tranen in Uw kruik. Staan zij niet in Uw register?’ (Ps.56:9).

Door de eeuwen heen zijn christenen vaak op de vlucht geweest. De christenvervolging die na de moord op Stefanus begon (Hand.8:1), zet zich voort tot op de dag van vandaag. De geloofsgetuigen beleefden al hoe zwaar dat was: ‘De wereld was hen niet waard. Zij dwaalden rond in afgelegen plaatsen en verbleven op bergen, in grotten en in holen in de aarde’ (Hebr.11:38). Wie op de vlucht slaat, is dakloos geworden, neemt weinig kleren mee en moet zoeken naar eten en drinken. God wil Zich over zulke vluchtelingen ontfermen. De vraag is echter waarvoor de kerk kiest: liefde of angst? Het zijn elkaars tegenpolen!

Gods Zoon is Zelf een vluchteling geweest

Als kind moest Jezus vluchten voor Zijn leven. Nadat de wijzen uit het oosten vertrokken waren, verscheen er een engel van de Heere aan Jozef in een droom die zei: ‘Sta op, en neem het Kind en Zijn moeder met u mee, en vlucht naar Egypte, en blijf daar totdat ik het u zal zeggen, want Herodes zal het Kind zoeken om Het om te brengen. Hij stond dan op, nam het Kind en Zijn moeder in de nacht met zich mee en vertrok naar Egypte’ (Mat.2:13-14). De vreemdeling is God niet vreemd, omdat Zijn eigen Zoon een vluchteling was. Zo is Hij deelgenoot geworden van ons ‘vluchtelingenprobleem’.

We kennen de 7 lichamelijke werken van barmhartigheid:

(zie ook Barmhartiheid)

 ·        hongerigen spijzen
 ·        dorstigen laven
 ·        naakten kleden
 ·        vreemdelingen herbergen
 ·        zieken bezoeken
 ·        gevangenen verlossen
 ·        doden begraven

Het zijn zeer concrete handelingen, voor een deel zelfs gericht op nuttigheid.   De mens wordt dus concreet geholpen.  Deze lichamelijke werken hoeden ons er voor de naastenliefde te theoretisch, te geestelijk te beschouwen.

We worden echt opgeroepen het liefdesgebod in de praktijk te brengen. Het laatste werk overstijgt voor een deel dit nuttigheidsprincipe: de dode zelf heeft er geen enkel    nut van om begraven te worden, maar de mens blijft uw naaste, ook over de dood heen.  Hier zitten we op het niveau van een totaal afwezig zijn van wederkerigheid, van echte onbaatzuchtigheid.

De 7 geestelijke werken van barmhartigheid gaan meer in de richting van houdingen, van wijzen van omgaan met de concrete naaste:                            

(zie ook Barmhartigheid)

 ·        onwetenden onderrichten
 ·        twijfelaars raad geven
 ·        bedroefden troosten
 ·        zondaren vermanen
 ·        lastigen verdragen
 ·        beledigingen vergeven
 ·        voor allen (levenden en doden) bidden

Het laatste werk geeft ons de mogelijkheid onze eigen beperking aan te vullen, te vervolledigen met het bidden. Als alles gedaan is voor het welzijn van de naaste, kunnen we nog altijd iets meer doen: voor hen bidden, zelfs voor de doden.

We kunnen ons ook nog afvragen hoe we die naastenliefde, met dat steeds maar geven, kunnen uithouden?   Is er geen gevaar dat we uitgeput geraken?

Het evangelie geeft ons ook hier een antwoord op louter menselijk niveau. We nemen de parabel van de barmhartige Samaritaan en kijken welk verhaal erna komt: Jezus op bezoek bij Lazarus, Martha en Maria (Lc. 10, 41-42) met het gekende: “Martha, Martha, over veel zijt ge bezorgd en bekommerd.  Slechts één ding is noodzakelijk.  Maria heeft het beste deel gekozen en het zal haar niet ontnomen worden”.Deze tekst kan uitgelegd worden dat we bij onze barmhartigheid steeds het aspect van het gratuite geven en ontvangen moeten insluiten. Maar in het verhaal van Lazarus, Martha en Maria gaat het ook over een andere vorm van liefde, nl. de vriendschapsliefde, de emotionele liefde.

