43. HET HEILIGE
1. Het Heilige
2. De koperen zee
3. Twee vormen, hoe men zich de zuilen Jachin en Boaz voorstelt.






1. Het Heilige
was van het Heilige der Heiligen afgescheiden door de Voorhang (F) die daar aan vier pilaren is opgehangen . De wanden rechts en links zijn opgetrokken uit houten planken (Statenvert. "berderen").
Aan de zuidzijde (Ex. 40: 24) staat de Kandelaar (A) beter: luchter (Ex. 25: 6; 35: 8) want tot verlichting van het heiligdom diende "zuivere olie uit gestoten olijven" (Ex. 27: 20). Het is een kunstwerk van louter goud. Op het voetstuk verheft zich de schacht (de recht opgaande stam): daaruit schieten drie paar armen uit, die met hun top gelijk in hoogte staan met de top van de schacht. Op die top en op de zes rieten zijn bloemkelken in de vorm van amandelbloesem; daarin werden lampen met olie geplaatst. Onder het schaaltje ziet men een versiering van knopen en bloemen (Ex. 25: 34). Over de plaatsing van de lampen wordt gezegd: Gij zult er zeven lampen voor maken en men zal die lampen er op zetten en het licht laten vallen naar de voorkant (Ex. 25: 37). Bij de luchter behoorden nog kleinere gereedschappen "snuiters" en "bakjes" (D links).
Vlak tegenover de gouden luchter stond aan de noordzijde (Exodus 40: 22) de Tafel der Toonbroden (bij C). De beschrijving is in Ex. ?5: 23-30 en 37: 10-16. De tafel was van acaciahout met goud overtrokken. Aan alle zijden was haar blad omgeven door een gouden omlijsting (C); onder de omlijsting was een rand van een hand breed en onder die rand weer een gouden omlijsting (Statenvert. "lijst"); zij stond op vier poten; verder waren er vier gouden ringen en daardoor werden de handbomen gestoken (bij E). Bij de tafel waren verschillende gereedschappen: schotels, schalen (vermoedelijk kleinere schalen om daarin wierook te doen; die wierook diende, naar Lev. 24: 7,8 als gedenkoffer van het brood). De broden waren twaalf in getal in twee rijen, zes bij zes, op de reine tafel (Lev. 24: 6; daarbij was dan de wierook).
Het Reukaltaar (B) (Ex. 30: 1-7; 37: 25-28) was van acaciahout overtrokken met louter goud; aan de hoeken zaten hoornen.
In Ex. 30: 7,8 wordt van Aaron gezegd, dat hij het gouden Reukaltaar zou aansteken; Aaron deed het bij de inwijding van de Tabernakel, bij de aanvaarding van zijn priesterdom, gelijk hij en de Hogepriesters na hem het deden op de Grote Verzoendag, op de Sabbath, op het feest der nieuwe maan en op de gezette hoge feesten. (Zulk een geval is hier voorgesteld op de tekening, waar de Hogepriester staat bij het Reukaltaar). Het reukwerk bestond uit vier bestanddelen (Ex. 30: 3436).
Het is dit reukwerk waarvan David bij vergelijking zegt: Laat mijn gebed als reukoffer voor uw aangezicht staan (Ps. 141: 2).
2. De koperen zee
(koper is brons). De hoogte van de koperen zee (a), het bekken, bedraagt ongeveer 21/2 m, de doorsnee aan de bovenrand ongeveer 4,90 m; de dikte is één handbreed. Het bekken wordt gedragen door vier groepen van drie runderen (b) alle van brons vervaardigd (1 Kon. 7: 23 v.v.;2Kron.4: 2v.v.).




3. Twee vormen, hoe men zich de zuilen Jachin en Boaz voorstelt.
De kapitelen zijn omgeven door een bronzen vlechtwerk met twee rijen granaatappelen .