Het zou wel eens deze vriendschapsliefde kunnen zijn die ons menselijker wijze bekwaam maakt om ook de naastenliefde te beoefenen. Zij die nooit emotioneel liefde hebben ontvangen, zullen het wellicht moeilijk hebben om de naaste lief te hebben met een liefde die het emotionele overstijgt. Teilhard de Chardin zei daarover het volgende: “Christus had twee soorten vrienden: ‘enerzijds de armen, zieken, behoeftigen en zondaars aan wie Hij bewust het beste van zijn tijd besteedde’, anderzijds ‘ses amis de coeur’, de mensen bij wie Hij graag vertoefde en bij wie Hij zich ging herbronnen”. Het is m.a.w. onmogelijk om zich met hart en ziel te blijven inzetten voor de hulpbehoevenden, indien men tezelfdertijd niet kan bogen op een vriendschap die beantwoordt aan een spontaan verlangen en die derhalve geen enkele wilskrachtige inspanning vergt.  Zonder de ruggengraat van de onverplichte vriendschap blijft de volgehouden naastenliefde onleefbaar.

Hoe als individu het ideaal van de naastenliefde beoefenen?

De naastenliefde een plaats geven in onze dagelijkse realiteit is geen sinecure, omdat ze juist het wezen van dit handelen treft.   Er is met andere woorden geen tussenweg mogelijk: ofwel laten we ons handelen bepalen door de naastenliefde, ofwel handelen we zonder naastenliefde. We hebben dus als individu de opdracht aan de naastenliefde gestalte te geven in ons concreet op weg gaan met de anderen.   Hierbij kunnen we een aantal suggesties formuleren. We moeten ons laten oproepen door de radicaliteit van het evangelie, zoals deze als boodschap in de bergrede zit vervat.

Deze boodschap van Christus is radicaal en verdraagt geen compromissen.   In iedere uitspraak klinkt deze radicaliteit op, omdat ze verbonden wordt met de radicaliteit van de Vader. “Zoals uw hemelse Vader,” horen we Christus geregeld zeggen.  Als het gaat om b.v. de barmhartigheid, dan kunnen we niet een beetje barmhartig zijn, maar dan moeten we dit totaal zijn, zoals onze hemelse Vader barmhartig is.  Doorheen zijn eigen handelingen en doorheen de voorbeelden die Jezus ons geeft via de parabels wordt ons heel duidelijk dat de evangelische boodschap een boodschap is waar geen bovengrens is, waarbij het enige probleem steeds is, dat we niet ver genoeg gaan.  Nivellerende compromissen zijn uitgesloten en stroken niet met de geest van het evangelie.  We herkennen hier zeer goed de uitspraak van Vincent de Paul die op de vraag hoever men moest gaan met de naastenliefde antwoordde “Davantage – steeds meer en steeds verder”.

Deze radicaliteit moeten we koppelen aan een bescheidenheid die ons behoedt voor het fanatisme.  Radicaliteit kan omslaan in een fanatisme en zelfs een fundamentalisme, en dikwijls worden zij die zich radicaal opstellen verweten fanatiek te zijn.  Waar ligt de grens tussen de radicaliteit waartoe we opgeroepen worden en het fanatisme dat we te vermijden hebben?  Opnieuw kunnen we in de leer gaan bij Jezus.  Hij reageert op het kwaad dat mensen overkomt of aangedaan wordt nooit met een “totalitaire strijd” waarmee Hij het probleem van het kwaad definitief wil oplossen.  Zijn goed doen, waarmee Hij opkomt tegen allerlei vormen van lijden en aangedaan kwaad, blijft heel bescheiden, beperkt en partieel, volstrekt voorlopig.  De Franse theoloog Duquoc noemt dit “de spaarzaamheid van Jezus”.

Hij gaat al weldoende rond, geneest hier en daar een zieke.   Hij heeft geen “totaal-plan” om het kwade te breken en het goede definitief te vestigen.  Hij had dit kunnen doen, dit lag in zijn macht, maar Hij heeft het niet gedaan.  Zijn optreden had niets weg van een obsessionele gedrevenheid.  Hij ging alleen maar in op hetgeen aan Hem voorbij kwam, en in deze situaties gaf Hij een radicaal antwoord.

Dat was de methode van Jezus: op de plaats waar men staat en komt en bij de mensen met wie men in contact komt het goede doen en verkondigen, radicaal voor zichzelf, maar zonder dwang naar de andere toe.   Ruimte geven aan Gods genade betekent juist dat men de weg opent voor het goede doorheen de liefde.
 Het fanatisme ontstaat wanneer we het goede dwangmatig willen opleggen aan de andere, het goede dat wij denken goed te zijn.   Christelijke naastenliefde wil niet aan dit goede het laatste woord geven - noem het de ethiek - maar wel aan de liefde.  Liefde houdt juist het perspectief op het goede open, zonder dit goede per se te willen realiseren.  De verwarring ontstaat wanneer christenen hun visie op het goede willen opleggen aan de andere met een verbetenheid die ze radicaliteit noemen, maar die eigenlijk aan de liefde voorbijgaat.

Veel kritiek op de zogenaamde lauwheid van christenen heeft te maken met dit overtrokken beeld van de radicaliteit.   Echte lauwheid ontstaat wanneer we in onze omgang met elkaar de radicaliteit van de liefde laten varen en niet wanneer we in naam van deze liefde de zwakheid van de medemens aanvaarden.  Onze strijd tegen het kwade en voor het goede mag geen strijd worden tegen de mens die het kwade bedrijft.  De blijvende liefde voor deze medemens zal juist ruimte scheppen opdat Gods genade het kwade kan omvormen tot het goede. Alleen met de liefde kan het kwade worden overwonnen.

Als we de “spaarzaamheid” van Jezus voor ogen nemen, hoe is het dan gesteld met onze drang om alles systematisch aan te pakken, doelgericht te werken, te structureren en te organiseren?   Ook op het vlak van de naastenliefde willen christenen de zaak systematisch aanpakken.  Worden we hierbij niet het slachtoffer van het nuttigheidsprincipe dat steeds meer veld wint.  En kunnen of mogen we dit principe toepassen op het vlak van de naastenliefde?  Als er één terrein is waar de nuttigheid niet telt, dan is het wel in de zaak van het geloof.  God beminnen, onze naaste beminnen doen we niet omdat het ons tot nut kan zijn, maar gewoon omdat God en de naaste er zijn.  Dat is en dat mag onze enige motivatie zijn.

Wanneer we nu de zaak van de naastenliefde systematisch en zelfs gestructureerd gaan aanpakken, dan kan dit nooit gericht zijn op het bekomen van een beter resultaat in de naastenliefde, maar louter op het bereiken van meer mensen die anders van onze liefde zouden verstoken zijn.

De naastenliefde zelf kan niet gestructureerd en gesystematiseerd worden, ze kan enkel aanwezig zijn binnen een systeem en binnen een structuur.   Wanneer we als participant van de menselijke polis opgeroepen worden om een gestructureerde bijdrage te leveren aan b.v. de strijd tegen de armoede, dan moeten we deze uitdaging aannemen en moet het onze bekommernis zijn om de mensen die we in deze actie ontmoeten onze liefde te geven, naast en met de gestructureerde aanpak van hun probleem inzake armoede.

Hetzelfde geldt voor de ziekenzorg waar we binnen onze deskundige zorg de zieke onze liefde willen tonen en aanbieden.   Het is deze liefde die onze deskundigheid nog zal aanscherpen en onze drang om alles goed te organiseren nog zal versterken.  Het goed organiseren kan een hulpmiddel zijn om de liefde een kans te geven om aanwezig te kunnen komen op plaatsen, in situaties en bij mensen waar dit anders moeilijk kan zijn.

De nuttigheid van het organiseren uit zich in het ruimte geven aan de naastenliefde, maar kan geen invloed hebben op de inhoudelijke werking van de naastenliefde.   Het nuttigheidsprincipe en het resultaatsdenken staan immers in oppositie tegenover de doeleinden van de christelijke naastenliefde.

In een wereld die geleid wordt door principes die overigens ver af staan van het geloof en de naastenliefde, is het moeilijk om deze naastenliefde in alle omstandigheden te realiseren.   Daarom is het belangrijk dat gelovigen steun zoeken bij elkaar.  Om wat mensen belangrijk vinden verenigen ze zich en vormen ze groep. In het nieuwe kerkbeeld wordt veel belang gehecht aan het vormen van zogenaamde basisgemeenschappen van waaruit gelovigen echt zout der aarde kunnen zijn.   In deze gemeenschappen mag men steun vinden om het in de polis uit te houden, om zich te sterken in de radicaliteit van de evangelische boodschap en om zich te hoeden voor het fanatisme dat ons bedreigt.  Het is vanuit deze gemeenschappen dat men ook op een meer georganiseerde wijze kan deelnemen aan het opbouwwerk van de polis en waarin men ruimte creëert om de naastenliefde te laten groeien.

Als we tenslotte opnieuw de vraag stellen hoe we als individu erin slagen om de naastenliefde te blijven beoefenen, dan is naast al hetgeen vooraf wordt gezegd één zaak nog het meest essentieel, nl. ons gericht zijn op God.   We kunnen de naaste maar echt liefhebben als we ons laten beschijnen door de liefde van God.  Regelmatige herbronning is dan ook levensnoodzakelijk willen we in ons leven blijvende ruimte scheppen voor de cultivering van de naastenliefde.  Zonder het regelmatig gebed, bezinning en geestelijke lectuur is het gevaar groot dat de invulling nog louter gericht is op resultaat, op wederkerigheid en op nuttigheid.

Omgaan met verschil

Bij het Laatste Avondmaal zegt Jezus tot zijn leerlingen: ‘Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben, zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben. Hieruit zullen allen opmaken dat gij mijn leerlingen zijn: als gij de liefde onder elkaar bewaart’ (Joh 13, 34-35).
 Met dit gebod vat Jezus eigenlijk zijn hele leven samen. Jezus zegt hier niet: ‘Voel u goed bij elkaar’, maar ‘bewaar de liefde onder elkaar’. Hij nodigt ons uit om goed om te gaan met de verschillen die er zijn tussen mensen en ons met die verschillen juist verbonden te voelen door die diepere grond die ons draagt. Want allen hebben wij dezelfde Vader, die elk van ons bemint. Jezus nodigt ons uit om met die waarheid, met die blik van God naar mensen te kijken, misschien in de eerste plaats naar diegene die we spontaan voorbij zouden lopen.

Liefhebben zoals God

God heeft aandacht voor elke mens en nodigt ook jou en mij daartoe uit. Wie zich door God bemind weet, weet dat God dat niet doet uit nieuwsgierigheid, uit een drang naar kritiek of om op zoek te gaan naar zelfbevestiging. Ook wij zouden zo’n aandacht voor mensen moeten proberen opbrengen: echt luisteren, met eerbied en respect, zonder vooroordelen of kritiek, zonder verwachtingen van de ander aan jezelf, hen als mens au sérieux nemen. Wellicht weet je uit eigen ervaring wat een mens met die houding voor een andere mens kan betekenen!

Vertel het aan de kinderen - Over HET LAATSTE AVONDMAAL

Jezus en zijn discipelen waren in Jeruzalem om het Pesachmaal (Pascha/Paasfeest) te vieren. Dit feest was toen een herinnering aan de tijd dat God zijn volk uit Egypte had geleid. Er werd een lam geslacht en ongedesemd brood gebakken, en saus met bittere kruiden klaar gemaakt, net zoals het toen in Egypte gebeurde. Het was een blij feest, een blijde herinnering aan de verlossing uit Egypte, een feest met dank in het hart.

"Waar gaan wij het Pesachmaal vieren?" vroegen de discipelen aan Jezus. "Ga maar naar de stad", zei Hij. "Daar zul je een man zien lopen met een kruik op zijn hoofd, volg hem maar en vraag aan de heer van dat huis waar wij het Pesachmaal kunnen vieren". De discipelen deden zoals Jezus had gezegd. Zij zagen de man lopen en volgden hem het huis binnen. De heer van het huis wees hen een zaal aan waar zij het Pesachmaal konden vieren. De discipelen maakten alles klaar wat nodig was voor het feest.

Het was een blij feest, maar de discipelen waren ook een beetje verdrietig. Jezus had gesproken over Zijn lijden en sterven en ze begrepen het niet. Wat zou er gaan gebeuren en waarom was dit nodig? Jezus zei: "Dit is de laatste keer dat ik met jullie dit Pesachmaal zal vieren, tot dat we in Mijn Koninkrijk zijn". De discipelen schrokken, de laatste maal? Waar zou Jezus dan zijn? "Het zal niet lang meer duren, dat ik gevangen genomen zal worden", sprak Jezus en dan moet ik sterven. Eén van jullie zal mij verraden". De discipelen keken elkaar verbaasd aan. Nee toch, hoe kon nu iemand van hen Jezus verraden? Johannes, die dicht bij Jezus zat vroeg zacht: "Wie is het Here, wie zal U verraden?" Degene die ik een stuk brood geeft, die zal mij verraden", antwoordde Jezus zacht, zodat alleen Johannes het kon horen. Toen gaf Hij het brood aan Judas.

Ook Judas was geschrokken van de woorden van Jezus. Zou Jezus weten wat hij van plan was. Kende Jezus zijn gedachten, het boze plan dat hij had beraamd? Wist Jezus wat er zou gaan gebeuren? Ook Judas vroeg: "Ben ik het Heer?" Jezus keek Judas heel verdrietig aan. "Ja, jij bent het. Ga maar doen wat je van plan bent", zei Hij tegen Judas. Jezus wist alles van Hem. Judas stond op en ging naar buiten, de donkere avond in om zijn vreselijke plan uit te voeren.

De andere discipelen wisten niet wat Judas ging doen. Ze dachten dat hij nog iets ging kopen voor het feest, of iets moest brengen bij de armen. Maar Jezus wist het wel.

Ze aten van het brood en dronken van de wijn. Jezus nam het brood en brak er een stuk af. "Dit moeten jullie altijd blijven doen, als herinnering aan mij. Het gebroken brood, is een herinnering aan mijn lichaam, mijn leven, dat ook voor jullie gebroken zal worden". Hij nam de beker met de wijn. "Deze wijn is een herinnering aan het bloed, mijn bloed, dat zal vloeien, ook voor jullie. Neem het brood en drink de wijn en doe dit later ook, zodat je altijd weer aan mij zult denken en aan het offer dat ik voor jullie heb gebracht. Dat mogen jullie nooit vergeten".

Jezus vertelde, dat hij deze nacht gevangen genomen zou worden en veel zou moeten lijden en sterven. "Jullie zullen me allemaal in de steek laten", zei Jezus. "Nee hoor", riep Petrus, "ik zal U nooit verlaten, maar altijd bij U blijven. Ik zou wel voor U willen sterven". "Ook jij zult me verlaten, Petrus.Vóór dat de haan in de vroege ochtend zal kraaien, zul je liegen en tot 3 x toe zeggen,dat je me nooit hebt gekend". Petrus kon het niet geloven en de andere discipelen ook niet. Jezus verraden? Dat nooit.

Jezus sprak nog veel met de discipelen. Hij vertelde dat ze erg verdrietig zouden zijn, maar dat er ook weer iets heel moois zou gebeuren. Jezus moest wel sterven, maar Hij zou ook weer leven. Hij zou niet dood blijven, maar weer opstaan uit de dood. Daarna zou Hij naar de hemel gaan en daar mochten zij later ook komen. Toen baden ze samen. Jezus bad voor Zijn discipelen en voor alle mensen. Hij bad ook voor jou en voor mij. "Vader, ik wil dat ze allemaal bij Mij in de hemel komen". Want niet alleen de discipelen mogen later bij Jezus in de hemel komen, maar alle mensen en kinderen van de hele wereld. Jezus stierf voor ons allemaal, maar dat begrepen de discipelen toen nog niet.

Jezus stond op. "Kom maar, laten we gaan, zei Hij. En ze gingen de donkere nacht in.

De Liefde in het geloof - door Hugo Binning

Houdt het voorbeeld van de gezonde woorden, die gij van mij gehoord hebt, in geloof en liefde, die in Christus Jezus is. (2 Tim.1:13) Hier is de som van de religie. Al de Goddelijke waarheden kunnen worden teruggebracht tot deze twee: Geloof en Liefde. Wat hebben wij meer te leren dan in Christus te geloven en Hem lief te hebben en voor Hem te leven? Dit is de plicht van de mensen en de weg tot het eeuwige leven.

God drukt aan het menselijk geslacht Zijn goedheid, wijsheid, macht, heiligheid en rechtvaardigheid uit. De Heere ontfermt Zich over de mens, gelijk een vader over zijn kinderen. Hier is het wonder, toen God de mens met liefde achtervolgde en nog achtervolgt en voor mensen zelfs Zijn hart en ingewanden van liefde in Jezus Christus opent.

Zie hier dan de tweede openbaring van God, in een weg van genade, barmhartigheid en ontferming voor verloren zondaren. De goedertierenheid van God is verschenen , niet uit de werken, maar naar Zijn overvloedige barmhartigheid in Christus Jezus. Christus heeft Zichzelf een rantsoen gevonden om Zijn gerechtigheid te voldoen. Christus is nabij gekomen om ons te verzoenen tot Zichzelf. De wet, die veroordeelt, is door Christus gelegd in uw handen om tot Zijn eer te leven.

Het geloof is gelijk een fontein van genade, waaruit stromen van de dierbare beloften vloeien tot zaligheid.
Laat u Christus en de beloften aanmerken door haar gewicht op Hem te leggen. Het grote punt van gezond geloof is te geloven met ons hart, dat wij niet kunnen geloven, omdat het is verzegeling met het Woord van God is. Graag zeg ik tegen u: Die in God de Wetgever geloven, geloof ook in Christus de Verlosser. Geloven in Christus is eenvoudig dit: Ik ben goddeloos, ellendig, maar ik ben gewillig Jezus Christus tot mijn Zaligmaker te hebben. Het is niet anders dan Christus te verwelkomen en te zeggen, Ja Heere Jezus, ik ben in mijn ziel tevreden, dag U mijn Zaligmaker bent.

Het geloof van christus is geen fantasie. Het geloof woont in het hart en woont met de liefde. De liefde is de boezem van het geloof, omdat het geloof een zielsomhelzing van Christus is. Het geloof is een kiezen voor Hem tot mijn deel. Geloof en liefde zijn twee woorden, maar zijn elkaars gelijke. Geloof en liefde zijn uitgangen van de ziel naar Christus om leven. Geloof en liefde ademen naar Christus, om meer van Christus te smaken hoe goed Christus is.

De liefde tot God is de vervulling van de wet. De liefde is een liefdedienst voor Christus. De liefde is het alleen die Hem standvastig en met vermaakt dient. Die Mij liefheeft en blijft in Mijn liefde, die zal Ik liefhebben. Ik en Mijn Vader zullen komen en woning bij u maken!

Een christus die de liefde van God liefheeft, heeft God zelf lief. Er is geen krachtiger weg om de liefde tot Jezus Christus te vermeerderen dan Zijn liefde te geloven. Christus Jezus is de Auteur en Voleinder van het geloof en de liefde. Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. De leer van geloof en liefde kan uw ziel zaligmaken. 

 

 

Heer, wees mijn Gids

                                

INFO: DE WEG - DE WAARHEID HET LEVEN FILM

Handige Bijbel

Remember all victims of violence worldwide   

GEBED  LEEFREGEL  BELIJDENIS  

DE WEG | DE WAARHEID HET LEVEN | FILM | AUDIO

CREATOR

HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS

Waard om te weten :

Een hartelijk welkom op de site
Deze pagina printen
Sitemap

Wie zoekt zal vinden

FAQ - HELP

Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
 
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen


Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden"Lees eens: Het zwijgen van God

God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.
Lees eens:  God's Liefde

Schat onder handbereik


Bemoediging en troost

Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible -
 great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps

Read more for Study  
Apocrypha, Historic Works
 GELOOF EN LEVEN een
          KLEINE HULP VOOR  ONDERWEG
 

Wie zoekt zal vinden           


www Holyhome.nl

Boeiende Series :

Bijbelvertalingen
Bijbel en Kunst

Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten

De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard

De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus

Goede Vruchten
Geestesgaven

Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid

Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen

De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen

Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels

Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
 
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!  

Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels

Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron

Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels

Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken

Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
 Luisterbijbel

Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst   -1-   -2-

Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk opOnline-bijbel.nl
         
  (
What's good, use it)